Voorkom het klokkenluiden, word een dwarsligger

Boeken · Columns

Binnenkort kent Nederland een ‘Huis voor Klokkenluiders’. De initiatiefwet passeerde de Tweede Kamer. Naar verluid zal de Eerste Kamer er eveneens mee instemmen. Vele getraumatiseerde klokkenluiders en jarenlange Haagse lobby waren nodig om deze pleister op de wonde te kunnen plakken. Wanneer het klokkenluiden begint, is het kwaad echter al geschied. Zowel de organisatie als de klokkenluider lijdt. Hoogtijd om het klokkenluiden te voorkómen. Dat kan door het geven en nemen van tegenspraak te agenderen, de noodzaak van dwarsliggers te onderkennen en ze de ruimte te geven. Geen eenvoudige aangelegenheid, maar wel te doen: een uitdaging dus.

Er is een lange lijst van bedrijven en (overheids)organisaties samen te stellen, die tijdig en met gegronde kritiek zijn gewaarschuwd voor de fiasco’s die zij doende waren te creëren. Te denken valt aan Enron, Imtech, Ahold, Worldcom, Parmalat, Lehman Brothers, SNS Reaal, Vestia, Dewey & LeBoeuf, Arthur Anderson en andere bedrijven die te gronde gingen of nog maar net van de ondergang gered konden worden.
We zijn verstrikt geraakt in een onontwarbare kluwen van miljardenverslindende missers waarvoor tijdig en deugdelijk beargumenteerd werd gewaarschuwd, zoals de aankoop van het gevechtsvliegtuig Joint Strike Fighter, treintrajecten als de Betuwelijn en de Hoge Snelheidslijn, IT-projecten bij tientallen gemeentes, de machteloze arbeids-reintegratiebureaus, de beschermde privatisering van woningcoörporaties, onderwijsinstellingen en de organisaties voor sociale werkvoorziening.

Om nog maar te zwijgen over dodelijke beproevingen in Volendam, Enschede, Schiphol-Oost en Moerdijk. De onderzoeker van deze rampen, Pieter van Vollenhoven, deed er niet het zwijgen toe: ‘Hoe hoger in de organisatie je komt, hoe meer er wordt ontkend. Terwijl ik geen enkel onderzoek naar een grote ramp heb gedaan, waarbij er niet een groot aantal betrokkenen allang wist van de onveilige situatie. Maar men had niet de moed om daarover aan de bel te trekken.’

De moed ontbreekt en wanneer die er wel is, blijft de tegenspraak van dwarsliggers dikwijls ongehoord.

Aanspreekcultuur

Inmiddels onderkennen we de noodzaak om tegenspraak uiterst serieus te nemen, zoals in het advies van de Commissie Behoorlijk Bestuur onder voorzitterschap van prof. drs. F. Halsema: ‘Om terugkoppeling en commentaar mogelijk te maken is een aanspreekcultuur nodig. Een open cultuur, waarin mensen straffeloos kunnen melden wat mis dreigt te gaan of waar zich een ongeregeldheid voordoet.’ [Zie: Een lastig gesprek, 2013] Overeenkomstige geluiden hoorden we onder meer van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkelingen (Tegenkracht organiseren, lessen uit de kredietcrisis. 2011) en van De Nederlandsche Bank (Leading by example, 2013).

Rest de vraag hóe de verlangde tegenspraak serieus te nemen. Hóe is het nemen en geven van tegenspraak tot gemeengoed te maken? De opstellers van de rapporten zwijgen. Ook de managementliteratuur is niet bijzonder scheutig met handreikingen, maar ze ontbreken niet helemaal. Er zijn praktische handelwijzen die niet (te) bedreigend zijn, zoals de extern aangetrokken ‘provocateur’ [advocaat van de duivel, (hof)nar, corporate fool], de basisprincipes van het zogeheten Crew Resource Management (CRM) die in de cockpit van vliegtuigen leidend zijn, en de ‘premortem-procedure’.

In principe kan iedere (overheids)organisatie of elk bedrijf voordeel behalen met het faciliteren van tegenspraak. Het resultaat is een doeltreffender besluitvorming en zodoende minder bedrijfs- en beleidsfiasco’s, en sowieso minder persoonlijke drama’s onder medewerkers én onder bestuurders zelf. Bovendien mag van deugdelijk gefaciliteerde tegenspraak worden verwacht dat het een preventieve werking heeft op het steeds dreigende klokkenluiden.

De premortem procedure

Nieuwsgierig naar een van die werkwijzen? Bij meer of minder moeilijke beslissingen zouden we op z’n minst de handreiking van de psycholoog Gary Klein moeten beetpakken. De methodiek die hij voorstelt, heeft hij premortem [vóór de dood intreedt] genoemd en is op zich eenvoudig genoeg. Een prémortemsessie geeft de nodige garantie dat we geen póstmortem [grafrede] hoeven uit te spreken.

Het werkt als volgt: Wanneer besluitvorming in de laatste fase is beland en een team bijna overgaat tot het formaliseren ervan, bouwen we alsnog een adempauze in. De direct betrokkenen krijgen – zónder samenspraak! ‒ de tijd om zich voor te bereiden op een extra sessie, waarin elk een korte presentatie houdt. Het onderwerp staat haaks op het bijna genomen besluit: Stel je voor dat we een jaar of anderhalf in de toekomst zijn. We zijn de weg ingeslagen die we ons nu voorstellen. Opgelet! Het resultaat is géén succes geworden. Integendeel, wat we ons nu voorstellen is een regelrechte ramp geworden.
De opdracht: neem een minuut of tien om, vanuit je expertise, de geschiedenis achter deze mislukking op te tekenen en vervolgens aan je collega’s te presenteren. Die geschiedenis kent factoren van buiten én van binnen de organisatie. Benoem ze. Beoordeel vervolgens nog eens het beoogde plan en de besluiten die op tafel liggen om te worden getekend. Wees vooral niet verrast het nodige te willen bijstellen.

Dwarsliggers

Opmaak 1Zo blijkt iedereen een dwarsligger te kunnen zijn. Rails worden stevig door dwarsliggers. Organisaties ook. Het behoeft geen jarenlange lobby om het geven en nemen van tegenspraak in de eigen afdeling of organisatie op enigerlei wijze mogelijk te maken. Het wordt snel duidelijk dat zonder dwarsliggers de trein ontspoort.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Ton Verbeek
Pro-lid
Beste Aart,

Toon Gerbrands, de algemeen directeur van AZ, deed ooit de suggestie dat ieder bedrijf eigenlijk een Raad van Inspiratie zou moeten installeren. Zo'n raad zou moeten bestaan uit steeds wisselende mensen uit verschillende sectoren. Dat zorgt voor de nodige creatieve input en kan een hoop ellende voorkomen.

Wat mij betreft kunnen daar ook eigentijdse dwarsliggers en hofnarren in plaatsnemen. Dat kunnen bijvoorbeeld cabaretiers zijn maar ook eigengereide pubers.

Het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft de gedachte van Gerbrands al in praktijk gebracht. Daar maakt men gebruik van 15 'blikopeners'. Het is een selecte groep scholieren van diverse opleidingen uit de hoofdstad. Ze geven advies, denken mee over de communicatie, en geven rondleidingen. Elk jaar start een nieuwe groep.

'Blikopeners' openen blikken van anderen en houden medewerkers af en toe een spiegel voor. Op die manier houd je de zaag scherp en voorkom je dat de trein ontspoort!

Ton Verbeek
Aart G. Broek
@ Ton, dank voor je motiverende bijdrage over Blikopeners. Die is het alleszins waard om ter harte te worden genomen, opdat een ieder de ogen wijd open houdt en steeds weer met een frisse blik kijkt naar de zo vertrouwde omgeving met het vertrouwde handelen.

Bij het organiseren van tegenspraak moeten we echter vooral ook aan de 'urgentie' van alledag denken: we kunnen met frisse blik kijken, we moeten dat ook nog onder woorden DURVEN brengen. Juist de hiërarchie, de reguliere gang van zaken, persoonlijke beperkingen en dergelijke zorgen ervoor dat we ‘tegenspraak’ zouden wíllen geven maar het niet kúnnen. Een bekend voorbeeld – uit de ziekenzorg – is het wassen van handen dat nogal eens vergeten wordt of niet toereikend gebeurt. Spreek er je collega’s of je meerdere maar eens op aan!

Dan helpen de Blikopeners niet en is een spel als ‘de mol’ een oplossing. Wie durft de chirurg aan te spreken als zij haar handen niet wast? De chirurg als mol – die opzettelijk en zichtbaar voor anderen haar handen níét wast – zorgt voor intrigerende confrontaties wanneer zij haar collega’s en het ondersteunend personeel aanspreekt op het zwijgen. Dit spel vergroot de mogelijkheden om tegenspraak te organiseren en uiteindelijk te vergemakkelijken.

Het gaat erom ervoor te zorgen dat ieder van ons een dwarsligger zal moeten kunnen zijn. Protocollen genoeg (en niet alleen in de ziekenzorg), nu de uitvoering ervan nog. Dat is het alledaagse werk met de alledaagse taak om elkaar te durven aanspreken. Daartoe moet ieder tegenspraak kunnen geven en ontvangen. Daartoe zijn spelvormen en procedés als het premortum een uitkomst. Schat ik het juist in dan zal een Raad van Blikopeners dit van harte ondersteunen.

Meer over Organisatiecultuur