Deeltijdwerk: kiezen of delen?

Hedendaags taboe

Waarom deeltijd als onderwerp? Dát is nu wel uitgekauwd, zo lijkt het. Schijn bedriegt, want op deeltijd rust in de hogere functieregionen nog een levensgroot taboe. Zo groot zelfs, dat veel mensen er het zwijgen toe doen als zij minder willen werken, óók onder elkaar. Door de jaren heen viel het mij op dat, als een deeltijdverzoek door hoog opgeleide medewerkers werd afgewezen, deze mensen loyaal bleven. Dat wil zeggen loyaal aan hun werk én aan hun collega's, maar de loyaliteit aan hun werkgever was met één klap de bodem ingeslagen. Een high-potential vertelde mij in een exitinterview dat hij vertrok omdat hij vier dagen wilde werken, maar geen zin had om energie te steken in de interne discussie. Op voorhand wist hij al dat hij dit stigma nooit meer kwijt zou raken. Ik analyseerde de exitinterviews bij dit bedrijf en ontdekte dat de deeltijdonvriendelijke cultuur er voor één op de vijf mensen (mede) reden tot vertrek was.

Net als andere bedrijven streed deze werkgever mee in de competitie om de zo felbegeerde groep hoog opgeleiden te vinden en te binden. Ook deze werkgever bood goudgerande arbeidsvoorwaarden. Het vinden lukte, het binden níet, want de achterdeur stond wagenwijd open voor uitstroom. Het bedrijf had geen boodschap aan de behoefte van medewerkers aan een betere balans tussen werk en privé. Afwezigheid van mensen was 'lastig'.

De realiteit is, dat deze werkgever niet uniek is in Nederland in het dweilen met de kraan open. Een deeltijdonvriendelijke cultuur is voor een op de zeven mensen reden om op te stappen om hun deeltijdwens bij een andere werkgever te realiseren. De hedendaagse medewerker is immers allereerst loyaal aan zichzelf. En als werkgevers denken dat zij het arbeidsmarkttij weer mee hebben zullen zij bedrogen uitkomen, want de schaarste onder jonge hoog opgeleiden blijft.

In een masculiene cultuur is aanwezigheid heilig; leidinggeven is er alleen mogelijk door toezicht op input, op activiteiten, een overblijfsel uit het Scientific Management. Daarom kunnen veel werkgevers slecht uit de voeten met fysieke afwezigheid. Wie in zo'n cultuur carrière wil maken kiest eieren voor zijn geld en doet er het zwijgen toe over een deeltijdwens. Consequentie is wel dat werkgevers én werknemers, de heersende vooroordelen eensgezind in stand houden, door zich eraan te conformeren. Deeltijdwerk plaatst mensen in een masculiene cultuur voor een onnodig dilemma, dat niet meer van deze tijd is: deeltijd óf carrière.

De behoefte aan balans

Agenda's puilen uit, iedereen heeft haast en de hectiek van alledag regeert. Zestig procent van de Nederlandse werknemers heeft te kampen met werkstress en werkdruk. Heel wat leidinggevenden vinden dat het privé-leven onder druk staat en dat de werkgever daar te weinig aandacht voor heeft.

De behoefte aan meer vrije tijd is niet meer te stuiten. Deeltijd wordt dan wel geassocieerd met kinderen, maar dat is zeker niet de enige reden. Mensen hebben tijd nodig om voor ouders of familie te zorgen; voor studie, hobby's, vrijwilligerswerk of politieke activiteiten. Maar liefst zestig procent zegt meer tijd nodig te hebben om te herstellen van de druk van alledag. De balans tussen werkbelasting en belastbaarheid is zoek.

Antwoorden op de roep om tijd

Overheid en werkgevers zoeken wel naar antwoorden. De Kaderwet Arbeid en Zorg bundelt bestaande en nieuwe verlofregelingen. Toch maakte in 1999 nog niet één promille gebruik van de Wet Loopbaanfinanciering. En de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA), ingevoerd in juli 2000, heeft in het tweede halfjaar 2000 geen enkel effect gehad.

Steeds meer CAO's kennen keuzemogelijkheden in tijd of geld. Slechts eenderde van de medewerkers maakt er daadwerkelijk gebruik van. Telewerken lijkt een explosieve opgang te maken, maar krap tien procent van de bedrijven maakt er gebruik van, en dan nog voor een fractie van het personeel.

De grote behoefte aan tijd staat in schril contrast tot het gebruik van de mogelijkheden. Voltijd en fysieke aanwezigheid blijven de norm. Werkgevers hebben weinig op met deeltijd en drijven met de stroom van de arbeidsmarkt mee. Zij hebben zich heftig verzet tegen een wettelijk recht op deeltijd, omdat zij dat onnodig en ongewenst vonden. Nederland waant zich immers al Koning Deeltijd, alleen voor mannen en hoog opgeleiden blijkt dit niet op te gaan. CAO-clausules en wettelijk recht op deeltijd maken dan wel dat er geen ontkomen meer aan is, maar een papieren deeltijdbeleid is zinloos als het draagvlak ontbreekt.

Deeltijd via de achterdeur

Juist in de hogere functies is de deeltijdwens groot. Een op de vier hoog opgeleiden en een op de drie leidinggevenden zou minder willen werken. Toch doet de helft niets met die deeltijdwens. Ten dele komt dit omdat de werkdruk hoog is en men niet weet hoe het werk in nog minder uren gedaan kan worden. Maar het merendeel loopt tegen diep gewortelde culturele barrières op. Al te vaak betekent een deeltijdwens intekenen op 'einde carrière'. Wie over deeltijd begint, loopt het risico niet meer voor vol te worden aangezien. Liever stapt men op.

Aanwezigheidscredo

Veel bedrijven vertonen nog altijd kenmerken van een 'masculiene' cultuur. De ideale werknemer in zo'n cultuur toont (meer dan) volledige toewijding door zichtbare aanwezigheid - ongeacht de efficiency ervan - en door zichtbare, individuele prestaties. Die ideale werknemer ambieert status en carrière, waardoor hij zich afhankelijker maakt van de hiërarchische machtsbron, de leidinggevende. Níet planning en preventie, maar ad hoc probleemoplossing en crisismanagement worden gewaardeerd én beloond. Ook al worden formeel, vaak feminiene, organisatiewaarden als communiceren, samenwerken, plannen en langetermijndenken beleden, het zijn de masculiene eigenschappen die scoren.

Als de top niet consistent is in het naleven van beleden waarden voelen medewerkers feilloos aan wat de verborgen regels voor beloning zijn, met alle contraproductieve neveneffecten van dien: aanwezig zijn, gezien worden op het juiste moment én bij de juiste persoon, persoonlijk scoren, eilandjes, kortetermijndenken, fouten verdoezelen en de schuld bij anderen leggen, selectief met informatie omgaan. De belangrijkste regel is natuurlijk: houd de baas tevreden! En zo krijgt elke werkgever de medewerkers die hij verdient.

Masculiene waarden staan ook nog eens haaks op het bedrijfsbelang. Succesvolle bedrijven hebben bepaalde kernwaarden gemeenschappelijk in leiderschapsstijl, ondernemerschap, autonomie, communicatie, innovatie en flexibiliteit. Beleden waarden en beleid worden vanuit het hoogste niveau al consistent nageleefd. Communicatie is de derde peiler. Een cultuur van persoonlijk scoren en verborgen regels sluit die succesfactoren uit, omdat zo'n organisatie alleen op zichzelf gericht is.

Bedrijfsculturele barrières

Er zijn nogal wat beelden over deeltijdwerk. Zijn het feiten? Of mythen?

  1. Privé begint na werktijd; de werkgever mag er geen last van hebben.
    Ligt dat zo simpel? Kan iemand de knop omzetten zodra hij kantoor binnenkomt? De hoofdprijs in de loterij, een verhuizing, een ernstig zieke vader, een kind met leerproblemen, niemand kan zijn gedachten dan volledig uitschakelen. Maar ook het omgekeerde geldt. Het verlies van een belangrijke account, een conflict op het werk, het machteloze gevoel als het werk ten koste gaat van het gezinsleven: die emoties gaan ook mee naar huis. 
  2. Collega's draaien ervoor op.
    Wat vinden die collega's zelf? Laag opgeleide medewerkers hebben stereotype beelden: vader is kostwinner, moeder mag er, naast de kinderen, een baantje bij hebben. Als zij er zelf maar geen last van hebben. Collega's met een wat hogere opleiding vinden daarentegen dat iedereen zorgtaken heeft, ook mensen zonder kinderen en zijn solidair. Het probleem manifesteert zich vooral als de werkdruk door iemands afwezigheid nog hoger wordt. Ligt de oorzaak, personeelskrapte, dan misschien in de interne organisatie? 
  3. Wie in deeltijd werkt, legt zijn prioriteit ergens anders en is dús minder gemotiveerd.
    Het psychologisch contract van deeltijders wijkt niet af van voltijders. Sterker nog: vaak voelen zij een sterke bewijsdrang. Zij moeten bovendien wel efficiënt werken om hetzelfde te doen in minder uren. Zij hebben ruimere herstelmogelijkheden.
    Wat deeltijders wél demotiveert is dat zij vaker dan voltijders gepasseerd worden in hun ontwikkelingswensen. Bij wie begint dan die spiraal? 
  4. Deeltijd legt extra druk op de leidinggevende.
    Natuurlijk vraagt deeltijd plannen, roosteren, creativiteit en flexibiliteit van twee kanten. Maar deeltijd is al lang niet meer de enige noodzaak daartoe, nu bedrijfstijd en arbeidstijd steeds meer ontkoppeld worden; ironisch genoeg wordt dit bedrijfsmatig normaal gevonden. 
  5. Deeltijd heeft een nadelig effect op continuïteit en doorlooptijd.
    Gegeven een voldoende personeelsbezetting, gegeven een goede informatietechnologie, en gegeven een goede onderlinge communicatie kunnen teamleden uitstekend voor elkaar waarnemen. Als dit stokt, is het misschien hoog tijd om de interne organisatie onder de loep te nemen? Als het werk maar door één persoon kan worden gedaan (nogal kwetsbaar overigens), wat maakt dan dat het wel geaccepteerd wordt als iemand veelvuldig door afspraken buiten kantoor en dus afwezig is?
  6. Deeltijd kan niet omdat de klant het niet accepteert.
    Wat de klant wíl, is geholpen worden. Ondanks de informatietechnologie schort het vaak aan bereidwilligheid om waar te nemen. Wat mij onlangs overkwam: "Mevrouw X is met zwangerschapsverlof. Wilt u over drie maanden nog eens terugbellen?" De klant wil kiezen: geholpen worden, of zijn voorkeur voor een persoon volgen en even wachten. Als die klantgerichtheid ontbreekt, heeft dat dan niet veel meer met cultuur te maken? 
  7. Deeltijd werkt kostenverhogend.
    Salaris naar evenredigheid, grotere output, lager grijs ziekteverzuim, lager verloop (minder vervangingskosten), compenseert dit niet ruimschoots de vaste kosten van opleiding, werkplek of personeelsadministratie? 
  8. Deeltijd is in déze (mijn!) functie volstrekt onmogelijk.
    Mensen ontlenen eigenwaarde en identiteit aan het werk én aan de status ervan. "Druk, druk, druk" is ook een statussymbool. Aanwezig zijn, lange dagen, druk doen, veel vergaderen en veel 'gezien worden' versterkt die statusgevoelens. Status en aanwezigheidscredo gaan meestal samen. Met de opkomst van het nieuwe arbeidsethos is een meer hedendaagse visie dat je iets niet goed doet als je het werk niet in ongeveer de gebruikelijke tijd kunt doen.
  9. Leidinggeven is in deeltijd volstrekt onmogelijk.
    Leidinggeven in deeltijd is, onder voorwaarden, goed mogelijk: minimaal vier dagen aanwezig, flexibiliteit, delegeren, vooruit denken, informatie overdragen en bereikbaarheid.
  10. Deeltijd schept precedenten.
    Als een op de vier hoog opgeleiden in deeltijd wil werken, dan betekent dat, dat drie op de vier er geen behoefte aan hebben. Ongetwijfeld zullen enkelen het voorbeeld volgen, maar of dit een run zal veroorzaken?

Bij nadere beschouwing blijken de heersende beelden dus weinig stand te houden. Deeltijdwerk legt hooguit andere organisatorische problemen bloot.

Draagvlak voor deeltijd

De masculiene cultuur is geneigd materiële motivatoren te overschatten, terwijl de arbeidssatisfactie onderschat wordt. Dit staat haaks op het veranderde arbeidsethos van de hedendaagse, veelal professionele, medewerker. Die medewerker beschouwt werk als een economische ruiltransactie, heeft de balans werk-privé hoog in het vaandel, geeft zich voor meer dan de volle honderd procent als dat nodig is, om weer gas terug te nemen zodra de klus geklaard is. De medewerker van nu is allereerst loyaal aan zichzelf; zodra hij wederkerigheid mist zoekt hij zijn uitdaging elders.

De gevraagde beloning is flexibel, afgestemd op het prestatieniveau; wat die medewerker wil is 'getting the job well done': autonomie. Hij wil beoordeeld worden op resultaat en competentie. De macht wordt gedeeld omdat die gebaseerd is op deskundigheid; macht is niet automatisch gekoppeld aan de hiërarchische positie. Die medewerker is niet tevreden met periodieke verhogingen, status, promotieladders of zekerheid, als niet aan de andere, meer feminiene, cultuurwaarden is voldaan.

Mensen daadwerkelijk binden is alleen mogelijk als de cultuur ruimte biedt aan het veranderde arbeidsethos, aan sturing op resultaat, aan autonomie en aan ruimte voor de balans werk-privé. Hiermee hebben werkgevers een veel belangrijker bindingsinstrument in handen dan met arbeidsvoorwaardelijke regelingen. Traditionele masculiene waarden, aanwezigheidscredo en machtsafhankelijkheid staan binding en commitment in de weg.

Dit vraagt van de werkgever een fundamentele omslag, die niet zo eenvoudig is als we kijken naar het aloude bedrijfsmatige dilemma tussen controle ván of vertrouwen ín medewerkers. De omslag van masculiene naar feminiene bedrijfswaarden is geen kwestie van altruïsme. De meer feminiene kernwaarden van succesvolle organisaties leiden niet alleen tot een grotere arbeidssatisfactie, maar ook tot betere bedrijfsresultaten. In zo'n resultaatgerichte cultuur is het aanwezigheidscredo achterhaald en is er ruimte voor deeltijd.

Drs. Hilde Veraart-Maas is socioloog en organisatieadviseur bij Veraart Interim Management en Organisatieadvies in Leidschendam. Zij is gespecialiseerd in personal coaching, teambuilding, HRM-onderzoek, HRM-beleid en trainingen managementvaardigheden. Zij schreef in 2001 het boek 'Werken aan deeltijd, deeltijdwerk in een resultaatgerichte cultuur', daarbij puttend uit vijfentwintig jaar ervaring als intern en extern HRM-adviseur.

Literatuur

  • Lotte Bailyn: Breaking the mold, women, men and time in the new corporate world, the Free Press, 1993.
  • L.R.M. Boelens en A.M. van Iren: Werk en leven, een uitdaging voor organisatievernieuwers, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Elsevier bedrijfsinformatie, september 1999.
  • Drs. Caroline van den Brekel en dr. Kea G. Tijdens: Keuzemogelijkheden in CAO's, Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies, AIAS research report nr 3, juni 2000.
  • Prof.Dr. J. van Doorne-Huiskes en drs. C.P. de Olde: "Deeltijdarbeid in leidinggevende functies", Sociaal Maandblad Arbeid, 7-8/1993.
  • Marianne Grünell: Werkgevers over arbeid en zorg in het toekomstig arbeidsbestel, Vrije Universiteit Amsterdam, oktober 1997.
  • John P. Kotter en James L. Heskett: Bedrijfscultuur en prestatie, Scriptum Books Schiedam, 1995.
  • Tom Nierop: "Nationaal Work/Life Debat: Jonge managers eisen tijd voor zichzelf op", Management Team, 5-11-1999.
  •  Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties, brief aan de voorzitter en leden van de Vaste commissie voor Sociale Zaken & Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 16 februari 1999; briefnummer 99/11.167/Hg/FL
  • René Schalk, Charissa Freese en Jeanette Van den Bosch: "Het psychologisch contract van part-timers en full-timers, een onderzoek naar de verwachtingen van werknemers over wederzijdse verplichtingen tussen organisatie en werknemer in de arbeidssituatie", Gedrag en Organisatie, Vol.8/Afl.5 pp 307-317.
  • Jacqueline Spaans: Tussen wens en realiteit, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vuga Uitgeverij 's-Gravenhage, februari 1997.
  • Kea Tijdens: Zeggenschap over arbeidstijden, de samenhang tussen bedrijfstijden, arbeidstijden en flexibilisering van de personeelsbezetting, Serie Wetenschappelijke Publicaties Welboom, 1998.
  • Els Veenis: Als het bedrijf er maar niet teveel last van heeft, de invloed van het ouderschapsbeleid en de ouderschapscultuur op de combinatieproblemen van mannelijke en vrouwelijke werknemers met jonge kinderen in supermarkten en boekhandels, Pasmans Offsetdrukkerij, Den Haag, 2000.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

A.M.A. Goossens
Pro-lid
De auteur moet haast aan de wieg hebben gestaan van het adagium "Ik heb geen hekel aan werken, maar er gaat zo veel vrije tijd in zitten". Het artikel stuit me zeer tegen de borst om een groot aantal redenen:

- Ik vind de argumentatie onzuiver, en zeer sterk ge-ent op sociologische gronden. De benoemde 10 punten kunnen voor het leeuwendeel en tegen de achtergrond van vele kaderfuncties worden verdedigd door de tegenstanders van veel deeltijdwerk
- Het artikel mist ten ene male economische elementen: wat zijn de gevolgen van deeltijd voor de personeel- en loonkosten (micro) de product-prijs en dus concurrentiepositie van de werkgever (macro) alsmede wat is het kostenplaatje voor (inderdaad) inefficiency van de organisatie.(Of vindt de auteur dat de organisatie er efficienter op wordt, wat hier en daar doorschijnt?)
- Nederland kent inmiddels een bizar stelsel aan arbeidstijdvoorzieningen: ouderschapverlof, verzorgingsverlof, recht op deeltijd, enzovoort. Dit gaat sterk ten koste van de efficiency en kostprijsbeheersing van een organisatie.

Ik zou honderd punten kunnen noemen om het artikel onderuit te halen, maar slechts een markant punt, de moraal, wil ik daar uit lichten.

De arbeidsmoraal in Nederland begint dramatische vormen aan te nemen, althans afgezet tegen onze historische normen; niet afgezet tegen buitenlandse criteria of prestaties. Wat een werknemer in Nederland niet voor rechten heeft, eist of krijgt toegewezen! Een ergonomische werkplek, met voldoende natuurlijk licht, een bepaald aantal vierkante meters, gezonde lucht, geen overlast van rook, verlofregelingen, vakantiegeld, een (te) sterk beschermde juridische arbeidsomstandigheid, recht op privacy, recht op het verzwijgen van zwangerschap of intentie daartoe, recht op inspraak (ondernemingsraden bij bedrijven groter dan 50 FTE), recht op meerdere pauzes per dag, recht op arbeidstijdverkorting, recht op deeltijd, enzovoort, enzovoort. De gemiddelde werknemer in Nederland werkt nimmer meer 40 uur (doordat o.m. tijd wordt verspilt met internetten, prive telefoontjes, weekend (voor)evalueren, enzovoort), want ook de management moraal wordt steeds liberaler. Dat er dus hoger kader is dat 60 uur per week werkt, welnu "sois". Als we nu dus de carriere makers ook nog eens de kans willen geven op deeltijd is straks het hek helemaal van de dam. Prima hoor, deeltijd, maar ik vind dat indien een werknemer "werken" een hinderlijke onderbreking van de dag acht, hij ook zijn carriere bakens moet verzetten. Ik heb geen probleem met de "bloemetjes" mentaliteit van mensen zoals de auteur van het stuk, maar probeer in Godsnaam nou niet te doen alsof we weer een maatschappelijk probleem hebben,omdat werkgevers niet zitten te springen om deeltijd voor alle functies, en omdat de maatschappij zoveel vooroordelen heeft. Nee, je kan je doel ook voorbij schieten, en m.i. heeft de auteur die koers overtuigend gekozen! Daar wil ik het om de lieve vrede maar bij laten.
Joëlle Brosky
In Nederland zijn wij bevoorrecht met heel veel vrije dagen en allerlei flexibele arbeidsvoorwaarden. Laten we blij zijn met de keuzes die we hebben in plaats van te zuchten en te steunen over alles wat niet kan, zoals Hilde Veraart dat doet. Zelf heb ik altijd leiding gegeven aan een afdeling. Sinds ik twee kinderen heb, werk ik drie dagen. Dat betekende voor mij tevens een stapje terug in mijn carrière. Dat kon gewoon niet anders. Soms moet je als manager een stap extra doen en dat gaat niet als je niet aanwezig bent. Stel je voor dat je in een meeting zit met de directie en je moet je kind halen, omdat hij ziek is geworden op de crèche. Ik weet niet hoe Hilde daarover denkt, maar ík zou me er in iedergeval knap ongemakkelijk bij voelen. Ik heb een keuze gemaakt, ondanks dat ik mijn werk nu een stuk minder bevredigend vind. Dat mensen niet durven vragen minder te werken, ligt volgens mij aan die mensen zelf. Waarschijnlijk zouden ze willen vragen of ze minder kunnen werken zonder dat het ten koste gaat van hun salaris en carrière, want inleveren wil men natuurlijk niet. Dat een werkgever dat weigert is zijn goed recht. Als het goed is gaat bij hem het bedrijfsbelang nog altijd boven persoonlijk belang. Zo niet dan kan je binnen de kortste keren voor altijd thuis gaan zitten.
Hilde Veraart-Maas
Beste Joëlle,

Ik ben het helemaal met je eens: het gaat om het kunnen maken van keuzes. Alleen verkeer jij in de gelukkige omstandigheid dat je die ruimte had. Niet voor iedereen is die keuze zo vrij. Een willekeurig voorbeeld: een man, dertiger, wilde graag enkele jaren ouderschapsverlof. Zijn reguliere werkweek was 36 uur en hij vroeg voor die periode alleen om een werkweek van 4 dagen van negen uur. Niets deeltijd dus. Hij kreeg als antwoord: “Ik zal het voorleggen aan het MT, maar realiseer je wel dat dat het einde van je doorgroeikansen is!”. Níet zo’n vrije keuze dus. De persoon in kwestie heeft zijn verzoek ingetrokken en is vier maanden later opgestapt naar een andere werkgever, waar het allemaal geen probleem was. Het ligt dus niet altijd aan de mensen zelf. Bovendien wordt het van mannen nog altijd lastiger geaccepteerd dan van vrouwen. Dit heeft te maken met het feit dat vrouwen vaker in ondersteunende en staffuncties en -afdelingen werken terwijl mannen vaker in het primair proces werken. Vrouwen hebben bovendien een “dubbel loopbaanperspectief”, omdat zij eerder een keuze hebben tussen betaalde loopbaan en/of gezin. Daarom wordt het van vrouwen eerder geaccepteerd.
Uit onderzoek blijkt dat een op de vier hoogopgeleiden minder zouden willen werken (en dan heb ik het over degenen die daar het prijskaartje van salaris naar evenredigheid voor over hebben). Dat betekent dat nog altijd dat drie op de vier daar geen behoefte aan hebben. Van die vijfentwintig procent met een deeltijdwens houdt bijna de helft zijn mond daarover om toekomstmogelijkheden niet op het spel te zetten. Dan is er nauwelijks sprake van vrije keuze. In deeltijd werken is voor mij zeker geen doel op zich; de ruimte om te kunnen kiezen is dat wel.
Hilde Veraart-Maas
Beste Allert,

In mijn artikel pleit ik voor outputgerichtheid, effectiviteit, plannen, organiseren en langetermijndenken. Leidinggeven is er contractmanagement: sturen op resultaat én op competenties. De communicatie is direct, open en constructief. Productiviteit is meetbaar. Fysieke afwezigheid laat zich goed reguleren. Door de ruimte voor autonomie, voor persoonlijke groei én voor balans tussen werk en privé in zo’n cultuur is de arbeidssatisfactie intrinsiek. En dat is wat werkgevers zo koortsachtig zoeken: ‘commitment’, ‘binden en boeien’ en zo meer.
De bloemetjescultuur is de cultuur waarin inefficiency, achter de feiten aanhollen, persoonlijk scoren en de baas tevreden houden hoogtij vieren, inclusief natuurlijk het aanwezig blijven (desnoods al internettend) totdat die baas naar huis is. Aan die bloemetjes zijn belangrijk-doen en ‘druk-druk-druk’-doen vaak inherent. De fout ligt categorisch bij de ander en negatiefkritisch, vrijblijvend commentaar is het motto in plaats van verantwoordelijkheid nemen en oplossen. Leidinggeven is er sturen op input, de stijl van communiceren is spelen op de man, níet op de bal. Fysieke afwezigheid is hinderlijk en deeltijd is op voorhand al gedoemd tot mislukken.

U bent er van overtuigd dat deeltijders minder gemotiveerd zijn. U hebt in het artikel gelezen dat er geen verschillen zijn in psychologisch contract tussen deeltijders en voltijders; verschil ontstaat als deeltijders in bepaalde opzichten niet voor vol worden aangezien (voor betreffend onderzoek zie literatuurlijst).

Tot slot: het artikel is afgeleid van het boek “Werken aan deeltijd”. U zult het niet willen geloven, maar u behoort tot de doelgroep omdat het boek heersende beelden over deeltijdwerk ter discussie stelt. Deeltijd is een strategie om, door werk en privé-verplichtingen beter op elkaar af te stemmen, output, effectiviteit en commitment te maximaliseren. Deeltijdwerk is zeker geen doel op zich; het is géén kwestie van een quotum stellen om zoveel mogelijk deeltijders in dienst te hebben, zoals dat geldt voor allochtonen of gehandicapten. De ruimte voor balans, en dus voor deeltijd, voor diegenen die daar, om welke persoonlijke reden dan ook, behoefte aan hebben, is wel een doel. Ik bepleit die ruimte voor een vrije keuze. Al lezend zult u merken dat voor de onderbouwing veelvuldig geput wordt uit sociologisch, bedrijfskundig én economisch fundamenteel onderzoek.
A.M.A. Goossens
Pro-lid
Beste Hilde,

Dank voor de reactie.

Ik denk dat je me niet hebt begrepen, althans niet in intrensieke zin. Ik ben geen principieel tegenstander van deeltijd of parttimers, ik ben principieel tegenstander van de kruisvaart die leidt tot "de vrije keuze". We hebben reeds de min of meer vrije keuze van een baan, al gaat dat natuurlijk niet voor een ieder op, en de keuze van wel of geen carriere, tegen welke ambitie dan ook. Er is een punt waarbij de diverse ambities mekaar gaan bijten. En als het dus zo is dat iemand en carriere wil maken en deeltijd wil werken, en dit blijkt in zijn of haar bedrijf onverenigbaar, is het dan dus niet negatiefkritisch (vandaar de bloemetjes) om de maatschappij, de directie of de collega's de schuld te geven van gebrek aan visie in plaats van te zeggen "okay, deeltijd en carriere gaat hier niet samen, ik maak een keuze"? Ik geloof niet dat mijn beeld surrealistisch is, en met mijn achtergrond van EN oud leidinggevend, EN interim management EN consultancy heb ik vele, heel vele voorbeelden gezien van volstrekte oninpasbaarheid van deeltijd bij hogere staffuncties. Dan kan u natuurlijk roepen om een cultuuromslag, ik persoonlijk vind het onzin. Keuzes maken, daar draait het hele leven om. Het bijna grenzeloos faciliteren van mensen leidt tot (de huidige) verwencultuur, waarbij nu zelfs de (grosso modo) overbetaalde ICT'ers de straat op gaan om meer loon na een jaartje van tegenslag! Nee, beste Hilde, jij mag van harte je kruistocht voortzetten, een tegengeluid is altijd goed voor de positionering en de orientatie, maar we verschillen fundamenteel van mening. En wat betreft literatuurverwijzingen, dat zegt me weinig. Ik ken veel auteurs die schrijven om het schrijven. Iets wordt geen waarheid door er een kaft omheen te plakken, maar door het te bewijzen! Voorlopig lijken er meer bewijzen aan te voeren voor mijn stelling dat deeltijd vaak niet inpasbaar is (binnen midden en hoger kader) alsmede dat de kostprijs te hoog is.
Hilde Veraart-Maas
Beste Allert,


Ook al voer ik verwijzingen naar concrete feiten, voorbeelden en cijfers aan; jouw statements over persoonlijke ervaringen worden tot wetmatigheid verheven; literatuur en onderzoek zeggen je niets. Dat maakt elke zinvolle discussie verder onmogelijk. Wel wordt de inleiding van mijn artikel bevestigd: deeltijd als hedendaags taboe.
A.M.A. Goossens
Pro-lid
Beste Hilde,

Uit je laatste reactie blijkt dat je geen volleerd lezer bent, of wellicht lees je vanuit een soort meningcensuur. Ik heb duidelijk aangegeven GEEN principieel tegenstander te zijn van deeltijdwerk. Je beschuldigd me zelfs van ongeloof richting literatuur en onderzoek. Ik hoop dat je in je werk zorgvuldiger analyses maakt, want anders ondermijn je je eigen werk. Wellicht ten overvloede; deeltijd in principe okay, maar alleen daar waar de organisatie er niet onder lijdt, en dit objectief is vastgesteld. Dit betekent uit mijn ervaringswereld dat in veel gevallen deeltijd minder wenselijk is, in sommige gevallen volstrekt onwenselijk en in enkele gevallen mogelijk (CEO Pink Roccade bijvoorbeeld). Voor de goede orde; we praten over deeltijd in de hogere echelons van het kader; niet over de facilitaire en uitvoerende lagen. Daarbij zie ik meer mogelijkheden. Ik geloof niet dat ik het duidelijker kan maken dat ik geen principieel tegenstander ben, maar wel dat ik naar kruistochten riekende epistels als het jouwe, in casu, stevig bestrijd. De impliciete beschuldiging van fanatisme (taboe) ligt dus wellicht meer op je eigen bordje.

De reactie van mevrouw Brosky overigens sluit prima aan bij mijn (m.i.) meer realistische benadering van omgaan met deeltijdwerk. Jouw reactie op haar lijkt, in het verlengde van je artikel, ook erg op een overfantiek streven naar je gelijk om te komen tot een maatschappelijk recht op deeltijd. Wij lezers, die reageren, lijken daar tegen. Grappig, of wellicht saillant, dat je dat fel bestrijdt. Een maatschappij, of organisatie, dwingen tot "de mogelijkheid tot keuze", lijkt in zichzelf een weinig facultatief element te bevatten. Een gedwongen keuze is geen keuze. We noemen dat contradictio in terminis. Wellicht een overdenking.

Laten we het hier maar verder bij laten. Ik wil overigens best een compliment maken dat je zo'n prikkelend vooruitstrevend stuk hebt geschreven. Laat dat dan een positief slotstuk zijn.
Philip Vanuytsel
Allerd,


Ik heb de discussie tussen jou en Veraart gevolgd. Ten eerste: het verhaal
van Veraart snijdt houd. Zij stelt terecht beelden en knelpunten in de
cultuur aan de orde die voor mij in mijn dagelijkse praktijk (als fulltimer)
herkenbaar zijn.
Ten tweede: Ik heb nu drie verschillende verhalen van je gelezen, die weinig
consistent zijn. Argumenten heb ik je niet horen noemen. Je gaat niet op de
inhoud van het artikel in. Ik citeer jou (25 juni): "En wat betreft
literatuurverwijzingen, dat zegt me weinig. Ik ken veel auteurs die
schrijven om het schrijven." Jouw aanpak lijkt daar aardig op. Beschuldig
dus niet Veraart ervan jou te beschuldigen van ongeloof richting literatuur
en onderzoek. Zo is het mooi geweest!

A.M.A. Goossens
Pro-lid
Beste Philip,

Jouw kritieken lezend op mijn kanttekeningen bij het stuk van Hilde doet me het vermoeden rijzen dat je wat primair emotioneel hebt geschreven. Wellicht dat als je de tijd een beetje neemt dat je zult moeten (en willen) erkennen dat je de plank behoorlijk misslaat. Het verwarren van een opinie met literatuur bijvoorbeeld, alsmede een bewering van ontbreken van mijn argumenten doen vermoeden dat er een leemte aanwezig is geweest in leestijd of (maar daar ga ik niet vanuit) analytisch vermogen. Geeft op zich niet, we hebben allemaal wel eens een off-day ! Ik heb er overigens geen problemen mee als je het niet eens bent met mijn argumenten. Meningen en opinies zijn er om te worden bediscussieerd en om te worden respecteren.

Meer over Oplossingsgericht managen