Kan een verhuurder ontruiming van het gehuurde vorderen?

De verhuurder kan binnen zes maanden nadat hij op grond van artikel 7:269 lid 1 BW de onderhuur heeft voortgezet vorderen dat de rechter zal bepalen dat de huur met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip zal eindigen. Daarbij zal de verhuurder moeten aantonen:
  • Dat de wederpartij van uit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur;
  • De onderhuur is aangegaan met de kennelijke strekking de onderhuurder de positie van huurder te verschaffen;
  • In de gegeven omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, mede gelet op de inhoud van de huurovereenkomst die betrekking hebben op soortgelijke ruimte alsmede op de inhoud van de geëindigde huur tussen hem en de huurder en de inhoud van de voortgezette huurovereenkomst, niet van hem kan worden gevergd dat hij de huur met de wederpartij voortzet;
  • De wederpartij, indien het woonruimte betreft, niet een huisvestigingsvergunning kan overleggen.
De ontbindingsgrond dat het gezien de omstandigheden van de verhuurder niet mag worden verlangd dat hij een huurovereenkomst voortzet, is een belangenafweging tussen de belangen van de verhuurder en de voormalige onderhuurder. Daarbij kunnen een rol spelen de duur van de onderhuur, de bedoelingen van de gewezen onderhuurder alsmede zijn belangen bij de voortzetting van de bewoning en die van de verhuurder bij het vrijkomen van de woonruimte. De belangen van sociale verhuurders met een eigen wachtlijst- en distributiestelsel wegen in de regel zwaar. Ook de voorwaarden van de onderhuur kunnen een rol spelen, al leidde een lage, maar op grond van het huurprijzenrecht vastgestelde (onder-)huurprijs niet tot beëindiging.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 114 vragen en antwoorden over Vastgoed Huur & Verhuur.