Kan de economische gang van zaken bij fusies en overnames ook boekhoudkundig zichtbaar worden gemaakt?

Ten einde deze vraag te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van een voorbeeld. Een onderneming overweegt de aankoop van een bedrijf “T”. Bij het vaststellen van de waarde wordt uitgegaan van een te verwachten, constante, vrije geldstroom van €55. De vermogenskostenvoet (‘WACC’) wordt vastgesteld op 11 procent. De aankoopprijs bedraagt €400. De waarde van ‘T’ wordt gevonden door de verwachte geldstromen contant te maken. De berekening verloopt als volgt:

Economisch gezien wordt op het moment van aankoop (T0) aan waarde gecreëerd het verschil tussen de berekende contante waarde en de betaalde prijs. In dit geval: 500-400=100. Indien de verwachtingen zich zullen materialiseren zal deze waarde in de toekomst niet wijzigen. De verwachte geldstroom is immers precies gelijk aan het bedrag dat de vermogenverschaffers zullen ontvangen, namelijk: 0,11 x 500 = 55. Op de economische balans komt nu aan de debetzijde de post ‘economische waarde ‘T’ naar voren tegen de berekende waarde van €500. De betaling van de prijs zorgt voor een daling van de post liquide middelen van 400 en aan de creditzijde ontstaat daardoor, onder het eigen vermogen, de post ‘gecreëerde waarde door overname ‘T’ voor het verschil (100). Zolang de vermogenskostenvoet en de te verwachten vrije geldstroom niet veranderen blijft de economische waarde van ‘T’ ongewijzigd. Op de boekhoudkundige balans zal op de debetzijde de post ‘goodwill’ worden opgenomen voor €100.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 193 vragen en antwoorden over Waardebepaling bedrijven.