De bedoeling als moreel kompas

Columns

Organisatiefilosoof Ben Kuiken betoogde op 19 januari 2022 op deze site dat al die gesprekken over de bedoeling van de organisatie ‘helaas onzin’ zijn en wel om de simpele redenen dat organisaties nu eenmaal geen doelen hebben. Gooit Kuiken hier het kind met het badwater weg? Het lijkt erop!

Organisaties hebben volgens Kuiken geen doelen maar bestaan uit mensen en die mensen hebben allemaal hun eigen wensen (en dromen). Een belangrijke wens van mensen is om gezien te worden. Erkenning van wie ze zijn, in hun eigenheid. Ook vinden we het fijn om ergens bij te horen, bij een groep of gemeenschap. Daar oog voor hebben, daar gaat het om, volgens Kuiken.

Kuiken heeft helemaal gelijk. Organisaties zijn dingen van mensen en die mogen rekenen op erkenning van hun bestaan en van hun eigenheid. Waarom en hoe mensen in de organisatie zitten moet en mag niet weggemoffeld worden in een nivellerend gesprek tijdens een dag op de hei over ‘de bedoeling van de organisatie’. Hij heeft gelijk, mensen hebben niet allemaal dezelfde motieven en wie daar als leidinggevende het zicht op verliest, ziet ‘zijn mensen’ niet langer als mens maar als instrument om (rücksichtlos) de doelen van de organisatie te verwezenlijken. Immanuel Kant, en hij niet alleen, is daar volstrekt duidelijk over.

Tegelijkertijd komt Kuiken me te snel tot de conclusie dat het gesprek over de bedoeling van de organisatie daarmee ‘onzin’ is, verwerpelijk of overbodig want geen enkel doel dienend.

Laten we even stilstaan bij de betekenis van ‘bedoeling’ want, zoals de filosoof Eugen Rosenstock-Huessy eens opmerkte, de taal is vaak wijzer dan wijzelf.

Ons onvolprezen Woordenboek van de Nederlandse taal geeft als betekenis: ‘Eigenlijk, het streven naar iets, en bij overdracht ook datgene wat men zich ten doel stelt, datgene wat men tracht te bereiken.’  

Het is maar één zin maar wel eentje die precies blootlegt waar het om gaat en dat is het verschil tussen bedoeling als streven en bedoeling als doelrealisatie. Dit verschil ontstaat, zegt het woordenboek, door overdracht. Anders gezegd, dat wat oorspronkelijk behoort tot het domein van het streven (noem het: de intentie van de actor) ondergaat betekenisverbreding door ook de concretisering van dat streven daartoe te rekenen.

Deze betekenisoverdracht is zo overheersend geworden dat we alleen nog maar denken in termen van doelen en geen oog hebben voor wat daaraan voorafgaat: een streven, de bedoeling achter (of moet ik zeggen: vóór?) die doelen. Precies dit verschil is essentieel als het gaat om aandacht voor ‘de bedoeling van de organisatie’. In het gesprek over ‘de bedoeling’ gaat het erom de sprong van de overdracht terug te maken, om de overdracht dus terug te draaien en om opnieuw te bekijken of die overdracht nog wel deugt. Je kunt ook zeggen: terug naar de situatie waarin er nog wel verschil is tussen bedoeling en doelen.

Kuiken heeft gelijk, organisaties zijn dingen van mensen, maar dan wel van mensen die besloten hebben om te werken in en een bijdrage te leveren aan een bovenindividuele entiteit die berust op de intentie, het streven om samen te werken aan iets: een betere mobiliteit, storingsvrij telefoonverkeer, een schoner milieu, zorg voor stervenden, goede kinderopvang, of lekkere maaltijden. Al die mensen hebben natuurlijk hun eigen beweegredenen of ‘doelen’ (geld verdienen, macht, invloed, zelfrealisatie). Niettemin, ze verbinden zich om een bijdrage te leveren aan een entiteit die groter is dan zijzelf en die (ja, waarom niet?) er is met een ‘bedoeling’.

Periodiek het gesprek met elkaar voeren over de vraag of het allemaal nog wel klopt waar ‘we mee bezig zijn’ is helemaal niet zo gek. En waar het in dat gesprek op aankomt is niet om te kijken of de doelen wel worden gehaald en of dat efficiënter of goedkoper kan. Nogmaals, het gaat erom een, twee stappen terug te zetten: de overdracht van ‘streven’ naar ‘doelen’ voor een moment ongedaan maken om te checken of wat er in die overdracht is gebeurd nog wel klopt. Heeft die overdracht de vorm gekregen van technische beheersing, van vinkjes, van protocollen die dwingend uitgevoerd moeten worden, van toepassing van regels op een manier die aan de mens voorbijgaat? Is de overdracht verworden tot een weigering om de ander (‘de Ander’ om met Emmanuel Levinas te spreken) in de ogen te zien, tot wegkijken van de rauwe werkelijkheid? En ook: lukt het om ondanks al die verschillen in persoonlijke doelen, ons opnieuw te engageren met die bedoeling? Ook die vraag stellen heeft niets te maken met ‘geweld in organisaties’ of uitbuiting. Integendeel.

Als je zo het gesprek over de bedoeling van de organisatie voert dan fungeert ‘de bedoeling’ daarin als een moreel kompas, als een geweten, als een horizon die ondanks haar immer wijkende werking haar schoonheid niet verliest en blijft inspireren.

Harm Klifmam

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Robbin Haaijer
Hulde Harm, met geduld, liefde en zuiverheid in taal kom je zoveel verder.
Ben Kuiken
Pro-lid
Dank je wel voor je aanvulling en commentaar, Harm.

Ik ben het met je eens dat het geen kwaad kan om regelmatig met elkaar in gesprek te gaan en te onderzoeken of dat wat je aan het doen bent nog past bij wat je voor ogen hebt, of dat je je toch teveel laat afleiden door bijzaken dan wel systemen die zo hun eigen wil hebben. Dat kan zeker nuttig zijn, dus doe dat vooral.

Ik wil echter twee kanttekeningen plaatsen bij jouw reactie. De eerste is dat jij de organisatie beschrijft als een bovenindividuele entiteit cq een entiteit die groter is dan de mensen die haar vormen. In mijn optiek is dat een reïficatie: er is naar mijn mening niet iets dat boven, onder of tussen mensen staat, er zijn alleen maar mensen met hun wensen, en die in processen verwikkeld zijn die wij reïficeren tot 'de organisatie' etc. Die wensen kunnen ze delen (in de verschillende betekenissen van het woord), maar dat maakt nog niet dat er 'iets' is waar ze dat aan zouden kunnen ophangen.

De tweede kanttekening gaat over macht: in jouw beschrijving van het gesprek over het gezamenlijke streven ontken je naar mijn mening de factor macht, opgevat als een spel van krachten. Mensen proberen, naast dat ze samenwerken aan gezamenlijke doelen, ook hun eigen doelen naar voren te schuiven, anderen te beïnvloeden, waarbij ze soms druk uitoefenen... Dat hoeft overigens niet per se negatief te zijn, want, zoals Foucault beschrijft, creëert macht ook. Bijvoorbeeld een beeld van een gezamenlijk streven, waar mensen enthousiast over kunnen raken en waar ze zin uit kunnen putten. Het gevaar dat altijd op de loer ligt is dat mensen zich laten verleiden om iets te doen dat niet in hun belang is, of dat meer in het belang van anderen is dan van henzelf. Dan praat je al bijna over uitbuiting of geweld van organisatie (wat dus wat anders is dan 'geweld van dé organisatie').
Harm Klifman
Auteur
Dankjewel Ben, voor je kanttekeningen bij mijn artikel. Ik hoop dat de redactie ons toestaat dit gesprek voort te zetten.

Ik begrijp je eerste kanttekening en ja, je hebt gelijk, ’organisatie’ is een reïficatie. Daar bedoelen we mee dat we een abstract begrip gaan opvatten als een ding waar we eigenschappen aan toekennen van, bijvoorbeeld, mensen. In de logica staat reïficatie dan ook bekend als een drogreden. Ik begrijp dat dit de reden is voor je bewering dat organisaties geen bedoeling kunnen hebben, omdat alleen mensen dat kunnen.
Als we een abstract begrip reïficeren, dan doen we dus ‘alsof’ het echt bestaat, zoals de wetenschap gebruik maakt van wetenschappelijke ficties en daar goed mee kan werken.

Dit ‘doen alsof’ is niet iets uitzonderlijks. Ons maatschappelijk verkeer wemelt van de reïficaties, zoals ‘maatschappelijk verkeer’ er zelf een is. En we kennen er inderdaad vaak allerlei menselijke eigenschappen aan toe, gewoon door metaforisch taalgebruik. Zoals onze taal doorspekt (!) is met metaforen. Je krijgt haast geen alinea op papier zonder een of meer metaforen te gebruiken.

Neem een reïficatie als ‘de staat’, een abstract begrip, maar wel eentje waar je tegen kunt procederen. Sterker, de staat wordt in haar verschijning als belastingdienst inhumaan gedrag verweten. De staat wordt dus verweten niet menselijk genoeg te zijn!

Dat ik van een organisatie een ding maak, is op zich niets bijzonders. We doen niet anders. We richten er ons leven mee in en worden er door geleefd. Daarom onderschrijf ik je intentie: regelmatig een stap terug zetten en je realiseren dat we vaak te maken hebben met constructies die door mensen zijn bedacht en gemaakt, is heel verstandig.

Wat je tweede kanttekening betreft, ik ontken de rol van macht in organisaties niet, ik negeer die wel, dat klopt. En je hebt gelijk, macht, in welke gedaante dan ook, doet ertoe. Op elke plek waar mensen samenwerken en waar doelen (individuele of boven-individuele) kunnen conflicteren. En dat kan inderdaad de verkeerde kant op gaan.
Misschien dat het gesprek over ‘de bedoeling’ hier een reinigende werking op kan hebben.
Dat mogen we hopen, tenminste.
Jaap Peters
Pro-lid
Vanuit Rijnlands perspectief zien de vakmensen 'de organisatie' als hun gereedschap, zoals Max Verstappen zijn auto ziet als zijn gereedschap ('ik heb liever een Honda-motor). Die auto heeft geen bedoeling, laat staan een moreel kompas. De verwarring ontstaat als je mensen ziet als het gereedschap van de organisatie, zoals in het Anglo-Amerikaanse discours. Daarom noemen zij Human Beings immers Human Resources. Gaat hier de film The Matrix ook niet over met de rode (de mensen) en blauwe pil (the machines)?

Meer over Ethiek, integriteit, moreel kompas