Toetsbare doelen voor betere parlementaire controle (2)

Deel twee van het artikel naar aanleiding van een bijdrage inhet septembernummer van Openbaar Bestuur, op persoonlijke titelgeschreven door de heren M. Berkenbosch en P. van Putten en mevrouwA. Erwich. Zij zijn allen werkzaam bij de Algemene Rekenkamer. (Deel 1 verscheen op 22oktober j.l. in M@n@gement).

Onderzoek Rekenkamer naar WEB

De Rekenkamer verrichtte eind 1996 en in de eerste helft van1997 onderzoek naar dat deel van de WEB dat betrekking had op hetsecundair beroepsonderwijs. Voor meer bijzonderheden over de WEBverwijzen wij naar het artikel in Openbaar Bestuur. Waar het hieromgaat is dat uit het onderzoek van de Rekenkamer bleek dat eensamenhangend overzicht van de doelen voor het secundairberoepsonderwijs ontbrak. De Rekenkamer trof overigens in dedossiers en kamerstukken wel een veelheid aan doelen aan. Bij deindiening van het wetsvoorstel was géén (!) enkel doeltoetsbaar geformuleerd. Het doel vermindering van het aantaluitstromers zonder startkwalificatie werd pas tijdens debehandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer toetsbaargeformuleerd.

Rekenkamer reconstrueert doelen

De Rekenkamer stelde zelf op basis van beschikbare gegevens eenoverzicht van doelen op. Er kon niet worden vastgesteld of ersprake was van een prioriteitsvolgorde van de doelen. Ook bleek hetniet mogelijk om de finale doelen toetsbaar te formuleren.
Het ging om de volgende doelen:

  • Het creëren van een onderwijsbestel waarin alle actorenvoortdurend streven naar het verbeteren van de kwaliteit van hetsecundair beroepsonderwijs
  • Internationalisering van het secundair beroepsonderwijs
  • Vermindering van de bestuurslast van de Rijksoverheid
  • Verbetering van de aansluiting tussen onderwijs enarbeidsmarkt
  • Reductie van het aantal uitstromers zonder startkwalificatieuit het secundair beroepsonderwijs van 30% in 1995 tot 15% in2001

Allemaal heel aannemelijke en respectabele doelen. Maar dat viervan de vijf doelen niet toetsbaar zijn geformuleerd, heeft totgevolg dat het voor de Tweede Kamer onduidelijk is wat wordtbeoogd. Dat geldt ook voor de beleidsmakers die als publiekondernemer aan deze doelstellingen hun steentje moeten bijdragen.Wie over tien jaar wil nagaan of bijvoorbeeld de kwaliteit van hetberoepsonderwijs is verbeterd staat met lege handen omdat hetbegrip niet is geoperationaliseerd. Nergens - in de Kamerstukkennoch in de dossiers - is aangegeven hoe men veranderingen in dekwaliteit denkt te meten, welke concrete verbeteringen mennastreeft en in welk tempo. Bovendien ontbreken gegevens over deuitgangssituatie, dus over het kwaliteitsniveau voorafgaand aan deinvoering van de WEB.

Reactie van OCenW

Nu zou men (als eenvoudig Nederlander) verwachten dat OCenW zichdergelijke kritiek zou aantrekken. Maar in plaats daarvan voeren deminister en zijn ambtenaren maar liefst zes redenen aan om geentoetsbare doelen te formuleren:

  1. De WEB was een ontwikkelingswet, en ook andereregelingen maakten deel uit van het invoeringstraject van deWEB
  2. Het secundair beroepsonderwijs kent een complexedoelstellingenstructuur
  3. Toetsing van gestelde doelen zou aanzienlijke bestuurlijkelasten met zich mee brengen
  4. Het secundair beroepsonderwijs kent meer doelstellingendan de vijf die de Rekenkamer in haar overzicht opnam en dezedoelen zijn wel toetsbaar geformuleerd
  5. Doelstellingen waren waar mogelijk gekwantificeerd
  6. De doelen van de WEB waren politieke keuzes

Hoe reageren publiek ondernemers?

In hun artikel geven de auteurs op de punten die OCenW aanvoerteen kort commentaar. Geheel correct stellen zij eerst nog even vastdat het formuleren van toetsbare doelen niet altijd even eenvoudigis. Maar ook dat het voor de Tweede Kamer niet mogelijk is om haarcontrolerende taak uit te voeren als er geen toetsbare doelenzijn.

Interessant is nu dat de auteurs denken als publiek ondernemersen tot een geheel tegenovergestelde conclusie komen dan de ministeren zijn ambtenaren.
Met betrekking tot 1 (ontwikkelingswet) zeggen zij dat het juist indat geval zinvol is om zoveel mogelijk toetsbare doelstellingen teformuleren. In een situatie waarin een deel van de beleidsdoelen eninstrumenten nog moet worden ontwikkeld, terwijl een ander deel vande instrumenten al in werking is getreden, is het van belang omsteeds helder voor ogen te hebben wat men met de WEB wil bereikenen hoe de verschillende doelen en instrumenten samenhangen. Hierziet men in feite een pleidooi voor het gebruik vanprogrammamanagement in een complexe veranderingssituatie.
Ad 2 (complexe doelstellingenstructuur) ligt de reactie van deauteurs voor de hand. De complexiteit is juist een argument afortiori om toetsbare doelen te formuleren en in elk geval wordteen wet niet minder complex door dat niet te doen.
Ad 3: afzien van toetsing van doelen vanwege bestuurlijke lasten isop zijn minst een gezochte motivering. De auteurs zien daarinterecht geen enkele aanleiding om maar niet vast te stellen offinale doelen zijn gerealiseerd. Overigens geldt dat mijns inziensevenzeer voor tussendoelen. Het is simpelweg het basisprincipe vankwaliteitszorg.
Ad 4 (meer doelstellingen): dat de Rekenkamer (die daarprofessioneel naar speurt) naar de mening van de minister van OCenWniet alle doelen van het secundair beroepsonderwijs onderkent, iseen teken aan de wand. Het illustreert treffend het ontbreken vaneen overzicht van de doelen in hun onderlinge samenhang.
Waar (punt 5) gesteld wordt dat de doelstellingen waar mogelijkzijn gekwantificeerd, reageren de auteurs met de vraag of deambtenaren hiermee niet wat verder hadden kunnen komen. Vervolgenspresenteren zij dan een aantal plausibele mogelijkhedenhiervoor.
Met het laatste verweer (politieke keuzes) zijn de auteursnatuurlijk ook snel klaar. In een parlementaire democratie zijn dedoelen van wetten en regelingen politieke keuzes. Maar dat isnatuurlijk helemaal niet strijdig met het formuleren van toetsbaredoelstellingen. Integendeel. Hoe duidelijker en ondubbelzinniger dedoelstellingen van het voorgenomen beleid, hoe duidelijker het voorde Tweede Kamer is waarvoor zij kiest.

Wat is hier aan de hand?

Wanneer men het bovenstaande nog eens op zich laat inwerken,dringt de vraag zich op wat hier aan de hand is? Het lijkt op eendiscussie over de mogelijkheden om in de overheidssfeer doelentoetsbaar te formuleren. Inhoudelijk gezien hebben de auteursdaarvoor hele sterke argumenten. Het geboden tegenspel is echterronduit een zwaktebod. Men krijgt daarmee de stellige indruk dat dewil er bij de ambtenaren simpel weg niet is en dat hun minister hendaarbij in bescherming neemt. Er is iets mis met de cultuur opOCenW denk je dan. Veel zeggend in dit verband is, dat de nadereuitwerking van het bekostigingsmodel (aangeboden aan de kamer inapril 1998) ook weer géén toetsbare doelen van de WEBbevatte, hoewel de Rekenkamer de minister van OCenW daartoe eenuitdrukkelijke aanbeveling had gedaan.

Een mentaliteitskwestie

Het werken met doelstellingen is in de kern eenmentaliteitskwestie. Ambtenaren die dat doen stellen zich kwetsbaarop, maar ze focussen energiek op inhoudelijk resultaat. En dat iswat de burger interesseert. Terecht stellen de auteurs dat het nietaangaat met het werken met toetsbare doelen een afrekencultuur tescheppen. Toetsbare doelen zijn gewoon controlelampjes. Als er eenlampje gaat branden is dat een signaal dat een bepaald doel nietwordt gerealiseerd. Dan moet de oorzaak daarvan worden nagegaan.Vervolgens moeten maatregelen worden genomen. Niet om te straffen,maar om de doelen alsnog te realiseren.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Cor Berkelaar
Beste Leo,

Interessante materie; tegelijk VERBIJSTEREND om te constateren hoe onze overheid blijkbaar te werk gaat. Om te zeggen dat ze doelloos te werk gaat zou te ver gaan, maar dat kennis, inzichten en vooral de bereidheid bij het (duurbetaalde) ambtelijke apparaat ontbreken om gericht te werk te gaan, is op zijn minst teleurstellend te noemen. Ik vraag me overigens af in hoeverre leden van de tweede kamer met deze constateringen om zijn gegaan. Misschien zijn noch het ambtelijke apparaat, noch de politiek de juiste kanalen om deze inzichten om te zetten naar daadwerkelijk effectieve methoden en structuren...

Vriendelijke groeten
C.B.
Kerklaan
Het artikel geeft aan dat er nog een lange weg te gaan is, voordat het
overheidshandelen zo transparant is gemaakt dat er daadwerkelijk
verantwoording over wordt afgelegd. Ambtenaren misbruiken hun creativiteit om zich niet te behoeven verantwoorden. Uit het artikel wordt bovendien nog
eens duidelijk dat er niet voldoende kennis en ervaring is om een beoordeling binnen kaders van doelmatigheid ook echt te laten plaatsvinden. Kortom: de know how ontbreekt. Als er bovendien niet veel sturing vanuit het ambtelijk apparaat zelf op wordt gezet, ligt hier een schone taak voor de Tweede Kamer
Jeroen Visser
Kent uw andere methodes die we kunnen vergelijken met de BBS?
Of andere methode die te vergelijken zijn met Smart eisen?

Bij voorbaat dank

Jeroen Visser
HVU student Opleiding Bedrijfskader
Niels Malotaux
Wanneer de overheid regelgeving uitvaardigt zonder toetsbare doelen, zou deze daardoor al nietig moeten worden verklaard. Wanneer doelen niet toetsbaar zijn, kan men niet bepalen of men er al is, wanneer men er is en of de kosten/inspanning om de gestelde doelen te bereiken de opbrengst rechtvaardigen. Zowel de uitvoering als de beoordeling wordt dan overgelaten aan toevallige intuitie. Als de doelen vervolgens vaag zijn omschreven, wordt die intuitie ook nog gestoeld op verschillende doelinterpretaties.
Wanneer ambtenaren en ministers denken dat het kwantificeren en daarmee meetbaar maken van doelstellingen te moeilijk of zelfs niet mogelijk is, dan dienen ze een opleiding te gaan volgen, of plaats te maken voor lieden die dit wel hebben geleerd. We betalen ze toch niet om als amateur op te treden?
Overigens gaat het bedrijfsleven ook niet vrijuit: ook daar heeft lang niet iedereen gehoord van het feit dat elke doelstelling meetbaar gekwantificeerd kan worden, en dat de belangrijkste doelstellingen ook zo gekwantificeerd moeten zijn.
Dat zowel ambtenaren, ministers en mensen in het bedrijfleven deze basiskennis ontbreekt, is wellicht te wijten aan het feit dat het onderwijzen van deze kennis niet in de doelstellingen voor het onderwijs is opgenomen.
jaimy
ik vind het voor mezelf en die stuutn
Kees A. Beintema
Alle mogelijke informanten hebben het over SMART.
Maar nergens gaat dat oppervlakkige aanduidingen te boven.
Het lijkt me vooralsnog louter symboliek.
Bestaan er (pogingen tot) operationalisatie van de 5 termen, cq aanwijzingen om in concrete gevallen tot zulke operationalisaties te komen, althans de triviale vaagheden te overstijgen?
Ik zal u zeer erkentelijk zijn voor eventuele reacties onder onderwerp/motto "SMART".
Kees A. Beintema
Alle mogelijke informanten hebben het over SMART.
Maar nergens gaat dat oppervlakkige aanduidingen te boven.
Het lijkt me vooralsnog louter symboliek.
Bestaan er (pogingen tot) operationalisatie van de 5 termen, cq aanwijzingen om in concrete gevallen tot zulke operationalisaties te komen, althans de triviale vaagheden te overstijgen?
Ik zal u zeer erkentelijk zijn voor eventuele reacties onder onderwerp/motto "SMART".