Bazenbargoens

Columns

Wie zijn oren sluit voor de taal waarmee managers hun medewerkers vaak bejegenen, doet ook zijn ogen dicht voor een van de fundamenten van de bedrijfscultuur. Taal is terra incognita voor de gemiddelde manager. Zij richten zich liever op balanced score cards, klanttevredenheidsonderzoeken, motivatiesessies, managementtrainingen en niet te vergeten een nieuwe missie met bijpassende huisstijl. Al deze erkende instrumenten blijken ijle lucht als managers tegen hun medewerkers blijven zeggen ‘Hoe vind je zelf dat het gaat?’, ‘Ik hoor wat je zegt’ en ‘Goed punt. Dat parkeren we even.’

 

We hebben het over die korte zinnetjes waarmee managers ongemakkelijke vragen en situaties pareren. Ik noem het bazenbargoens. Vaak zijn ze prettig verpakt en even prettig uitgesproken, geheel volgens het format van de coachende manager, maar als het moet kan er het nodige azijn aan worden toegevoegd. ‘Dat zijn details’ en ‘Vertrouwen is goed, controle is beter.’

Bazenbargoens kleeft aan managers. Er is geen opleiding waar ze het leren en toch spreken ze het allemaal. Hoe kan dit toch? Een vraag aan de lezers van dit stukje. Ikzelf denk dat menige manager  in een kramp van onbeholpenheid, angst of zelfs arrogantie schiet als hij (en zij ook!) wordt geconfronteerd met onverwachte of ongewenste vragen en opmerkingen van medewerkers. Heb je net een vlammend betoog afgestoken over het nieuwe beleid van het bedrijf, komen ze met allerhande praktische problemen op de proppen! “Dat zijn details”, stamel je, omdat je niet het flauwste benul hebt van wat ze bedoelen of gewoon omdat je vindt dat ze de sfeer bederven. En als ze dan nog hun mond niet houden, hoor je jezelf opeens zeggen: “Mijn besluit staat vast”.

Natuurlijk, medewerkers kunnen met de pietluttigste dingen bij je komen, maar dan is de verkeerde reactie een nummertje bazenbargoens ten beste te geven. Veel intelligenter en respectvoller is je af te vragen waarom ze dat doen. Het kan zo maar zijn dat jij als manager dat zelf uitlokt door je met alles te willen bemoeien of dat er een bedrijfscultuur van wantrouwen en overregulering is ontstaan. Ken u zelf, de eerste eis aan bazen.

Dat moeten we niet willen

Gaan we lekker in badje en dan lief slaapje slaapje doen?’ Het is die merkwaardige kromspraak van jonge vaders en moeders, zonder lidwoorden en vol verkleinwoorden en herhalingen. Geen taal die letterlijk genomen moet worden, want één ding staat als een paal boven het badwater en dat is dat er maar één het bad en het bed in gaat en dat is het kind.

Het is onbewezen, maar niet erg aannemelijk dat baby’s van hun pappa en mamma verlangen dat ze in gebroken taal worden toegesproken. Het zijn de ouders die denken dat ze met verfomfaaid taalgebruik het beste doordringen tot hun kinderen. Een misverstand waar ze alras van terugkomen als hun kinderen beginnen te praten en dat in normaal Nederlands doen. Een enkele volwassene die tot zijn spijt uit de kinderen is, wil zijn huisdier wel eens in de taal van de babykamer toespreken, maar dat dit niet serieus bedoeld is blijkt zodra het beest zich niet aan de regels van het baasje houdt. ‘Koest!’ en ‘Hier!’ wordt aan weinig kinderbedjes vernomen.

Toch is het niet terecht om babytaal af te doen als een tijdelijke verbale ontsporing van ouders. Ze is ook de bron waar vele bazen uit putten. O zeker, de woordenschat is uitgebreider, het gebruik van lidwoorden is correct, de grammatica meestal ook wel en van verkleinwoorden wordt niet veel gebruikgemaakt. Maar
de babytaal laat zich niet verhullen, ze klinkt door in elke zin. De baas (vader of moeder) probeert contact te krijgen met de medewerker (baby) door het veelvuldig gebruik van het woordje wij zonder ook maar één seconde aan zichzelf te denken. ‘We moeten harder werken’ of ‘We moeten meer omzet maken’, ik geef een paar verantwoorde voorbeelden.

Er zijn deskundigen die menen dat dit babydialect ook bij andere gezagsdragers voorkomt, maar dat is niet juist. Er wordt veel gewijd op tv en op straat, maar het blijft imitatie. ‘Dat hebben we in dit land zo met elkaar afgesproken’ (minister) of ‘Waar gaan we zonder achterlicht naar toe?’ (politieman), het is kitsch.

Nee, dan de echte baas! Het baby-idioom ligt hem in de mond bestorven. Logisch, want is management, niet een soort vaderschap, en is personeel niet zoiets als een jong kind? Nou dan! Hij kijkt over de rand van het wiegje en zegt: ‘Zo maken we nooit promotie.’ Hij vult het badje en babbelt: ‘We gaan natuurlijk niet zomaar de regels veranderen.’

Een heel enkele keer wil iemand wel eens wat terugzeggen, meestal net in dienst, een echte baby dus. Bezwaar maken of zoiets, kritiek hebben zelfs? Pardon? ‘Dat moeten we niet willen.’

Paul Verburgt
www.minimalmanagement.nl

 

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Meer over Organisatiecultuur