Ik ben op kantoor in Amsterdam, kijk uit over de Zuidas met het lange Paasweekend voor de deur. Het is halverwege de ochtend en ik vraag me af wat me nu aan het nieuws van vandaag, tot nu toe, het meest geraakt heeft. Was het die man op Radio538 die volstrekt anoniem € 62.500 doneerde voor Warchild of was het toch iets anders?
Na een korte teug van mijn espresso kom ik tot de conclusie dat het toch wat anders is. Zoals zo vaak weet de voorpagina van het Financieel Dagblad me te raken. Ik ben gefascineerd door fraude, bedrog, oplichting in het bedrijfsleven. Een soort Peter R. de Vries van de BV Nederland als het ware. Vandaag was het weer raak. ABN AMRO Bank, eigendom van ons allemaal, heeft begin januari twee zogenaamde topbankiers ontslagen vanwege verdenking van corruptie in relatie tot het handelsembargo tegen Iran. Ze zouden steekpenningen hebben afgedwongen bij een Arabische relatie van de bank. Ik vind het al verwonderlijk dat deze goed opgeleide managers denken met zoiets weg te kunnen komen. Maar wat me nu echt fascineert is wat hun doelstelling of misschien wel dieper liggend verlangen is, wat hun drijft tot zo’n daad. Waarbij ik er gemakshalve maar wel vanuit ga dat het waar is. Zo niet, dan zijn er genoeg andere min-of-meer vergelijkbare praktijkvoorbeelden aan te halen. Denk aan Hubert Möllenkamp, de baas van woningbouwvereniging Rochdale die zich rond liet rijden in een Maserati en zich door relaties liet trakteren op een vakantiehuis in Zuid-Europa. Recenter nog stonden de kranten vol van Buck Groenhof, die als duurbetaald puinruimer bij SNS Property Finance, zijn zakken vanuit alle hoeken liet vullen. Hij overdenkt zijn zonden nu overigens al enige maanden vanuit een sombere cel.
Hoe kan het nou dat personen die - zeker in bovenstaande voorbeelden - vele tonnen per jaar verdienen, ongetwijfeld beschikken over alle denkbare materiële zaken waar de gemiddelde medewerker van de bank alleen maar kan dromen, hun carrière in de waagschaal leggen voor nog meer? Nog meer van hetzelfde: materiële rijkdom.
Bij kleine fraude op de werkvloer heeft dit vaak te maken met wat we noemen “gelegenheid maakt de dief”: een rammelende interne organisatie, geen of weinig controle en slordig omspringen met met dure goederen door leidinggevenden. Dan is het voor een medewerker die jarenlang een modaal of liefst nog lager inkomen heeft erg verleidelijk om uit die telkens maar weer openstaande snoeppot te eten. Maar bij zaken als hierboven moet meer aan de hand zijn.
Dan Ariely, Hoogleraar Psychologie en gedragseconomie aan de Amerikaanse Duke University, heeft hier wel een mening over. In zijn laatste boek The (Honest) Truth About Dishonesty (Heerlijk Oneerlijk), leert hij ons dat mensen van nature maar een beetje oneerlijk zijn. Wij stelen en frauderen niet zoveel als mogelijk zou zijn. Fraudeurs maken vooraf doorgaans geen kosten-baten analyse in de zin van weegt de kans op ontdekking op tegen het mogelijke voordeel? Daarnaast willen mensen graag van zichzelf kunnen vinden dat we een goed mens zijn. Dit weerhoudt ons dan meestal van te extreem oneerlijk handelen. Wat in ieder geval wel leidt tot verdergaand frauderend gedrag is irritant of grof gedrag van anderen. Het komt bij de meesten van jullie waarschijnlijk niet als een verrassing dat het verkeren in een omgeving waarin veel oneerlijkheid voorkomt, leidt tot kopieergedrag. Ik vermoed dat de drie voorbeelden in mijn inleiding daar zeker last van hadden.
Kort gezegd: fraudegedrag is besmettelijk met alle gevaren voor de organisatie van dien. Ariely komt tot de ‘geruststellende’ conclusie dat we ons fraudegedrag beperken tot het niveau dat binnen de normen van onze omgeving past. Zoals ik tegen mijn kinderen altijd zeg: een kamer vol met rommel leidt tot nog meer rommel.
Uit onderzoek1 van Nico van Yperen en zijn collega’s kwam in 2011 naar voren dat medewerkers in een organisatie die prestatiedoelen (een opdracht om het beter of minder slecht te doen dan een ander) kregen opgelegd eerder frauduleus gedrag vertonen dan medewerkers die leerdoelen (jezelf proberen te verbeteren) kregen opgelegd. Vals spelen heeft immers geen zin wanneer je jezelf probeert te verbeteren. Vecht je tegen een ander dan kan dit mogelijk wel werken. Wanneer leiders van organisaties een cultuur scheppen waarin de managers voortdurend vergeleken worden met anderen, dan ligt het risico van frauduleus gedrag op de loer. Wanneer individuele doelen worden gesteld is de kans op dit soort misstanden veel kleiner.
Samenvattend komt het erop neer dat je geen cultuur moet creëren waarin fraude een geaccepteerd iets is en dat het tegen elkaar opzetten van managers of directeuren het frauderisico verhoogt. De heren Groenhof, Möllenkamp en de ABN AMRO topbankiers zijn waarschijnlijk bij hun respectieve zakenpartners ook geconfronteerd met de een of andere vorm van oneerlijk gedrag. “Wat zij kunnen en mogen, mag ik ook” of iets wat daar op lijkt.
Tenslotte nog dit. Fraude in het bedrijfsleven is niet zoals de meesten van ons denken alleen iets van deze tijd. Al in 1605 zag de toenmalige VOC zich genoodzaakt hun bewindhebber Isaac de Meire wegens fraude af te zetten.
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO
Zegt de een tegen de ander:
http://www.zie.nl/video/wetenschap/Overdracht-gedachten-bij-ratten-gelukt/m1nzablf4a3f
Goed artikel! Ook mij facineert die donkere kant van leiderschap.
Heb jij voor mij een verwijzing naar dat onderzoek van Nico van Yperen?
Vriendelijke groet, Lenette Schuijt