Het klimaatakkoord biedt prachtige economische kansen!

Columns

Op 13 maart 2019 verschenen twee belangrijke rapporten. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderzocht of het klimaatakkoord ertoe leidt dat de doelen op het gebied van CO2-reductie in 2030 zullen worden behaald. De conclusie: de kans daarop is niet heel groot. Het Centraal Plan Bureau (CPB) berekende de financiële gevolgen van het klimaatakkoord en stelde vast dat de kosten voor een groot deel bij de burgers terechtkomen en dat het vooral de lagere inkomens zijn die relatief bezien de grootste lasten dragen. Geen best nieuws dus.

Maar wat onderzochten het PBL en het CPB eigenlijk? Het antwoord daarop lijkt in de berichtgeving een beetje ondergesneeuwd te zijn, maar is verrassend eenvoudig: de bureaus hebben slechts de directe gevolgen van het ‘Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord’ (VHKA) geanalyseerd. De financiële analyse van het CPB geeft dus het effect weer van de extra heffingen, subsidies, belastingverhogingen en –verlagingen etc. weer. En dus niet het bedrag aan investeringen die bedrijven en gezinnen gaan doen! Dat is nogal een verschil.

Eerst maar eens de uitkomsten van de financiële doorrekening van het CPB. Zij stellen vast dat het klimaatakkoord leidt tot een stijging van de collectieve lasten van € 5,2 miljard, waarvan € 3 miljard voor rekening komt van de gezinnen en € 2 miljard voor bedrijven en € 0,2 miljard voor het buitenland als gevolg van de vliegtaks. Die stijging heeft gevolgen voor de inkomens van gezinnen. Zij gaan er gemiddeld 1,5% op achteruit, waarbij de hoogste inkomens slechts 0,8% inleveren en de laagste inkomens 1,8%. Maar voor de goede orde: die cijfers zijn cumulatief voor 10 jaar. Per jaar is het dus ongeveer 0,08% en 0,18%, dus slechts ‘tientjeswerk’. Toch schrok ‘de politiek’ behoorlijk van de uitkomsten, dus kwam het kabinet meteen met een voorgenomen beleidswijziging: bedrijven moeten via een CO2-heffing extra bijdragen aan dit akkoord.

De geringe financiële gevolgen voor gezinnen en bedrijven kunnen haast geen grote gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en die voorziet het CPB dan ook niet. Maar de doorrekening van het CPB is echter maar een heel klein stukje van het hele verhaal. Zowel de maatregelen die het kabinet voorstelt als de bewustwording van velen dat we veel duurzamer moeten opereren als we toekomstige generaties dezelfde kwaliteit van leven gunnen als wijzelf ondervinden, leiden tot andere beslissingen. En die beslissingen hebben vaak wél grote financiële gevolgen. Zo zullen steeds meer particulieren op zoek gaan naar mogelijkheden om de energierekeningen te verlagen. Een betere isolatie van de woning, een zuiniger auto en wellicht het zelf opwekken van energie door bijvoorbeeld de aanschaf van zonnepanelen zijn voor de hand liggende opties. Ook bedrijven zullen intensiever zoeken naar mogelijkheden gaan zoeken om bijvoorbeeld de CO2-uitstoot te reduceren. Dat betekent dat het investeringsniveau sterk gaat stijgen. Daar zijn enorme bedragen mee gemoeid.

Enorme investerings- en omzetimpuls

Mckinsey schatte in 2016 dat er tot 2040 circa 200 miljard euro moet worden geïnvesteerd door bedrijven, overheden en particulieren om de klimaatdoelen te behalen. Dat brengt enorme kosten met zich mee. Maar daar staan ook grote opbrengsten tegenover! Want al die investeringen zorgen voor een enorme omzetimpuls van producenten, bouwvakkers, installateurs, dealers van transportmiddelen et cetera. Dat vertaalt zich in een enorme groei van de werkgelegenheid. TNO heeft in maart 2019 de effecten doorgerekend. De bouw en installatiebranche kan rekenen op een groei van tussen de 42.000 en 78.000 voltijdsbanen. Daar komen nog tussen de 3.000 en 5.600 banen bij voor bediening en onderhoud. Andere sectoren, zoals tankstations, zullen daarentegen met een verlies aan werkgelegenheid worden geconfronteerd. Naar verwachting zullen er ook tussen de 6.000 en 11.000 voltijdbanen verdwijnen.

Per saldo zullen er dus tussen de 39.000 en 72.000 extra banen ontstaan. Dat is overigens nog exclusief de banen die ontstaan door de voorgenomen CO2-heffing van bedrijven, want bij verstandig beleid kan ook die heffing gunstig uitpakken voor de werkgelegenheid.

Daar blijft het niet bij.

Ook voor managers, (extern) adviseurs, fiscalisten en bijvoorbeeld accountants zal de transitie naar een duurzamere samenleving positieve effecten voor hun werkgelegenheid kunnen hebben als zij daar adequaat op inspelen.

Organisaties hebben namelijk heel veel behoefte aan nieuwe kennis.

Vragen die beantwoord moeten worden zijn: Hoe creëer je een nieuw businessmodel dat leidt tot duurzame resultaten? Hoe voorzie je in de noodzakelijke financiering? Hoe meet je, rapporteer je en communiceer je over die behaalde duurzame prestaties? Waar stuur je intern op? Hoe verduurzaam je de bedrijfsprocessen?

Dergelijke vragen zijn lastig te beantwoorden. Het vergt een heel andere kijk op organisaties; organisaties moeten niet alleen financiële waarde creëren, maar meervoudige. En die waarde moet aan een breed scala stakeholders ten goede komen om ook op langere termijn succesvol te blijven. De blik moet daarom veel meer naar buiten; dáár gebeurt het.

De maatschappij is de bewustwordingsfase met betrekking tot duurzaamheid voorbij: het besef dat het nodig is, is breed geworteld. Het komt nu aan op de implementatie. Anders dan sommige denken, leidt die per saldo tot prachtige kansen, ook op het gebied van werkgelegenheid en omzet. Wie daarop inspeelt is spekkoper.

Theo van Houten is hoofddocent Bedrijfseconomie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. In februari 2019 verscheen zijn boek: Duurzame bedrijfsvoering.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Meer over Duurzaam ondernemen