Welk jaarloon moet worden gehanteerd voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) in?

Voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) en jeugd-LIV is het jaarloon al het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat werkgevers in een kalenderjaar betalen aan een werknemer die in dienst is én verzekerd is voor één of meerdere werknemersverzekeringen.
Uitgesloten van het jaarloon voor de Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL) zijn:
  • Ziektewetuitkeringen die eigenrisicodragers na afloop van de dienstbetrekking betalen aan een ex-werknemer;
  • WGA-uitkeringen die eigenrisicodragers aan de werknemer betalen;
  • WAO-, WIA- en WW-uitkeringen die de werkgever aan de werknemer betaalt namens UWV.
Betaalt een werkgever aan een werknemer naast zijn reguliere loon ook een WGA-uitkering – bij eigenrisicodragerschap – of namens UWV een WAO-, WIA- of WW-uitkering, dan moet hij voor het berekenen van de loonbelasting/premie volksverzekeringen het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en het loon uit vroegere dienstbetrekking samentellen en op het totaal de witte tabel toepassen. De uitkeringen tellen echter niet mee voor het jaarloon voor het LIV en jeugd-LIV en dat betekent dat het loon en de uitkeringen moeten worden gesplitst in twee inkomstenverhoudingen. Dat moet, omdat UWV de uitkeringen zou meetellen voor het jaarloon als ze samen met het loon onder één inkomstenverhoudingen zouden staan.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 255 vragen en antwoorden over Loonheffingen.