Ten strijde tegen holle managementtaal

Columns

‘Het departement moet een klantgerichte organisatie worden. . . . . . .’, aldus Koos van der Steenhoven, nog redelijk kersverse secretaris-generaal en ambtelijke baas van OCW in de Volkskrant van 11 december 2003. ‘Verbied jargon op scholen en gebruik weer ‘gewoon’ Nederlands’, schreef Marc Oskam eind september van dit jaar in het Internetblad ManagementSite.

Waarom beide uitspraken niet combineren? Maar het gewraakte jargon moet eerst nog nader onder de loep, want het zegt veel over de denkwereld van ‘zware’ gebruikers. En de effecten van taal zijn groter dan je op het eerste gehoor zou denken.

Als departement en sector besluiten te stoppen met bedrijfskundig jargon, zijn ambtenaren gedwongen zich met de ‘werkvloer’ te verbinden en zullen ze als veel ‘schoolgerichter en schoolvriendelijker’ worden ervaren. Scholen en schoolleiders kunnen Van der Steenhoven geweldig helpen bij zijn veranderingsproces door nog in jargon gestelde nota’s, regelingen en brieven als onleesbaar, onwerkbaar of vervreemdend terug te sturen.

Taal is niet toevallig

Oskam roept in zijn artikel op een einde te maken aan gebruik van jargon in het onderwijs. Maar ‘verbieden’ maakt niets duidelijk over de huidige staat van het onderwijs en opent geen nieuwe perspectieven. Wat laat dit jargon eigenlijk zien? Welke effecten kan taalgebruik op een omgeving hebben, zoals het begrip management op dat van onderwijs?
Taal is een expressie van een omgeving waarin een mens leeft. Een woestijnbewoner zal geen scheepstermen gebruiken terwijl een Nederlander regelmatig onder zeil gaat of iets over een andere boeg gooit. Taal is een instrument om te diagnosticeren: uit wat je zegt of schrijft, is je manier van kijken, denken en handelen af te leiden. Het alom gebruikte jargon laat veel zien van de denkwereld én de situatie waarin onderwijs zich momenteel bevindt. Wie zijn oren spitst, hoort verschillen tussen de taal van het ‘management’ en dat van de ‘werkvloer’.

Taal van het marktdenken

Onderwijs als ‘product’ dat zo aantrekkelijk en efficiënt mogelijk aan de klant (cliënt) gesleten moet worden, ‘klantgerichtheid’ als gewenste habitus van een conrector bij vacatures in dagbladen expliciet zo genoemd. Zo’n benadering is niet alleen uitdrukking van een manier van kijken maar leidt ook haast vanzelf tot resultaatgerichtheid en concurrentie. Je streeft naar hoge scores om zo goed mogelijk af te steken bij de concurrent. Deze sluipenderwijs ingevoerde termen worden door veel mensen al als ‘gewoon’ ervaren. Maar de woorden laten zien dat onderwijs in een ander ‘gebied’ beland is: woorden als product, cliënt, score, resultaat, concurrentie horen bij de wereld van een ‘markt’, een bedrijf en niet bij een omgeving waarin jonge mensen bezig zijn te leren en zich te ontwikkelen. Bij die fase en dat proces horen eerder woorden als tijd, aandacht, betrokkenheid, begrip, geduld, inspiratie. Wie ‘markttaal’ in de mond neemt en de taalgebieden niet meer scheidt, drukt daarmee uit waar voor hem het zwaartepunt ligt. Dit soort taal laat zien wie het binnen onderwijs voor het zeggen hebben. Je hoort hoe ze denken, doen en handelen.

Verkalking en verstarring

Beleidslieden, schoolleiders en docenten delen allang niet meer dezelfde context. Top en basis zijn losgeraakt van elkaars wereld en dat is duidelijk te horen aan hun taal. De taal van de Haagse ‘makers’ spreekt hier boekdelen:
“Om competenties meer kans te geven is het belangrijk leerarrangementen zo in te richten dat ze aansluiten bij de manier waarop leerprocessen van kennisontwikkeling in een kennissamenleving verlopen.” (Uit: ‘Verkenning, Leren in een kennissamenleving’. Uitgave van de Onderwijsraad, Den Haag 2003. Deze hele uitgave is in zulke taal gesteld.)

Dit soort teksten verwijst nergens meer naar de leefwereld van mensen maar laat een bedachte, geconstrueerde wereld zien, die zich uit in een systeem=taal die elke verbinding met leven, met een ‘vonk’ tussen leraar en leerling, verloren heeft. Je hoort en leest een levenloze taal die veel zegt over de denkbeelden van de gebruikers. Er zit geen beweging meer in. Waar die ‘dode’ woorden klinken, loopt ook de omgeving het risico te verstarren. Daar is geen ruimte meer voor creativiteit, voor levendigheid en vernieuwing.

Gebruikers van managementtaal lijken niet te beseffen welke vervreemdende werking hun jargon op onderwijs én op de hele samenleving heeft. Het is holle taal die inhoud niet waardeert. Waar die taal steeds gebruikt wordt, ontstaat een lege ruimte die niet meer verbonden is met de werkvloer.

‘De contacten met de buitenwereld, met de scholen, moeten beter’, zegt secretaris – generaal Van der Steenhoven eveneens (Volkskrant, 11 december 2003). Van ‘klantgerichtheid’ (sic!) met ‘oog en oor voor wat het onderwijs wil en verwacht’, die hij eveneens propageert, klinkt in de taal van zijn departement op dit moment nog niet veel door.
Minister Maria van der Hoeven erkende in interviews met de Volkskrant (12 juli 03) en Trouw (14 juli 03) dat haar ministerie het meest verkalkte in Den Haag is. In dát stof leven, spreken en schrijven de bedenkers van beleid, door die kalk worden ze bij het formuleren van hun stukken ‘bezield’. In de effecten van die verstarde omgeving moeten schoolleiders en docenten hun werk doen en groeien toekomstige generaties op.

Taal, ruimte, vrijheid en verandering

In het huidige onderwijs hebben systemen en modellen het voor ’t zeggen. De mens met al zijn creativiteit, talenten en mogelijkheden moet aan die macht gehoorzamen. Onderwijs is instrument en knecht van economisch denken geworden en spreekt veelal de bijbehorende taal (‘product’, ‘cliënt’, ‘prestatiecontract’). Ons onderwijs moet niet alleen loskomen uit de versmalling van dit economisch denken, maar ook uit de greep van de Haagse ‘systeemontwerpers’ in de regelfabriek.
‘Managers’ op scholen nemen deze systeemtaal - soms zelfs met enige flair - over. Die taal lijkt een zekere status te geven, een zweem van professionaliteit in ‘managen’ die je door dit taalgebruik kunt suggereren. Maar beseffen deze gebruikers wel dat zij door het jargon te blijven spreken een systeem in stand houden en bevorderen? Dat ze op die manier veranderingen in de weg staan?

Termen als managen, manager, management klinken naar regelen, systemen bedenken, opleggen, construeren, naar je hand zetten. Waar in taal geen vrijheid klinkt, bestaat die vrijheid in de realiteit ook niet.
Het kan ook anders, er bestaan wel degelijk nieuwe perspectieven. Een begin van verandering is dit soort woorden te vervangen door andere, waarin ruimte, vrijheid, creativiteit en eigen initiatief van docenten doorklinken.

Waar wachten we nog op?

Niemand hoeft zich meer te laten imponeren want van nu af aan is iedereen die jargon gebruikt verdacht. Jargon mag professioneel klinken, het blijft op verre afstand van de realiteit. Om de ontstane kloof te overbruggen zou in het onderwijs elke tekst die in jargon gesteld is, retour afzender moeten: retour departement, schoolleiding, collega of adviseur.

Het begeleidende schrijven luidt als volgt:

“U blijkt niet met ons en het leerproces dat we vormgeven verbonden te zijn. Benader ons alleen in taal die we kunnen begrijpen, die past bij wat bij ons en onze leerlingen leeft. Die taal moet aansluiten bij onze realiteit, bij waar wij mee bezig zijn. Alleen die ‘levende’ taal kunnen we lezen, horen en gebruiken.”

Drs. Hermine Tien is programmadirecteur van stichting Sezen die, op basis van het gedachtegoed van Wim van Dinten, aandacht vraagt voor andere vormen van organiseren: www.sezen.nl

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

w.sjouke
"Ons onderwijs moet niet alleen loskomen uit de versmalling van dit economisch denken, maar ook uit de greep van de Haagse ‘systeemontwerpers’ in de regelfabriek."
Het spijt mij zeer, maar ik zie weinig verschil tussen de bekritiseerden en de kritikaster.
Dennis Spoel
Beste W. Sjouke,

Het verschil tussen de bekritiseerden en de kritikaster mijn inziens is dat de bekritiseerden behoren tot het onderwijsveld en de kritikaster tot een bedrijfskundige beroepsgroep. Daarom kan de kritikaster op dit bedrijfskundige forum wel bedrijfskundig jargon bezigen, maar horen ze dat in het onderwijsveld niet te doen.

Ik hoop u hiermee wat meer inzicht te hebben verschaft.
Cees de Groot
Of het 100% waar is weet ik niet maar het lijkt zo te zijn dat wij in onze onderlinge communicatie al lange tijd gestoord zijn door een pauselijke ingreep.

Wat is het geval?

De Gregoriaanse Kalender blijkt (naar mijn bronnen & onderzoek) een poging van de aristocratie in samenwerking met Rome om de mensen te contro-leren via een niet-harmonieuse kalender.

Immers, dat was de verenigde naties in 1961 ook al opgevallen, de maan draait niet 12 maar 13 maal per jaar rond de aarde. En ongeveer de helft van de bevolking (nl. van het vrouwelijk geslacht) is zich er ook menstruaal van bewust.

Restanten van de 'natuurlijke taal' zijn nog terug te vinden in het alfabet:
26 letters waarvan 20 medeklinkers en 6 klinkers; in uitspraak is elke medeklinker gekoppeld aan 1 klinker: Bé, Cé, Dé, èF ... iX.
Uitzgezonderd de Z: Zèt .

Bekend zijnd met de 13Moon kalender (Tzolk'in) kom je dan al snel op : 20 Zonnezegels en 26/2=13 Maanklanken.

Aldus stel ik u voor om de taal weer te verrijken:
de Horizon-Taal als de mannelijke / rationele voertaal
&
de Verti-Kalender als de vrouwelijke / natuurlijke voertaal
.

In harmonieuse samenhang zullen zij de alles vernietigende machtstrijd doen verdwijnen naar ons nieuwe (reeds lang voorspelde) tijdperk.

S'ace (R)









Meer over Management modellen