“De gezamenlijke Nederlandse gemeenten moeten vanaf 2011 € 1 miljard bezuinigen” was vorige week te lezen in het Financieel Dagblad. Dat zal nog een hele tour worden. Het gemeentelijk apparaat is in de regel nog steeds naar binnen gericht en daardoor inefficiënt. Daarnaast zijn gemeenten te weinig transparant over de wijze waarop zij de kosten en tarieven voor hun diensten bepalen. Daardoor heeft de burger al snel de indruk dat bezuinigingen op hem worden afgewenteld.
De klok kan er ieder jaar op gelijk worden gezet. Zo rond de derde week van augustus verschijnen publicaties over grote verschillen tussen de bouwleges die verschillende gemeenten rekenen. Uit het onderzoek dat dit jaar in opdracht van de Vereniging Eigen Huis is uitgevoerd blijkt dat bewoners van Zundert € 638 betalen voor een lichte bouwvergunning voor een project tot maximaal € 10.000. In Leiden wordt voor dezelfde vergunning € 35, gevraagd terwijl het landelijk gemiddelde € 255 bedraagt.
Pikant is dat het blad Binnenlands Bestuur ongeveer gelijktijdig meldt dat gemeenten dit jaar tientallen procenten minder inkomsten uit bouwleges binnen krijgen omdat het aantal bouwprojecten in de eerste helft van dit jaar zeker met een kwart is verminderd. Directielid Sandra Korthuis van de Vereniging van Nederlandse gemeenten heeft volgens hetzelfde blad wel een oplossing: “verhoging van de ozb-tarieven, verhoging van de bouwleges of door te bezuinigen.”
Prijzen verhogen dus of de kosten verlagen. Alleen een monopolist kan zich straffeloos permitteren de prijzen te verhogen als de aantallen afgezette producten stagneren. Gemeenten zijn lokaal monopolist. Te hopen valt derhalve dat gemeenteraden die uiteindelijk de hoogte van de leges goedkeuren daar een stokje voor zullen steken. In een marktsituatie met concurrenten zou dat anders gaan. Wanneer de vraag naar ijsjes terugloopt en Unilever besluit de prijzen te verhogen lopen de consumenten over naar concurrenten. Unilever zal dus naar andere oplossingen zoeken, zoals het verbeteren van de efficiëntie (lagere kosten) en de introductie van nieuwe producten die zorgen voor nieuwe omzet. Het kan zich daardoor zelfs een prijsverlaging permitteren en daarmee de omzet stimuleren.
Maar bedrijfseconomisch denken en kostenbeheersing zit bij gemeenten nog niet in de genen. Als er al aan bezuinigingen wordt gedacht, dan ligt het voor de hand om vacatures niet in te vullen of in het uiterste geval personeel met regelingen uit te laten stromen. Dat is natuurlijk maar een deel van de oplossing. De uitdaging nu is de processen zo in te richten dat eenvoudig kan worden meebewogen met de fluctuaties in vraag. Dat kan bijvoorbeeld door met een kleinere vaste bezetting te werken en in piektijden flexibel in te huren. Ook valt er in de regel te besparen op arbeid door de activiteiten anders in te richten en meer gebruik te maken van informatietechnologie. Gemeentelijke organisaties hangen vaak van procedures aan elkaar en zijn naar binnen gericht. Ambtenaren houden daarmee ambtenaren aan het werk. Door te snoeien in procedures en meer op de burger (naar buiten) gericht te werken kan flink worden bespaard op activiteiten die geen waarde toevoegen.
Hoe kunnen nu de grote tariefsverschillen tussen gemeenten worden verklaard? Al in 1998 is daar door de Vrije Universiteit onderzoek naar gedaan dat nog steeds actueel is. Gemeenten zijn vrij hun tarieven te bepalen voor een groot aantal producten en rechten. Zij mogen geen winst maken maar wel bepaalde voorzieningen voeden, zodat de prijzen stabiel kunnen blijven. De belangrijkste reden voor de verschillen in tarieven hebben te maken met verschillen in lokale omstandigheden en efficiëntie, maar zeker ook met de manier waarop de kostprijzen worden berekend. Als een gemeente al kostprijzen wil berekenen worden vaak methoden gehanteerd die door te grote eenvoud leiden tot een vertekend beeld. Zoals bijna altijd zorgt de toerekening van indirecte kosten voor een groot probleem. Bij ondergetekenden is een gemeente bekend die standaard 25% opslag voor overhead hanteert. Een onderbouwing daarvan is er niet. “Maar zo doen wij het al jaren en het lijkt redelijk”. Tot slot is er ook lang niet altijd een directe relatie tussen de berekende kostprijs en het tarief dat in rekening wordt gebracht. Zolang de baten en lasten op totaal niveau maar in evenwicht zijn is het wel goed. Daarmee wordt wel een systeem van kruissubsidies in stand gehouden.
Ook volgend jaar zijn er weer grote tariefsverschillen tussen de gemeenten te verwachten. Toch is er een nieuwe dimensie. Het dreigend tekort van 1 miljard vanaf 2011 dwingt gemeenten zich nu voor te bereiden op zwaar weer. Inzicht in de “echte” kosten en de prestaties van gemeentelijke diensten helpt zowel de gemeenteambtenaar, de burger als de gemeenteraad bij de te maken keuzes. En dat kan geen kwaad met de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar in het vooruitzicht.
Gert van den Burg en Koen Perik zijn werkzaam als adviseur bij CFO Consult respectievelijk Palladio groep
Gerelateerde artikelen

De omvangrijkste bezuinigingsoperatie uit onze geschiedenis
Dirk-Jan de Bruijn

Gemeenten in zwaar weer door stagneren bouw.
Jo Horn

Crisis en bezuinigen: doe het anders !
Jan de Kramer

Bezuinigingen in uw gemeente? Be prepared!
Erik Reijnders

Met wijsheid bezuinigen kan ook
Jan den Hollander

Onderhandelen bij bezuinigingen
Jo Horn

Deel uw ervaringen op ManagementSite
Wij zijn altijd op zoek naar ervaringen uit de praktijk, wat werkt wel, wat niet.
SCHRIJF MEE, word een pro! >>