Nederlands politiek leiderschap is toe aan een doorbraak

Cover stories

Nederland wordt op dit moment in zijn ontwikkeling ernstig geremd door cultureel-historische ballast die in toenemende mate bijdraagt tot maatschappelijke stagnatie. Die komt tot uitdrukking door o.a. ontoereikend onderwijs, een vastzittende arbeids- en woningmarkt, een moeizaam functionerende zorgsector, onvoldoende integratie van onze etnische minderheden en een weinig stimulerend ondernemingsklimaat. Critici zullen na zo’n inleiding de neiging hebben om snel af te haken, met de opmerking ‘het gaat op dit moment toch prima met onze economie’, maar ook zij kunnen niet ontkennen dat de genoemde problemen steeds indringender zichtbaar worden.

Puntsgewijs wil ik de belangrijkste historisch gegroeide negatieve factoren noemen, die goed politiek leiderschap op dit moment in ernstige mate hinderen, om ze daarna kort uit te werken:

Consensus besluitvorming is in Nederland vooral zichtbaar geworden in de zeventiende eeuw. De zeven provinciën stemden onderling hun beleid af in de Staten Generaal. De handelsondernemingen VOC (Oostindische compagnie)  en WIC (West-Indische compagnie) hadden de ‘Heeren XVII’ en de ‘Heeren XIX’ als dagelijkse besturen. Niemand mocht domineren, alleen al niet omdat partijen als de Staten van Holland of de Amsterdamse Handelskamer daar voortdurend naar streefden. Uiteindelijk bleek in de achttiende eeuw, toen de pioniers en het marktleiderschap goeddeels verdwenen waren, dat deze structuren niet meer functioneerden. De beroemde Duitse socioloog Weber zou zeggen dat de charismatische leiders waren verdwenen en opgevolgd door feodalen, die uitsluitend hun eigen belang (en dat van hun achterban) in het oog hielden. Ze deden dat in colleges met ‘benoemde’ bestuurders, die elkaar onderling de bal toespeelden. Uiteindelijk ging zelfs de eens zo trotse VOC door wanbeheer failliet, De Fransen ‘bevrijden’ tenslotte ons land van de nietsnuttige regenten - inclusief stadhouder Prins Willem V - samen met de ‘Patriotten’.

Dezelfde inertie als in de achttiende eeuw - zij het in mindere mate - kan nu worden waargenomen bij onze huidige polderinstituten, die in de naoorlogse periode na WO II van wederopbouw uiterst nuttig waren, maar die nu uitmunten - zoals bij de SER (ons hoogste sociaal-economisch college) - door geen-, verdeelde- of onbruikbare adviezen over bijvoorbeeld ontslagrecht, kernenergie en de WAO uit te brengen. Polderinstituten zijn vaak bureaucratisch uitdijende gremia, die zich niet laten afschrikken door het naargeestige voorbeeld van de nooit succesvolle West-Indische compagnie, die met een bestuur van 74 leden van oudsher een triest record had.

Dit record is inmiddels met gemak verbeterd door het werkgeversverbond VNO/NCW dat nu zelfs circa 200 bestuursleden heeft, waarvan er overigens tientallen vrijwel nooit een mond open doen en nog maar enkelen echte ondernemers zijn. Het merendeel is benoemd in zijn ‘kwaliteit’ als bestuurder (beheerder) van een onderneming of als vertegenwoordiger van een ‘koepel’. Een Poolse landdag dus, dat VNO bestuur, met een dagelijks bestuur van ruim 50 leden! En ze willen fuseren met MKB Nederland om zó bijna alle werkgeversbelangen in ons land te kunnen vertegenwoordigen, in de beste tradities van de corporatieve staat. Maar iedere achterban heeft zijn eigen specifieke wensen en dus wordt een dergelijk bestuur een krachteloos kakelend kippenhok.

Terugkerend naar de SER, waarin het VNO en andere werkgevers met vakbonden en (benoemde) kroonleden participeren. Dat college is slechts een voorbeeld van de vele disfunctionerende adviescolleges van de regering, waarvan wij er circa 350 hebben. Meer voorbeelden zijn er voldoende, we volstaan met het noemen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), die kort geleden met een wazig advies kwam over de multiculturele samenleving. Al die adviescolleges functioneren in de praktijk vooral als zandkorrels in een machine, elke besluitvorming wordt erdoor vertraagd, vaak volstrekt onnodig. We zijn dus dringend toe aan ingrijpende sanering!

Gebrek aan respect voor historische waarden is de negatieve uitkomst van ‘de verlichting’ van de jaren zestig. In dat decennium namen we (gelukkig) grootschalig afscheid van de dogma’s en benauwde rituelen van onze voorvaderen die ons tot op dan toe in incestueuze ‘zuilen’ hadden verdeeld. We gingen naar katholieke scholen, artsen, notarissen etc. en bij protestanten en humanisten was dat in hun kring niet anders. Na ook nog de verschrikkingen van de fascistische- en communistische ideologieën te hebben leren kennen hadden wij in die tijd collectief genoeg van alle historische waarden. Wij werden ‘provo’, ‘dolle mina’s’ etc waarbij we vooral beklemtoonden dat we eindelijk ‘vrij’ waren.

Er kwam in de zeventiger jaren nog even een radicale opleving met ‘nieuw links’ waarbij wij werden verdeeld in ‘uitgebuiten’ en ‘uitbuiters’, maar toen dat ongerief in de jaren tachtig was geneutraliseerd, hadden we definitief genoeg van ‘ideologische veren’. Premier Wim Kok zei dat ook in zijn ‘Den Uyl rede’ in de jaren negentig, inmiddels met een paars kabinet, voor het eerst sinds jaren zonder CDA (christenen). Maar ‘vrij zijn’ werd al spoedig ongedisciplineerd gedrag. Ons egoïsme - omdat het zo goed ging - werd extra in de hand gewerkt door onze handelsmentaliteit waarbij wij - bijna anarchistisch - in werksituaties altijd (blijven) onderhandelen ten eigen voordele (zelfs na een genomen besluit), vaak tot ergernis van onze buren. Dat hebben we als cultuur in ‘onze vrijstaat’ eeuwenlang opgebouwd, terwijl de meeste landen om ons heen nog zuchtten onder een absoluut vorst.

Het dominante ‘old boys’ netwerk is ‘de vrucht’ van een aantal factoren. Maar vooraf dit: er is in iedere samenleving altijd een elite. Dat vinden sommige mensen niet prettig en dat kan leiden tot een omwenteling, een revolutie. Maar al gauw zien we dat er dan weer een nieuwe elite ontstaat. Dit betoog is niet gericht tegen het bestaan van een elite, maar wel als die niet meer effectief is, en dat is in Nederland helaas het geval.

Het ‘old boys’ netwerk, zoals we dat nu kennen, is in de ‘verlichte’jaren zestig ontstaan door het wegvallen van de zuilen. Voor het eerst kon de Nederlandse elite naar elkaar toegroeien als een geïntegreerd netwerk zonder dat er door ideologie niet overbrugbare scheidslijnen waren. Daarbij werd teruggevallen op de sinds de zeventiende eeuw bestaande regentencultuur, van ‘zij die in hoogheid waren gezeten’, van diegenen dus die de touwtjes in handen hadden. Premier Kuyper had begin twintigste eeuw door zijn steun voor de ‘kleine luyden’ weliswaar gezorgd dat de regenten een open kaste werden voor nieuwe toetreders, maar dat vergde wel aanpassing aan de zeden en gewoonten van de ‘uitverkoren’ bovenlaag.

We bedienen ons hier met opzet van calvinistisch taalgebruik, dat ook voor katholieken en humanisten vertrouwd was, want de calvinisten - nooit meer dan 10% - van de Nederlandse bevolking waren de dominante godsdienstige stroming van ons volk, sinds de Dordtse Synode in 1578, tot zeker begin van de vorige eeuw. Zelfs Willem van Oranje moest zich tot hen bekeren nadat hij - pragmatisch - eerst luthers en daarna katholiek geweest was.

Het old boys netwerk heeft twee dimensies t.w. de bedrijfsmatige- en de politieke kant. In het bedrijfsleven is het old boys netwerk sterk gestimuleerd door de Structuurwet Verdam van 1972, waarbij de eindverantwoordelijkheid voor het bestuur en beleid van grote ondernemingen werd gelegd bij commissarissen die zichzelf coöpteerden, in de beste regenten cultuur. Er ontstond vooral daardoor in de tachtiger en negentiger jaren een hernieuwde pruikentijd (zie ook Volkskrant artikel ‘De nieuwe pruikentijd’ van 9 juni 2006), waarbij een ‘ons kent ons’ cultuur de carrières bepaalden, Wie zich aanpaste was welkom, wie dat niet deed niet.

De prestaties van het Nederlandse bedrijfsleven waren ernaar, we hadden de aandeelhouders in grote ondernemingen monddood gemaakt en de ‘oude witte’ heren, waren niet zelden ‘out of touch’, dus niet scherp, ze begrepen de veranderingen, die gaande waren strategisch onvoldoende, maar waren helaas desondanks niet van hun zetel te branden of dat moest via de rechter gebeuren voor fraude of andere vreselijke vergrijpen, in de praktijk dus vrijwel nooit. Deze zelfbenoemde regenten, zogenaamd de zaken behartigend van alle stakeholders, waren dus in feite almachtig, met funeste gevolgen.

De code Tabaksblatt heeft in 2004 het old boys netwerk - de facto - (gelukkig) gesloopt. Eindelijk kregen aandeelhouders in beursfondsen weer wat te zeggen en sindsdien hebben zij in de inmiddels sterk geglobaliseerde wereld ervoor gezorgd - o.a. door verkoop van ABNAMRO, KLM, Nedlloyd, Stork, Vendex/KBB en VNU - dat er eindelijk weer uitzicht bestond op waardecreatie. Hetzelfde lot treft binnenkort ook Hagemeyer en Corporate Express (Buhrmann) en eerder gingen al oeroude Nederlandse ondernemingen als Hoogovens, Bols en  DAF in andere handen over. De AEX bedrijven staan inmiddels voor de helft onder buitenlandse leiding, vaak buurlieden uit Engeland en België,  die cultureel geen enkele moeite hebben om ‘de baas’ te zijn. Alleen kundige old boys - de minderheid -  kunnen voortaan in dit internationale klimaat overleven, een hele vooruitgang.

Fortuyn heeft een poging gedaan om ook het old boys netwerk van de politiek en de polder te breken, maar is hier - mede doordat hij vermoord werd - niet in geslaagd, al bracht hij het wrakke bouwsel wel aan het wankelen. Maar een politieke crisis staat nu toch voor de deur. Het kiezersvolk is de poldercultuur, waarbij vrijwel niets meer tot stand komt, steeds meer beu en radicaliseert naar links - de SP en Groenlinks - en rechts - TON (Rita Verdonk)  en de PVV (Wilders). Bij de volgende verkiezingen lijkt het uitgesloten dat er nog een traditioneel centrum-rechtse of centrum-linkse coalitie kan worden gevormd. Dan moet een verbond worden gesloten met de radicalen van één van de vleugels en dan komt de polder onder serieuze druk. Duitsland gaat ons in dit opzicht met ‘Die Linke’ in de provincies reeds voor.

Technologie wijzigt de onderbouw, de bovenbouw past zich niet aan en stort in elkaar,  dat is een beeldvorming gecreëerd door Karl Marx. In tegenstelling tot zijn these dat het communisme hierop het antwoord heeft, is deze stelling wel juist. De wereld is met de opkomst van internet en informatietechnologie onderdeel van de nieuwe communicatie revolutie, nadat we de industriële- in 1750, en de agrarische- in de prehistorie al gehad hebben. Wij kunnen zonder gehinderd te worden door afstanden met elkaar in contact treden. Nederland worstelt mede door het internet tijdperk net als veel democratische landen in het Westen met de repesentatie-democratie. Volkvertegenwoordigers worden gekozen door de burgers om in hun naam en voor hun rekening te acteren. Maar de burger informeert zich zelf steeds meer ‘real time’, dus direct zonder tussenkomst o.a. van interpreterende politici en journalisten en neemt ook steeds meer zelf het heft in handen bij de keuze van zijn/haar directe leefomgeving of sociaal-politieke netwerken.

De polder overlegstructuur is gebaseerd op sterk verouderde representatie. Als we de SER opnieuw als voorbeeld nemen dan zien we dat werkgevers, werknemers en kroonleden ieder 22 vertegenwoordigers hebben in de Raad.  De helft is lid en de andere helft plaatsvervangend lid. Dat lijkt erg op de VOC en WIC, niemand is almachtig. Maar - helaas voor de polderaars - de vakbonden vertegenwoordigen nog maar 20% van de werkende bevolking, voornamelijk witte oudere mannen in traditionele industrieën. De werkgevers vertegenwoordigen nauwelijks nog echte ondernemers, diegenen dus die voor eigen risico en rekening handelen - meestal MKBers - en de kroonleden vertegenwoordigen niemand, of wellicht beter omschreven de macht van de traditionele middenpartijen die binnenkort de meerderheid van de kiezers niet meer vertegenwoordigen. Alle aanleiding dus dat we mogen verwachten dat de polderstructuren als ‘bovenbouw’ binnenkort in elkaar zullen storten.

Satrapen waren de stadhouders in het oude Perzische rijk, die als beloning voor hun trouwe dienst ‘een buitengewest’ wat mochten leegroven voor een ‘verzorgde’ eigen oude dag. We zijn nu geciviliseerder, maar toch…., het heeft er alle schijn van dat wij drommen oud-politici belonen voor hun trouw door ze lid te maken van polderorganen of als benoemde burgemeester van stad of dorp. Nederland heeft als een van de laatste beschaafde landen nog steeds geen gekozen burgemeesters! Het polderklimaat is óók overrijp, omdat satrapengedrag teveel onderdeel van onze samenleving is geworden.

De vakbonden beschermen vooral oude werknemers. Verworven rechten zijn hoeksteen voor hun beleid: geen flexibel ontslagrecht, geen keuringen voor de ‘WAO/ WIFI’ boven 45 jaar, volledig doorbetaling bij ziekte en geen extra bijdrage van ouderen voor toenemende vergrijzing. De jongeren betalen hiervoor in toenemende mate het gelag, totdat zij dat zullen weigeren omdat het onbetaalbaar wordt en dan is Leiden in last. Het hele polderklimaat laat de vakbonden als meest conservatieve kracht begaan, soms niet van harte, maar behalve verbale oppositie is er weinig te duchten van de huidige werkgeversverbonden en de kroonleden..De angst om in te moeten leveren heeft ons - egoïstische ouderen - verlamd, zelfs als het voor onze kinderen is.

Alles overziende is het niet gewaagd te veronderstellen dat Nederland toe is aan ander, nieuw en veel beter politiek leiderschap om de gesignaleerde problemen daadkrachtig aan te kunnen pakken. Evenals trouwens de meeste andere West-Europese landen, vooral bij de pioniers van de oude EEG de voorloper van de EU, dus behalve Nederland ook België, Duitsland, Frankrijk, Italië en Luxemburg. In die landen is het polder of het internationaal beter bekende Rijnlandse model met allerlei differentiaties net als in Nederland overrijp. Ruw gezegd we zijn te volgevreten en bewegen – letterlijk en figuurlijk -onvoldoende, sommigen vergelijken onze situatie dan ook met de nadagen van het Romeinse rijk.

Willen we vitaal blijven dan zijn we toe aan leiders met democratische en inspirerende (Europese) idealen vergelijkbaar met de naoorlogse generatie van  Monnet, Schumann,  Adenauer en De Gasperi. Zij moeten onze democratie weer nieuwe inhoud geven, behorend bij dit tijdvak van de communicatie revolutie. Met standvastigheid bij het opruimen van de talloze (polder) barrières, met moed om de gevestigde belangen te doorbreken en visie om ons een duurzame welvaart te bezorgen. Dit alles om de burgers zicht op een goede toekomst te geven. Krijgen we zulke leiders niet dan moeten we vrezen voor radicalen die nog meer onheilen zullen aanrichten dan we al gehad hebben in de vorige eeuw, terwijl onze geglobaliseerde concurrentie glimlachend toekijkt naar onze onmacht.

Ik heb reeds uiteengezet dat de beursfondsen sinds Tabaksblatt op de goede weg zijn doordat slagvaardig leiderschap mede door buitenlandse invloed weer in zwang is. Was bijvoorbeeld de Nederlander Ewald Kist bij ING als topman nog een echte polderaar, met eindeloos overleg en geen duidelijke visie op core business. Zijn opvolger de Amerikaans getrainde Belg Michel Tilmant, heeft veel kleine activiteiten afgestoten, minstens één managementlaag uit de organisatie gesneden en weer gezorgd voor prestatiedrang, die onder zijn voorgangers goeddeels verloren was geraakt. Veel managers die niet voldeden zijn inmiddels vervangen. Consensus is niet helemaal weg, maar eindverantwoordelijkheid van de CEO’s van alle activiteiten wordt onderstreept.

Meer algemeen kan worden vastgesteld dat de volgende factoren een bedrijf opzadelen met de handicap van een overrijpe poldercultuur:

  • Te weinig discipline, (afspraak = afspraak is essentieel voor de kwaliteit van een organisatie).
  • Geen waarden-besef dat functioneert als een bindend principe voor de hele organisatie.
  • Een ‘ons kent ons’ cultuur vaak met een te grote staf of teveel consultants.
  • Onvoldoende inzicht op de invloed van technologie op het businessmodel.
  • Teveel - soms naar fraude neigende - satrapen, dus opeters die weinig productief zijn.
  • Eindeloos overleg met teveel deelnemers.

Als we gebruik willen maken van consensusbesluitvoming dan moet de leider duidelijk maken wanneer na inspraak een besluit wordt genomen, wat dan ook definitief is. Een supertanker kan niet elk moment van koers veranderen zonder ongelukken te maken.

Kortom we moeten als Nederlanders weer leren leiders met duidelijk beleid  te zijn, zonder wollig taalgebruik, met een luisterend oor voor klanten, medewerkers en aandeelhouders als belangrijkste stakeholders. Dat vraagt soms om impopulaire maatregelen. Wie dat niet wil of kan, moet maar ondergeschikt blijven. Het resultaat moet zijn een gemotiveerde organisatie, gedragen door een duidelijke visie, die minstens eenmaal in de tien jaar een innovatieve doorbraak heeft naar een hoger niveau, want stilstand is achteruitgang zeker in de communicatierevolutie. Dat geldt ook voor het MKB wat als het goed is de enige bestendige banenmachine in een land is.

Noot van de redactie. Herkent u dit beeld? Uw reactie is welkom!

Meer over deze onderwerpen in de rubriek Leiderschap en in Grenzen aan beter organiseren.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

A Stuijt
De auteur bepleit een voorjaarsschoonmaak volgens de methode van onze grootmoeders. Je kon maar beter niet op bezoek gaan als de schoonmaak aan de gang was.
Bij mijn groetmoeders viel mij dan op dat na de schoonmaak letterlijk alles weer gewoon op de vaste plek stond. Maar schoon was het wel en het rook vooral veel frisser. En grootmoeder ontzegde niemand van grootvaders vaste bezoekers dat recht wat dus op zondagavond altijd een groot aantal "externe" mee-eters betekende.
Aldus de Nederlandse Zondagse overlegcultuur. Duur? Jazeker. Efficient? Nee absoluut niet! Effectief, althans even effectief dan die van andere culturen? Nou ja, dat is nog maar de vraag. En: 'de kost gaat voor de baat uit'. In onze familie dus ook letterlijk.
Tja, goede oude tijd. En nu kijkt de auteur - toch kennelijk met enige afkeer en wat gefrustrrred - naar de huidige Nederlandse Zondagse praatcultuur en wil dat graag schoongemaakt zien. En waarom? Allemaal terwille van "slagvaardig leiderschap" van de Angelsaksische soort. Nou ja, nee dank U hoor, mijnheer Rost van Tonningen! Dat past niet in Nederland. Ik heb liever niet nóg meer supergrootverdieners die zelf op tijd - dus voor de jaarlijkse grote schoonmaak - het pand verlaten. Zoals de Enronboys en de zeer vele Angelsaksen van gelijke hoge leiderschapskwaliteit! Dan maar wat langer praten en minder super geldverslinders en teveel mee eters op Zondagavond.
Sjir Hanssen
Lid sinds 2019
Ik heb dit betoog met veel aandacht gelezen. Iedere keer weer opnieuw vond ik punten van herkenning. Polderen, old boys netwerken, poolse landdagen en ga zo maar door. Concensus zoeken in een goede harmonie. Niemand tegen de haren in strijken want wie weet hebben we de ander nog wel eens nodig.
Allemaal facetten die we dagelijks kunnen en zullen tegenkomen. Al jaren gebeurt dit op alle niveau's in Nederland. Of het nu in het bedrijfsleven is, de politiek, de vereniging of de politieke partij. We zoeken de harmonie en nemen iedereen mee in de besluitvorming. Want stel je voor. Mocht je dit stramien niet volgens zou je wel een voor iets uitgemaakt kunnen worden. Je zou wel eens als anders ervaren kunnen worden en dan staan wij ( als goed geaarde calvinisten) meteen weer met het vingertje klaar. Maar zijn we ook in staat om eens in de spiegel te kijken voor een stuk zelfreflectie..............

Waar is de tijd dat we echt leiderschap zullen accepteren. Openheid en vertrouwen. Dat zijn aspecten die mij aanspreken en waar je ook iemand aan mag houden. Daar ben je in mijn optiek aanspreekbaar op.

Het artikel geeft een prima weergave van de situatie. Een opsomming van allerlei waarnemingen maar wat ik mis is een duidelijke oplossingsrichting. Waar gaat de auteur voor? Dat is mij niet duidelijk.

Ik zou het wel weten. Er zijn voldoende boeken over leiderschap. Hele uitgebreide maar ook dunne boeken. Een daarvan is het boek "De 21 geboden van modern leiderschapeigenschappen" van Twan van de Kerkhof en Harry Starren . Zou op de nachttafel van veel bestuurders moeten liggen. Eigenlijk verplichte lectuur voor iedereen die een leidinggevende functie heeft.

Sterkte ermee.
Natuurlijk leiderschap komt vanzelf boven drijven.
Niels van der Stappen
Lid sinds 2020
Men gooie alle ellende op één hoop, overdrijft nog wat en dan dé oplossing: een sterke leider, die niets ontziend en niet gehinderd door welke twijfel dan ook zijn zin doordrijft.
Dat hebben we al vaker gehoord en het liep nooit goed af.
Nog meer van dit soort borrel-stukken en ik hoef deze nieuwsbrief niet meer.
Jan Braeken
Beste,

Het hardnekkige, eeuwenoude idee van "leiderschap" betekent de ondergang van elke samenleving, omdat elke leider slaven impliceert en omdat elke leider per definitie arrogant is. Wie beeldt hij zich wel in dat hij is ? En als hij zich niets inbeeld omdat hij geen verbeelding heeft - hetgeen ook meestal het geval is -, waarom laat hij zich dan een opgedrongen, vanzelfsprekende of dubieus "verkozen" rol van "leider" (eerder gekopieerde dan verkozen) genoegzaam welgevallen ? Ik vind dat walgelijk.

Men moet een leider niet mooier, slimmer of noodzakelijker voorstellen dan hij is zoals de meesten vandaag nog altijd doen, en zeker mensen niet wijs maken dat leiders nodig zijn. Het beste bewijs daarvoor is dat er in een echte vriendschap geen leiders zijn.
De enige gezonde vorm van leiderschap is dan ook zelfleiderschap. Wil men ook een slaaf zijn vanzichzelf, dan is dat een vrije keuze. Zichzelf leiden is echter al moeilijk genoeg ; onmogelijk om daar nog anderen bij te nemen. Diegenen die momenteel zichzelf niet kunnen leiden zoals velen zullen beweren, kunnen dat altijd leren. Collectieve, vriendschappelijke samenwerking maakt echter elke leider overbodig, en het is dus dat wat de conclusie van deze analyse had moeten zijn.
Spijtig van zoveel research en zo'n indringende, goed onderbouwde verhandeling.

Vriendelijke groeten,

Jan Braeken
Grimbert
De reacties tot nu toe zijn helaas overwegend negatief. Ik heb al aangegeven in mijn analyse dat wij:
1) (gelukkig) teren op meer dan vierhonderd jaar vrijheidsdrang, terwijl de landen om ons heen vaak pas sinds de vorige eeuw echte democratieen zijn.
2) een handelscultuur hebben en liever zelf onderhandelen dan iets uit handen te geven (delegeren = vertrouwen geven).
Veel buurlanden vinden ons door het hiermee verbonden gedrag anarchisten, afspraak is geen afspraak.

Jan zoekt het in collectieve vrienschappelijke samenwerking ipv leiderschap. A Stuyt bedankt voor slagvaardig leiderschap. en Niels verdenkt mij er zelfs van dat ik voor leiderschap zou zijn dat niets ontziend zijn zin doordrijft. Alleen Sjir ziet iets in leiderschap dat 'natuurlijk' komt bovendrijven. Dat is allesbijeen geen boodschap om vrolijk van te worden.

Eerste reactie daarop
1) Laat in ieder geval duidelijk zijn dat ik in een hart en nieren een democraat ben en meer (directe) democratie wil met veel meer gekozen leiders ipv van benoemde functionarissen.
2) Op de door mij in het artikel genoemde beleidsterreinen gebeurt - dat kan toch nauwelijks worden ontkend - vrijwel niets zinnigs meer. We blijven vrijheidslievend leuteren, vanuit belangentegenstellingen, zonder beslissingen te nemen.

Het is echt te hopen dat we veel meer ruimte gaan geven aan democratisch slagvaardig leiderschap en ophouden te dromen over de romantiek van een Zwitsers bergdorp als vrijstaat. Dat heeft Rousseau al voor ons gedaan en dat werkte niet.
Grace Inklaar
De huidige cultuur om inspiratieloos in het stramien mee te deinen, omdat dit de beste opties geeft op positiebehoud, is schrijnend. Het leidt tot symptoombestrijding zoals meer wegen want er zijn veel auto's en meer geld bijdrukken want er is behoefte. En het leidt tot frauduleus handelen, zoals de huursubsidie van Herfkens, de 16.000 euro plus 19,5 keer kerstbonus die een familielid van Euro parlementariers ontvangen als assistent. De miljarden voor een oorlog waar niemand precies de aanleiding van weet. Het kopen van emissierechten in het buitenland, om in het binnenland je straatje optisch schoon te vegen en ga zo maar door. Omdat we lekker voor de kachel liggen, voldoende eten hebben, en alles goed komt is er geen reden om dit te veranderen. Het gaat om de knikkers, en als je daar veel van hebt, het elkaar toe kan blijven spelen dan zit je goed. De onderdanen houdt je kort door ze een angst van buitenaf voor te spiegelen, wat je de vrijheid geeft zo door te gaan. Een echte dreiging kennen we niet, we denken dat het zo blijft. Zelfs als dat waar zo zijn, wat niet waarschijnlijk is met de huidige markten en de honderden miljarden die de FED er in pompt, dan nog is het armoe troef qua lef, inspiratie en geluk.
Kom op toch, natuurlijk moeten we een goede leider hebben, die een visie heeft en mensen kan inspireren om deze tot een goede uitvoering te brengen. Het risico, dat een beoogd leider een van de types is, die visieloos vlak voor het einde van de schoonmaak is verdwenen, is natuurlijk aanwezig. Maar om te stellen dat we daarom geen leiders willen of nodig hebben is wel heel risicomijdend en daarmee maken we het voor onszelf wel heel makkelijk om op de huidige wijze door te gaan.
Op bestuursniveau een leider met een visie op waar Nederland over 10 jaar staan, nummer 1 in Duurzaam Ondernemen, Cradle to Cradle of weet ik veel.
Op bedrijfsniveau iemand met een visie op waar het bedrijf voor staat en wil zijn voor klant, medewerker en omgeving en de mensen inspireert om met oplossingen te komen.
Op beide niveaus iemand met de oprechte wens en passie om het beter te maken, omdat het kan. Ik geloof dat deze personen er zijn, dat een beetje van die personen in ons allemaal zit als we maar de ballen hebben om de keuze te maken voor wat we eigenlijk in ons hart weten dat er moet gebeuren, in plaats van te gaan voor alleen de status en de knikkers. Is dat te simpel gesteld of zelfs utopisch? Misschien, maar om even met Theo Maassen te komen: het is zo makkelijk om pessimistisch te zijn. Want of het valt mee, of je krijgt gelijk. Het is moeilijker om optimistisch te zijn, maar wat nou als het kan? Laten we het gewoon doen.
Douwe van Oosten
Wat een herkenning, jaren ben ik lid geweest van een poltieke partij in het centrum van het politieke spectrum, Al naar gelang de politieke deining was deze partij een beetje links of een beetje rechts. Met als gevolg dat we nu met een kabinet opgezadeld zitten die de grote vraagstukken van onze samenleving niet zal oplossen, maar probeert de periode uit te zitten. De huidige politiek is wat mij betreft dan ook failliet.

Wat het "bedrijfsleven" betreft: momenteel worden veel organisaties die voorheen in de non-profit sector werkzaam waren, "gedwongen" om martkconform te gaan werken.
Er zijn hiervoor veel subsidiestromen beschikbaar, deze organisaties zijn dan ook bezig om flink uit deze ruif te eten.
Mijjn voorstel is dan ook om al deze subsidies stop te zetten, een ondernemer is een ondernemer of is geen ondernemer.

Overigens heb ik het lidmaatschap van deze partij opgezegd en ben iets rechtser van het centrum gaan zitten, nee, niet de paretij van Wilders of Verdonk.
Lex van Haarlem
Pakkende titel, leuk verhaal om te lezen. Biedt veel herkenningspunten, maar roept ook kritische vragen op. Het geheel maakt op mij een wat inconsistente indruk.

Hieronder enkele kanttekeningen:

(1) Ik ben er niet van overtuigd dat de stagnerende maatschappelijke ontwikkeling, waarover Grimbert Rost van Tonningen spreekt en die ik ook wel zie, te wijten is aan onze consensus-besluitvorming. Het lijkt me wel logisch dat als we ‘met z’n allen de weg kwijt’ zijn, het er met een consensus-besluitvorming niet gemakkelijker op wordt.

(2) In lijn met punt (1) ben ik er ook niet van overtuigd dat het een goed idee is om de Rijnlandse besturingsfilosofie af te serveren. Ik zie ook verschijnselen die het beeld van maatschappelijke stagnatie bevestigen, die te wijten zijn aan de oprukkende Angelsaksische besturingsfilosofie in organisaties en het onvermogen in de politiek om op een evenwichtige manier weerstand te bieden aan de verleidingen en valse beloftes die aan de Angelsaksische denkwereld kleven.
In plaats van het afschrijven van één van de twee, voel ik meer voor een constructieve wisselwerking tussen de Angelsaksiche en Rijnlandse besturingsfilosofie.

(3) Wat ik in dit verband in de huidige kennismaatschappij vooral mis, is de waardering voor wijsheid. Onze westerse cultuur heeft vanuit het natuurwetenschappelijke adagium “meten is weten” een sterk ontwikkeld oog voor het domein van de waarheid (wat of hoe zijn de dingen?). Weinig oog is er voor het domein van de waarde, intenties, zingeving en spiritualiteit (wat of hoe zouden de dingen moeten zijn?), waar de ontwikkeling van kennis en inzicht vraagt om dialogische communicatie, introspectie en het zoeken naar betekenis.

(4) Zonder de gebruikelijk aandacht voor de ontwikkeling van veelbelovend leiderschap af te wijzen, wil ik op deze plaats een oproep doen middels een ‘optimistische’ definitie van wijsheid, waar iedereen in principe direct mee aan de slag kan, ongeacht zijn of haar maatschappelijke positie:

Wijs is iemand met het inzicht dat het voor een ieder van ons slechts mogelijk is om minder onwijs te worden en die eraan werkt om dit inzicht zoveel mogelijk in de praktijk te brengen.
Grimbert RvT
Lex van Haarlem vindt mijn artikel wat inconsistent, dat mag hij vinden en ik mag het tegendeel betogen. Ik wil inhoudelijk reageren op wat hij schrijft:
1) Ik heb niet gezegd dat een maatschappelijke ontwikkeling te wijten is aan consensus besluitvorming. De kern van mijn betoog is dat als pioniers verdwenen zijn zoals na WO II en de Gouden Eeuw en niet dynamische regenten opvolgers zijn, consensus besluitvorming dood in de pot is, zoals nu in het Nederlandse polderklimaat
2) Angelsaksisch vs Rijnlands. Het is merkwaardig dat bij het Angelsaksische systeem vaak, zo ook door Van Haarlem, over valse beloftes wordt gesproken, terwijl het wetenschappelijk vast staat dat het Rijnlandse systeem is doortrokken door hoog verheven maar nooit waar gemaakte religieuse gedachten (zie Michel Albert capitalisme contre capitalisme), terwijl het Angelsaksiche systeem eigenlijk alleen door de markt wordt gedicteerd . Het Rijnlandse systeem is mijnsinziens volledig achterhaald en het AS systeem is niet ideaal, nieuwe wijsheid staat dus inderdaad nog open
3) wijsheid herleid ik het liefst aan Plato's deugden tw Voorzichtigheid, Rechtvaardigheid, Gematigheid en Moed. Aan dat laatste ontbreekt het in onze Rijnlandse verzorgingsstaat in ruime mate, politiek zowel als in het bedrijfsleven. De door van Haarlem gebezigde term van dialogische communicatie staat in polderend Nederland te vaak gelijk aan zinloos geklets
Lex van Haarlem
Beste Grimbert,

[1] Rectificatie

Door mijn reactie van 140809 kan onterecht de indruk ontstaan dat ik het oneens ben met de kern van jouw analyse over de ontstane situatie inzake het leiderschap in Nederland. Sorry.
Begrijpelijk en ook verduidelijkend dat jij hierop hebt gereageerd. Wat jij in punt 1 van jouw reactie van 170809 zegt, onderschrijf ik volledig!
Hieronder pak ik de draad opnieuw op.

[2] Nogmaals ‘Angelsaksisch versus Rijnlands’

De kern van onze leiderschapsuitdaging ligt niet in de verschillen tussen de sterke kanten van de Rijnlandse en de Angelsaksiche cultuur (hiermee wil ik overigens niet zeggen dat jij dit hebt gezegd).
Integendeel, de kern ligt in een belangrijke dieperliggende overeenkomst in beide culturen, die zich manifesteert in de verschillende problemen en zwakke kanten van beide culturen.

De dieperliggende overeenkomst in de dominant voorkomende leiderschapsstijlen zoals we die ‘anno-nu’ zien in beide culturen, is dat beide een scherp ontwikkeld oog hebben voor het domein van de objectiviteit en kwantiteit (meten is weten), en een blinde vlek voor het domein van de subjectiviteit en kwaliteit (waarde, intenties, zingeving, spiritualiteit).

Drie consequenties:

(a) Als in één van beide culturen zich de zienswijze ontwikkelt dat de besturingsfilosofie in de wijsheidstraditie van die cultuur is achterhaald, kan de neiging ontstaan het kind met het badwater weg te gooien terwijl de kernoorzaak van de problemen blijft bestaan.

(b) Beide culturen kunnen op het vlak van de verschillende sterkten van elkaars besturingsfilosofieën uiteraard van elkaar leren.
Dit wordt bij ons in het bedrijfsleven bevorderd door de code Tabaksblatt.

(c) Maar ook voor een helder zicht op de schaduwzijde van de eigen cultuur kan men van elkaar leren door in te zien dat de typische problemen in de andere cultuur dezelfde diepere oorzaak kunnen hebben als de typische problemen in de eigen cultuur.

Zo kun je jezelf de vraag stellen: “zou er één diepere oorzaak ten grondslag kunnen liggen aan zowel de problemen van de huidige regering Bush, als aan het ‘zinloze geklets’ (jouw woorden) in onze polder?”.
En vervolgens: “ligt deze oorzaak willicht ook ten grondslag aan de verrassende doorbraak van Barack Obama ten koste van Hillary Clinton?”.
Of anders geformuleerd: “hebben mensen als George Bush en Hillary Clinton en bij ons bijvoorbeeld Mark Rutte, Agnes Kant, Femke Halsema en Geert Wilders last van eenzelfde blinde vlek?”. Een blinde vlek waarvan Barack Obama, Angela Merkel, Herman Wijffels of Hans Becker (http://www.managementsite.nl/666/Overheidsmanagement-Je-moet-ondernemer-zijn-geen-manager.aspx) misschien geen of veel minder last hebben?

Onwijs leiderschap leidt in een Rijnlandse cultuur gemakkelijk tot ‘zinloos geklets’, terwijl het in een Angelsaksische cultuur gemakkelijk leidt tot het ‘daadkrachtig nemen van zinloze besluiten’ (denk voor dit laatste ook eens aan de ontwikkelingen bij Lucent Technologies en inmiddels Alcatel-Lucent).

Reden genoeg dus voor alertheid (vooral op het vlak van jumping to conclusions) en het verder werken aan een heldere blootlegging van de kernuitdaging in het huidige leiderschapsontwikkelingproces.
Uiteraard voor wie en waar locaal mogelijk, ook direct in de praktijk te brengen. En wel, door de koe bij de horens te vatten vanuit zo’n blootlegging van de major constraint(s) in het aldaar locale vernieuwingsproces. Elk geslaagd voorbeeld is er één die doet volgen.

Meer over Leiderschap