Ontsnap aan 'de verstrikking', stoppen is een optie

Columns

Verstrikking. Zo heet de onmacht om te stoppen met een project, werkwijze of beleid, terwijl allerlei seinen op rood staan. We zien verstrikking op dit moment bij de hoorzitting over de toeslagen. En helaas niet alleen daar. Dat kan anders. Maar dan moeten we wel beter worden in stoppen.

‘Het advies zou besproken worden op een heidag van het topmanagement, maar Palmen hoorde daarna eigelijk niets meer,’ vertelde Sandra Palmen, die al in 2017 onwettige uitvoeringspraktijken bij Toeslagen constateerde. Het was niet alleen Palmen die tevergeefs stopsignalen afgaf. Ook manager Hans Blokpoel had geregeld ‘buikpijn’. Advocaat van de ouders González Pérez stuitte op een ‘muur van ontkenning’. En natuurlijk zijn daar de duizenden, zo niet tienduizenden signalen van getroffen ouders. Een beschamend voorbeeld van verstrikking.  “De grote verliezer is de burger, maar iedereen is in deze complexe situatie onmachtig: slachtoffers, ambtenaren, politiek. Allemaal wilden ze dit niet, en toch is het gebeurd,” schreven Leike van Oss en Jaap van ’t Hek hier vorige week.

Stoptekens volop

En we zien het niet alleen bij de Toeslagen. We zien het in de losgeslagen woningmarkt; en de Groningse wethouder Roeland van der Schaaf schreef dit weekend in Trouw een luide waarschuwing voor doorgaan met de Omgevingswet. “De Omgevingswet is een vluggertje geworden en kent enorme ­risico’s.” Ook het exploderen van de hoeveelheid kinderen met ‘iets van jeugdzorg’ is een stopteken. Lerarentekorten en groei van het particuliere onderwijs. Maar ook: de race to the bottom bij bezorgdiensten.

Stoptekens volop: stilte waar je een reactie verwacht, rommeligheid waar helderheid en duidelijkheid hoort, onmacht en cynisme op de werkvloer waar een stevige en wijze interventie van een manager of bestuurder op zijn plek is.

Niet sexy

Waarom stoppen we niet ‘gewoon’? Zo gewoon is dat helaas niet. Stoppen is een verwaarloosd thema in onze organisaties en soms zelfs een taboe. Ondertussen zijn er wel verschillende mechanismen die voor dóórgaan zorgen.

Stoppen is in de eerste plaats niet sexy. ’Iets doen’ vinden wij beter dan niets doen - de action bias. Palen slaan, linten knippen, direct resultaten boeken, dat is waar je mee scoort. Wat ook doorgaan veroorzaakt, is de hoop dat het goed komt, vaak tegen beter weten in. Mensen die zeggen ‘stoppen is geen optie’, hebben immers al lang bedacht dat stoppen een optie is. Maar daar de verantwoordelijkheid nu voor dragen? Of dat als medewerker aan de baas suggereren? Dat is andere koek. Stoppen betekent immers je verlies nemen, frictiekosten betalen. ‘Draaien’. Zelden belonen we iemand daarvoor. Het stopvoorstel blijft daarom onder de tafel. En ondertussen blijft stoppen iets waar je het niet over hebt. Ontspannen over stoppen (leren) praten is dan onmogelijk.

Apenrots

Of we vertellen onszelf dat doorgaan de enige weg is. Zo vroeg Belastingdienst-directeur Blokpoel: ‘U vraagt mij de wet niet te handhaven?’, daarmee het narratief in stand houdend dat hij niet kón stoppen al zou hij hebben gewild. Ook Uijlenbroek, oud-directeur-generaal van de Belastingdienst vertelt het mooi. ‘Rampen ontstaan doordat alle schakels in een systeem falen, ook in deze heel trieste situatie, ook wij zoals we hier zitten in deze zaal.’

Maar welke macht heeft dit Barbertje al die tijd gehad? Want bijzondere aandacht moet je hebben voor de apenrots. Kijk bij de Toeslagen-affaire eens naar de macht die de top had om stop te zeggen, om te ontmaskeren. Deze ‘definitiemacht’, waarmee je bepaalt wat goed en slecht is in een organisatie, is essentieel bij stoppen. Onze collectieve verontwaardiging gaat om het doorschuiven van die verantwoordelijkheid. Zij hadden definitiemacht. Die ze slecht hebben benut.

En ja, ook dat is een systeemfout. Samen met alle andere mechanismes die tot doorgaan drijven, gaat de volgende Barbertje het daarom precies zo doen. Tenzij stoppen een gewoner onderdeel van ons werk wordt. Geen taboe, geen falen, niet iets wat pas gezegd mag worden als de topmanager of bestuurder het ook ziet. Als iedereen de naaktheid van de keizer mag benoemen vóór hij naar buiten stapt. Juist mensen in de uitvoering! Je daar geen ‘lef’ voor hoeft te hebben. Als het een heel gewone vraag is: zullen we hiermee stoppen?

Dode paard begraven

Weldadig zou het zijn als stoppen met beleid, werkwijzen en projecten net zo normaal was als ermee starten. In De Volkskrant stond vorige week een hoopvol voorbeeld: zorg-onderzoekers die hun doodlopende onderzoek stopten zodat het geld vrijkwam voor ander onderzoek (‘Een wetenschapper die zijn subsidie teruggeeft is zeldzaam’). De onderzoekers bleven niet sleuren aan het dode paard. Ze besloten het te begraven. Niet besmuikt, maar met een vanzelfsprekende verantwoordelijkheid , met oog voor hun team en op de bal.

Iets waar bestuurders en ‘top’managers van menig organisatie een voorbeeld aan kunnen nemen.

Marije van den Berg. Onderzoeker en adviseur, auteur van het boek ‘Stop. Stopstrategie voor organisaties.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

jaap van 't hek
Mooi stuk Marije,
Je wijst mooi op de trend -vooral bij overheden- om projecten door te zetten terwijl de seinen op rood staan. Ik vermoed dat moeizame besluitvorming daar debet aan is. Partijen die eindelijk regeermacht hebben gaan realiseren waar ze al zo lang van droomden of de besluitvorming draagt alles in zich van ingewikkelde compromissen. Hoe harder je voor een besluit vecht, hoe meer je eraan hecht, lijkt me.
En dan is er natuurlijk altijd de 'sunk cost Fallacy', de redenering dat er al zoveel in geïnvesteerd en dat stoppen betekent dat dat allemaal kapitaalvernietiging is: je kunt niet meer terug op de ingeslagen weg. Iedere eerste jaars student economie kan je uitleggen dat die redenering niet klopt, iedere eerstejaars student psychologie zal de neiging bevestigen.
Het wachten is op de deconfiture van de omgevingswet. Nu weten we al dat deze neoliberale droom niet langer past bij wat we weten van menselijke mogelijkheden en gedrag. Ik zie de enquête al komen.
Eppo Boneschanscher
Mooi artikel. Maar ik blijf me toch afvragen: wat maakt dat we alsmaar dóór willen gaan? Ik zoek het in de angst en onwil om de gevolgen van eigen handelen eerlijk onder ogen te zien. Bij managers het onvermogen om eigen besluiten kritisch aan de kaak te (laten) stellen - als ze al besluiten willen nemen. Maar er komt ooit een confrontatie, een afrekening, dus wees eerlijk en wacht niet langer met dat moeilijke besluit. Leg het geval voor aan je onbevooroordeelde collega, of iemand thuis: je hoort waarschijnlijk wat je al vreesde, maar je krijgt ook je eerste steun.
Ir. Jan G.M. van der Zanden
Lid sinds 2019
Ik vraag al zeker 6 jaar in mijn masterclasses van NCOI: Wat is het aller aller aller moeilijkste bij project- of programmamanagement?

Dat raadt niemand.

Het antwoord: Stoppen.

En waarom? Omdat er love baby's en ego's mee gemoeid zijn. Zo simpel is het.

Mooi column, dat nu een ander het ook eens zegt.
Wieger Janse
Beste Marije,

Een mooi thema. Stoppen. Zelf doe ik het ook niet graag. Toen ik van de fiets naar de auto ging, heb ik stoppen voor een roodlicht , op een lege kruising, echt moeten leren. Doe het nog niet graag.

Het is natuurlijk heel wat anders als we nu kijken naar de toeslagenaffaire. Daar vraagt iedereen zich af hoe het in hemelsnaam heeft kunnen gebeuren. Jij geeft aan dat er rode seinen zijn die blijkbaar voor menigeen zichtbaar zijn. Ik vraag me af of dat altijd zo duidelijk is. Achteraf kan je je voor je hoofd slaan dat je het niet hebt gezien, maar tijdens de rit rij je er zo voorbij.

Het doet me denken aan het manifest Schuldvrij wat Jesse Frederik samen met Sarah Sylbing, Ester Gould, Annemarie Gehrels en Pieter Hilhorst schreef, waarin ze aanbevelingen deden voor beter schuldenbeleid. Ze kregen steun van rechters, deurwaarders, schuldhulpverleners, schuldenaren en zelfs van de grootste schuldeisers van ons land.
Eén van de grote problemen was de stapeling van boetes door de incassomethodiek van de overheid (als grootste incassobureau van Nederland). Een verkeersboete van 400 loopt in 3 maanden al op naar 1200 euro. Dat deze methodiek voor sommige mensen leidt tot toren hoge schulden was voor vele kamerleden niet acceptabel. Maar wat bleek, de overheid verdiende miljoenen aan al die boetes en dan verdwijnen de goede voornemens. De incassomethodiek bleef gehandhaaft.

Rijden ze nu door een roodsein? Jij mag het vertellen.

Meer over Verandermanagement