Heeft de erfpachter de plicht bij het einde van de erfpacht door hem aangebrachte zaken weg te halen of recht op vergoeding?

Bij het einde van de erfpacht heeft de voormalige erfpachter het recht gebouwen, werken en beplantingen weg te nemen, die door hem of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar van de grond tegen vergoeding zijn overgenomen, mits hij de onroerende zaak die hij in erfpacht had in de oude toestand herstelt (artikel 5:89 lid 3 BW). In de akte van vestiging kan dit wegneemrecht zijn beperkt of uitgesloten. Indien dit artikel geen toepassing vindt, geldt dat bij het einde van de erfpacht, de voormalige erfpachter recht heeft op een vergoeding van de waarde van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hem of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar van de grond tegen vergoeding zijn overgenomen. Dit recht op vergoeding kan in de akte van vestiging in bepaalde gevallen zijn beperkt of uitgesloten:
  1. Indien de gebouwen, werken en beplantingen onverplicht zijn aangebracht en de erfpachter ze bij het einde van de erfpacht mocht weghalen;
  2. Indien de erfpachter de erfpacht heeft opgezegd;
  3. Indien de in erfpacht gegeven grond een andere bestemming had dan woningbouw;
  4. Indien de gebouwen, werken en beplantingen niet door de erfpachter zelf zijn bekostigd.
De eigenaar van de onroerende zaak mag deze vergoeding verrekenen met hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht nog van de erfpachter te vorderen heeft. De eigenaar heeft, in beginsel, bovendien een retentierecht op hetgeen de erfpachter mocht weghalen totdat hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht van hem te vorderen heeft, is voldaan. Daarentegen heeft ook de erfpachter een retentierecht, en wel op de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak totdat de aan hem verschuldigde vergoeding is betaald. In de akte van vestiging mag niet van het retentierecht van de erfpachter worden afgeweken.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 179 vragen en antwoorden over Vastgoed: Koop & Eigendom.