Begin augustus was ik op het jaarcongres van de Academy of Management in Atlanta. Een gigantische meeting of minds met meer dan 10.000 wetenschappers uit 88 landen die zich bezighouden met alle denkbare aspecten van management en organisaties. Met meer dan 2.500 presentaties en workshops om uit te kiezen is het allemaal nogal overweldigend en is het een hele klus om die presentaties eruit te pikken waarvan je denkt dat ze het meest relevant zijn. Soms was ik daar succesvol in en heb ik interessante nieuwe inzichten opgedaan, waarover later meer. Maar er zijn ook die keren dat je terechtkomt in een zaaltje met een handvol mensen, een slecht verstaanbare spreker en slides vol ondoorgrondelijke statistische tabellen.
In het algemeen moest ik helaas weer onder ogen zien dat praktische relevantie voor de meeste managementwetenschappers geen overweging is bij het doen of presenteren van onderzoek. Zij lijken amper geïnteresseerd in de uitdagingen waar organisaties mee worstelen, maar des te meer in de vraag of ze een interessant gat in de theorie kunnen opvullen en of ze daar een haalbare onderzoeksopzet voor kunnen ontwerpen.
Dat gezegd hebbende, heeft een onderdompeling in de wetenschap zeker waarde. De belangrijkste daarvan is dat je weer eens geconfronteerd wordt met het feit dat uitspraken onderbouwd moeten worden. Op dit congres zul je niemand horen over het Spotify model en dat we dat allemaal moeten adopteren. Zo’n geïsoleerde casus zegt een wetenschapper niets, daar kan hij geen uitspraken op baseren. Een modewoord als ‘agile’ werd weliswaar af en toe in de mond genomen, maar zeer spaarzaam. En als zo’n term gebruikt werd, werd deze meteen bevraagd: 'Ben specifieker, wat bedoel je daarmee? Aan welke kenmerken moet een organisatie voldoen om hem agile te noemen?'.
Ergens tussen die ergernis over gebrek aan relevantie en bewondering over de nauwkeurigheid liep ik rond op dit congres, op zoek naar trends en inzichten voor organisatieontwerpers. En die waren er gelukkig wel degelijk. De term die telkens terug bleef komen is nogal een elementaire: coördinatie. Dat essentiële begrip uit de organisatiewetenschap lijkt bezig te zijn met een grote herwaardering. Aan coördinatie werden verschillende accenten gegeven, maar in grote lijnen werd ermee bedoeld dat de diverse onderdelen van een organisatie aan elkaar geknoopt moeten worden om iets van waarde te leveren aan klanten. Het is de tegenhanger van arbeidsdeling, waarmee de taken worden verdeeld over die onderdelen. Samen vormen die twee de kern van elk organisatieontwerp.
Een van de belangrijkste redenen waarom coördinatie zo in de belangstelling staat is dat er allerlei nieuwe organisatievormen aan het ontstaan zijn die gekenmerkt worden door losse koppelingen tussen onderdelen: deelplatforms zoals Uber en Airbnb, ecosystemen zoals die rondom Apple of Facebook en ja, ook organisaties die werken met zelfsturende teams. En hoe losser de koppeling, hoe meer behoefte er is aan coördinatie (of regie, een term die ook wel gebezigd werd). Het teleurstellende is echter dat weliswaar alle academici het erover eens zijn dat coördinatie de grote uitdaging is voor organisaties, maar dat niemand op dat gebied met nieuwe handvatten of inzichten kwam. Er wordt teruggegrepen – zoals bij zoveel onderwerpen in de managementwetenschap – naar de jaren zestig. Thompson beschreef toen zijn drie soorten afhankelijkheid tussen organisatie-eenheden (pooled, sequential en reciprocal) met de bijbehorende coördinatiemechanismen.
Er is dus een gebrek aan nieuwe theorievorming over coördinatie tussen eenheden binnen een organisatie, tussen teams. Daarentegen is wat er binnen een team gebeurt en hoe dat optimaal kan worden vormgegeven in de loop van de jaren uitgebreid bestudeerd en wordt dat inmiddels ook goed begrepen. Op een ‘deelcongres’ van de Organizational Design Community (ODC) in Atlanta werden door Google nogmaals hun bevindingen over effectieve teamstructuren toegelicht, die in feite een bevestiging waren van wat we hier al over wisten. Maar daarom niet minder nuttig. Op diezelfde ODC dag werden ook studies gepresenteerd naar nieuwe fenomenen zoals flash organizations: organisaties die ad-hoc worden samengesteld uit freelance arbeidskrachten. Melissa Valentine van Stanford is de jonge onderzoeker die op dat gebied heel interessant werk verricht.
Toch bleef ook naar aanleiding van dit soort nieuwe ontwikkelingen de vraag openstaan hoe je dit alles aan elkaar knoopt tot een organisatie van enige omvang en complexiteit. Amy Kates was tijdens de ODC dag uitgenodigd om hierop te reflecteren - en om haar laatste boek te promoten - en zij legde de vinger op de zere plek. Heel interessant, al dit onderzoek.
Maar het blijft steken op het niveau van het team. Je hebt daarnaast een organisatieontwerp nodig om al die inspanningen van teams bij elkaar te brengen tot iets wat waarde toevoegt voor klanten. Vaak met de complexiteit van meerdere producten, meerdere marktsegmenten en meerdere landen. Een robuuste onderzoeksagenda rondom deze vragen van coördinatie ontbreekt vooralsnog. Daarin ligt de belofte van een echte brug tussen organisatiewetenschap en organisatiepraktijk.
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO
Wat we missen is de beslissingsbevoegde spelverdeler, de leider op het middenveld, die met de knieën in de modder pragmatisch regelt en zorgt dat het voor elkaar komt. Oftewel de stevige moeder(rol). Die ook rustig nee zegt en met gezag opstaat tegen de vaders in de board en het management. En ja daar is een groot tekort aan.
Zelfsturing krijgt in dit kader alleen dan een kans van slagen wanneer teams en de operatie deze coördinatierol zelf mogen vervullen, met echte bevoegdheden. Zoals de zelfsturende teams bij 'Buurtzorg' laten zien is goede, onderlinge coördinatie dan juist de grootste kracht van het collectief.
Fijn dat er voorbeelden zijn waar het zo goed gaat met de coördinatie. Wel heeft de Leerschool des Levens (LdL) mij geleerd dat, overal waar mensen zijn, te zijner tijd vroeg of laat een machtsstrijd kan ontstaan. Ik vrees dat dat zelfs onder de Wet van Murphy valt: Waar mensen samenwerken, daar moet er wel een keer in meer of mindere mate een machtsstrijd(je) oplaaien. Dus ik stel voor: laten we de goede afloop van elke aanstaande machtsstrijd maar alvast onderbrengen bij de coördinatie, op hoop van zegen, In Sha Allah.
Met vriendelijke groet, Guus
Ik heb er nog eens over zitten nadenken, en volgens mij is het allemaal heel logisch. Zolang er geen machtsstrijd is, of deze beperkt blijft, zullen de medewerkers zich voegen in de bestaande coördinatie. Maar zodra medewerker A een behoorlijke machtsstrijd aangaat met medewerker B, dan gaat dat de coördinatie aantasten. Want dan wil medewerker A coördinatieplan A doordrukken, en wil respectievelijk medewerker B coördinatieplan B doordrukken. En twee vormen van coördinatie die door elkaar heen gaan lopen, dat gaat natuurlijk ten koste van de overkoepelende coördinatie. Logisch toch?
Ik heb het laatst nog voor mijn ogen zien gebeuren in een restaurant-cafetaria, waar ik helemaal vooraan zat, zodat ik goed in de keuken kon kijken. En ja hoor, daar speelde de machtsstrijd zich open en bloot af. Maar ik ben een man van vrede, dus ik heb alle betrokkenen nog maar even gezegd dat het eten echt lekker was, ook al krijg ik altijd maagkrampen als ik de machtsstrijd om mij heen zie gebeuren. Volgende week ga ik daar weer eens een kijkje nemen om te kijken hoe het daar is afgelopen.
Groet, Guus
Een belangrijke voorwaarde voor een soepel verlopende coördinatie is dan ook in ieder geval een stevige spelverdeler op het middenveld. Iemand die het gezag geniet van de groep en boven de partijen staat. Die bij conflicten, chaos en crisis de kalmte en een staat van geestelijke volwassenheid kan bewaren. En waar nodig kordaat en respectvol durft in te grijpen, aan te spreken en de boel vlot trekt.
Hoe we dat gegeven door het organisatieontwerp kunnen beïnvloeden vind ik de uitdaging bij uitstek voor professionals in de praktijk en voor managementwetenschappers.
Leuke observaties over de relevantie van bedrijfskundig onderzoek ... (of meer treurig?)
De Leerschool des Levens (LdL) heeft mij geleerd dat er grote verschillen bestaan tussen organisaties in de betrokkenheid van de mensen en de kracht van de organisatie. De verklaring van dit verschil heeft volgens mij veel van doen met de <a href="https://www.managementsite.nl/kennisbank/organisatieontwerp" target="_blank">organisatievorm</a> en met de sturing vanuit de top. Een sturing die, heel paradoxaal, ook gericht is op autonomie en eigen verantwoordelijkheid van de onderdelen. Harmonie is vaak ver te zoeken maar de gemeenschappelijke ambitie en een alerte sturing houden de verhoudingen constructief. Kracht door samenwerking!