Voor basisscholen is vernieuwen een probleem

Elke directeur van een basisschool in Nederland vraagt zich af op welke punten het onderwijs op zijn school te verbeteren is. De goede onder hen leggen publiekelijk deze vraag voor aan hun teams. Het past bij een directeur om vervolgens de regie op zich te nemen. Hij gaat vertellen wat hij in zijn school ziet. Hij vraagt zijn mensen hetzelfde te doen. Vervolgens geeft hij aan wat hem bevalt en wat hem niet bevalt in het licht van de doelstellingen van zijn school. Hij moedigt iedereen aan zich ook hierover uit te spreken. Tegenspraak stelt hij op prijs. Sterker, hij moet het juist daarvan hebben om zo zoveel mogelijk en het liefst zoveel mogelijk verschillende percepties te weten te komen om een goed plan te maken dat indrukwekkend genoeg is om voorop en vooruit te (mogen) lopen.

Een niet-ingewijde zou denken, deze werkwijze ziet er goed en natuurlijk uit. Dat moet zo wel goed uitpakken. Op veel basisscholen is het kwaad echter dan al geschiet. Een directeur die zo te werk gaat, spreekt namelijk vanuit zijn ‘ik’ en krijgt onmiddellijk een meerderheid van zijn team tegenover zich die in alle toonaarden benadrukt dat het gaat om samen-wij-met-elkaar. Het woord ‘draagvlak’ valt dan ook zo vroeg als het maar kan. Dat in innovatieve branches men eerst sterk maakt wat men wil om vervolgens draagvlak te creëren, gaat het voorstellingsvermogen ver te boven. Voor schooldirecteuren valt het niet mee onder deze verstikkende jaren ’70 deken uit te komen want de samen-wij-met-elkaar onderwijzers die gauw op scholen de meerderheid vormen, zijn er dan al snel uit; deze directeur-regisseur is autoritair, ondemocratisch en communiceert slecht. Hij zit hen bovendien flink in de weg iets te doen wat swme-onderwijzers graag doen: vrijblijvend meedenken en over alles meepraten zonder vuile handen te maken.

Basisscholen zijn geen professionele organisaties waar taken en verantwoordelijkheden voortdurend centraal staan en waar op de tweede plaats staat of je elkaar wel aardig genoeg vindt. Op de basisschool is een leerkrachtenteam daarentegen te vergelijken met een familie. Een familie waar bovenal het gaat om persoonlijke relaties die horen te neigen naar vriendschappen. “Eerst vrienden worden, daarna mag je iets zeggen” is dan ook de regel die voor elke directeur geldt. Zeker directeuren die niet eerst 10 of 20 jaar op dezelfde school hebben lesgegeven, maar van buiten de familie komen. En wil de directeur zijn mensen tot vrienden maken, dan bestaat er voor hem maar één weg open; onderwijzers complimenteren. Liefst zoveel en zo vaak als maar mogelijk is. Dat dit de enige weg is, is niet verwonderlijk. Onderwijzers worden, als ze het goed doen in de klas, dagelijks door leerlingen impliciet en expliciet op een voetstuk geplaatst: hij of zij die zoveel weet en kan. Dit dagelijkse bombardement is zo vertrouwd dat het voor hen een algemene omgangsvorm wordt die zich niet beperkt tot de relatie onderwijzer-leerling. Een directeur die zich meer op zijn eigen taak richt, schiet alleen daarom al tekort. Hij zorgt voor een groot gemis die de samen-wij-met-elkaar onderwijzer het meest intens voelt.

Goed onderwijs wordt mogelijk door onderwijzers die hun vak verstaan. Onderwijzers in hun vakmanschap laten groeien is iets wat een directeur maximaal mogelijk moet zien te maken. Goede scholen ontstaan als directeuren hun regierol kunnen spelen. Directeuren in hun vakmanschap laten groeien is iets wat onderwijzers directeuren moeten gunnen. Maar maak je er een familie van dan zit iedereen iedereen in de weg. Dan wordt regie gezien als een autoritaire vorm van bemoeienis. Dan zijn afwijkende percepties niet welkom en worden andersdenkenden, ook vanuit het eigen team, snel in een hoek gezet. Vitaliteit wordt ingeruild voor benauwdheid.

Het is fantastisch als onderwijzers collega’s zien als vrienden waarmee je lief en leed met elkaar deelt. Maar het kan de ontwikkeling van een school richting een professionele organisatie behoorlijk in de weg staan. Dat kunnen we ons niet permitteren gezien de problemen in de samenleving waarin het onderwijs een rol te spelen heeft. Bovendien is het jammer. Want het ontwikkelen van een school zou net als het onderwijs in de klas geassocieerd moeten worden met nieuwsgierigheid, ontvankelijkheid en leren.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Ingeborg
Het bovenstaande artikel geeft (weliswaar kort door de bocht) het probleem, danwel de situatie weer van en willekeurige school met een 'familiecultuur'. Het artikel geeft daarbij echter geen enkele behoorlijke richtlijn om met een schoolteam naar een professionele cultuur te groeien. Dat dit wel mogelijk moet zijn/kan zijn zou hierbij een welkome toevoeging zijn. ook schooldirecteuren willen werken met succesvolle teams!
Norman Dragt
Op welk gebied wenst dhr. Oskam vernieuwing?
Op het gebied van de organisatie schijnt volgens hem het meeste te winnen zijn. Nieuwe lesvormen, ander studie materiaal, nieuwe didactische methoden schijnen minder belangrijk te zijn.

Net als in iedere familie of andere professionele organisatie, denken de meeste leden eerst aan hun eigen positie en werk. Daar worden zij uiteindelijk op afgerekend.
Maar een school heeft het meeste leersucces met veel lestijd. Dat betekent als directeur zorgen voor rust, orde en structuur. En door dit voorbeeld te geven kunnen en zullen docenten deze onderwijs elementen ook gaan bieden. Waardoor ze weer meer succes als school hebben.

Meer over Onderwijs