Flexibiliteit

inleiding

Flexibiliteit is, zoals de achterflap van het gelijknamige boek stelt, verworden tot hype en Toren van Babel. Het boek tracht de wortels en de functionaliteit van het flexibiliteitsdenken bloot te leggen. Eén en ander mondt uit in een heus diagnose-instrument: de zogenaamde flexibiliteitsaudit. Deze audit belooft vragen te beantwoorden als Welke vorm van flexibiliteit past bij deze specifieke organisatie? en Hoe implementeren we deze flexibiliteit?. Het boek zegt beschouwend, instrumenteel en verhelderend te zijn voor iedereen die met het flexibiliteitsvraagstuk worstelt. Worden deze verwachtingen waarmgemaakt?

'van flexibiliteit en dingen die voorbij gaan

Flexibiliteit is gelardeerd met citaten en snedige paragraaf- en hoofdstuktitels. Hoofdstuk vijf heet bijvoorbeeld Bedrijfsnomaden en ander goed volk. Een paragraaf is getiteld Kunt u mij de weg naar Compostella wijzen?. Dit vergt veel van het gevoel voor humor van de lezer. Het gevaar bestaat dat de bedoeling van het boek versluierd raakt door een overmaat aan grappigheid. Ik zal proberen hier in deze boekbespreking doorheen te kijken.

Allereerst biedt Flexibiliteit een opsomming van trends, ontwikkelingen en vormen van flexibiliteit voor iedereen die het overzicht ontbeert. Helaas worden de onderwerpen niet altijd voldoende uitgediept. Zo wordt in hoofdstuk twee bijvoorbeeld een beknopte schets van de menselijke geschiedenis gegeven. De lezer wordt in drie en een halve pagina van de oertijd naar het huidige informatietijdperk gevoerd. De auteurs geven aan dat hun beschrijving summier en globaal is; beoogd wordt slechts het neerzetten van een beeld van een periode. Een duidelijk beeld geeft dat niet.

Dan volgt een opsomming van belangrijke ontwikkelingen vanuit westers perspectief. Het parool lijkt hierbij te zijn geweest om zoveel mogelijk (ongerelateerde) gebeurtenissen te noemen om aan te tonen dat de omgeving aan grote veranderingen onderhevig is. De bedoeling van het in één adem noemen van bedrijfskundig relevante en algemeen maatschappelijke ontwikkelingen blijft enigszins onduidelijk. Hoe verhoudt bijvoorbeeld de opkomst van Aids en veilig vrijen zich tot de vervaging van de grens tussen privé en werk? Heeft de opkomst van telewerken het onderscheid tussen slaap- en werkkamer vervaagd zodat een Aids-epidemie veroorzaakt werd? Als al sprake is van oorzaak en gevolg lopen ze in een ongeordende opsomming hinderlijk door elkaar. Natuurlijk overdrijf ik op deze plaats (welbewust) het belang dat aan een dergelijke opsomming moet worden gehecht. Hoewel? Als het minder belangrijk zou moeten zijn zou deze opsomming toch geen twee van de 125 paginas van het boek beslaan? Gelukkig wordt de volgende paragraaf van het boek opnieuw aan allerlei belangwekkende ontwikkelingen gewijd, alleen ditmaal geordend, met duidelijke omschrijving en dus meer relevant.

De auteurs van Flexibiliteit betogen dat ontwikkelingen in het tijdperk waarin wij leven steeds sneller gaan. Dit roept associaties op met een woest kolkende rivier. Tot aan het midden van de vorige eeuw zou er sprake zijn geweest van betrekkelijke rust: een rivier met hier een daar een stroomversnelling. Ook de impact van ontwikkelingen zou tegenwoordig groter zijn. Wellicht was een kritische beschouwing van deze gedachte in het boek op zijn plaats geweest. Mintzberg, de Canadese managementgoeroe, hangt bijvoorbeeld een tegengestelde mening aan. Hij stelt dat ontwikkelingen die voor ons vanzelfsprekend zijn (zoals bijvoorbeeld de boekdrukkunst) voor mensen uit de 17e eeuw net zo bedreigend moeten zijn geweest als bijvoorbeeld de opkomst van e-commerce voor de SRV-man nu. Toen en nu een woest kolkende rivier dus.

Het is de vraag waarom elke generatie denkt dat in het tijdperk waarin zij leeft omgevingsturbulentie de meeste invloed heeft. De toegenomen informatiestroom zou een verklarende variabele kunnen zijn. De uitvinder van het wiel kon zijn vondst immers niet via e-mail kenbaar maken. Omdat holbewoners aan de andere kant van de wereld er niets van wisten hoefden zij zich daarom geen zorgen over de gevolgen van deze uitvinding te maken. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat mensen de neiging hebben dat wat op henzelf betrekking heeft centraal te stellen. Wellicht dat de auteurs van Flexibiliteit daarom spreken van ongekende turbulentie in het huidige tijdperk. Hoe het ook zij, dit onderwerp is minder uitgekristalliseerd dan wat in het boek beschreven wordt.

In hoofdstuk vier van Flexibiliteit komen grondvormen van organisatiestructuur aan de orde. De auteurs merken op dat de mate van gestructureerdheid tegenwoordig ver is doorgeslagen. Om werkelijk flexibel te zijn dient de organisatiestructuur meer kenmerken van openheid te vertonen. Er wordt zelfs gesproken van een nieuw organisatieparadigma, waarin bekende opvattingen als van controle naar vertrouwen en van concurrentie naar win-win zijn opgenomen. Het is jammer dat in het boek wordt volstaan met het aangeven van algemene kenmerken voor een nieuwe organisatiestructuur. Het feilen van ouderwetse organisatiestructuren wordt helder aangegeven. Maar het blijft onduidelijk hoe organisaties concreet tot een nieuwe flexvorm kunnen komen, ondanks de introductie van de flexibiliteitsaudit.

de flexibiliteitsaudit

Deze audit is mede bedoeld om flexibiliteit te implementeren. Het diagnose-instrument tracht door middel van een veelheid aan vragen het inzicht in flexibiliteit te vergroten. Als bekend is welke flexibiliteit een organisatie past, kan deze vervolgens de organisatie worden aangemeten. Het is positief dat de auteurs op deze manier trachten een abstract begrip als flexibiliteit te concretiseren. In hoeverre de poging is geslaagd valt evenwel te bezien.

Allereerst bestaat namelijk het gevaar dat het invullen van de flexibiliteitsaudit een tijdsintensief verplicht nummer wordt. Bovendien is het onduidelijk wat de praktische toegevoegde waarde van het instrument is. Gelukkig geven de auteurs vijf suggesties om opvolging aan de audit te geven, zodat op die manier het nut vergroot wordt. De eerste suggestie is de uitkomst van het diagnose-instrument in een aantrekkelijk werkdocument op te nemen. Daarna kan een organisatiebrede discussie over flexibiliteit worden gestart. In het boek worden geen kanttekeningen bij de suggesties geplaatst. Toch is het niet ondenkbeeldig dat het genoemde werkdocument ongebruikt in een bureaula belandt. Een ander gevaar is dat de organisatiebrede flexibiliteitsdiscussie in goede voornemens verzandt. De flexibiliteitsaudit blijft dan in goede bedoelingen steken.

conclusie

Op de keper beschouwd is flexibiliteit in dit boek (nog steeds) niet echt bruikbaar of concreet. De stelling op de achterflap dat Flexibiliteit beschouwend, instrumenteel en verhelderend zal zijn komt niet volledig tot zijn recht. Helaas ben ik niet overtuigd van de toegevoegde waarde van het boek.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>