Adviseren: Handel of professie? (1)

Cover stories

Het adviesvak in een kwade reuk

Het vak van organisatieadviseur heeft in de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. De omzetten gingen flink omhoog. Ook het aantal adviseurs groeide gestaag.Veel studerenden wilden graag adviseur worden en adviesbureaus stonden aan de poort om ze op te wachten. Maar ook (oud)managers en bestuurders zagen er wel wat in om als adviseur door te gaan. The sky is the limit, zo leek het wel. Sinds ongeveer een jaar treedt er stagnatie op in die groei. De laatste maanden is er hier en daar zelfs krimp te zien. Nog niet duidelijk is of die stagnatie c.q. krimp structureel of tijdelijk is.

In diezelfde jaren van groei ging het maatschappelijk aanzien van het beroep achteruit. Steeds vaker werden handelswijzen van adviseurs bekend die het adviesvak in een kwade reuk zetten: adviseurs passen hun rapportages aan aan de wensen van de klant; adviesbureaus claimen maatwerk maar leveren standaardoplossingen; diezelfde bureaus zien hun klanten vooral als melkkoeien; ze laten senioren de opdracht binnenhalen en sturen daarna een pluk junioren voor de uitvoering. Steeds vaker worden topambtenaren en bestuurders opgekocht door adviesbureaus, niet vanwege hun eminente advieskwaliteiten maar vanwege hun netwerk. Soms worden deze ambtenaren ingezet op dezelfde plek als waar ze eerst werkzaam waren, maar nu tegen een veel hoger tarief. De advieswereld heeft daarmee het fenomeen "draaideurambtenaar" gecreëerd. Ook verschijnen er berichten in de pers over regelrechte belangenverstrengeling tussen opdrachtgevers en adviesbureaus.

In de berichtgeving van de media over de adviesbureaus wordt die negatieve beeldvorming alleen maar uitvergroot. Zie bijvoorbeeld een artikel in NRC van 17 oktober:"… nieuwe laptops; dure lease-auto's, business-class vliegen en uitbundige diners- niets was in de afgelopen jaren te dol …" De beeldvorming heeft nu eenmaal een hoog Peter Stuyvesant gehalte. In de Kamer worden ongeruste vragen gesteld over de ongebreidelde groei van de zesde macht. Ondanks toezeggingen tot beperking van die groei lijkt de zesde macht een niet te stoppen virus. Groen Links heeft net een voorstel ingediend ter beteugeling van een ongecontroleerde inzet van adviseurs bij de overheid.

Herbezinning nodig op het adviesvak

Wij, de schrijvers van dit artikel, zien die negatieve beeldvorming al een tijdlang met lede ogen aan. We houden van het werk dat we als adviseurs doen. Des te meer stoort ons het dalende aanzien van het beroep. Het is alweer een paar maanden geleden dat we ons voornamen een artikel hierover te schrijven. Toen kwamen de gebeurtenissen van 11 september. In eerste instantie leidden die tot het gevoel dat we, vergeleken daarmee, met iets futiels bezig waren. Het doorpraten over onze reacties op die gebeurtenissen maakte ons bewust dat op allerlei fronten een herbezinning gaande is over wat we eigenlijk in de samenleving aan het doen zijn. In die zin lijkt ook een herbezinning op de vanzelfsprekende groei- en graaicultuur van de advieswereld nu goed op zijn plaats. Overigens is niet alleen een herbezinning nodig door adviseurs op hun werkwijze, ook een herbezinning door managers op de manier waarop en de mate waarin zij van adviseurs gebruik maken kan daarbij behulpzaam zijn.

In dit artikel gaan wij uit van de stelling: er is geen eenduidig beroepsbeeld meer van dé organisatieadviseur en het heeft ook weinig zin om daar nog naar te streven. In een vervolgartikel geven wij onze opvatting over wat wij als kenmerkend voor ons werk als organisatieadviseur ervaren. We beseffen dat er ook andere opvattingen daarover zullen bestaan. Maar wij willen ons graag verantwoorden over onze uitgangspunten.

Verschuiving en vervaging van het beroepsbeeld

De beeldvorming over organisatieadviseurs is niet alleen negatief. Het beroepsbeeld vervaagt ook steeds meer. Dit relateren wij vooral aan het oneigenlijk gebruik van de term adviseren voor activiteiten die naar onze opvatting niet als adviseren kunnen worden beschouwd. Wij lichten dit hieronder nader toe.

Van professionele naar zakelijke dienstverlening

Bureaus zijn in de loop der jaren in toenemende mate werkzaamheden gaan verrichten, die meer het karakter van management ondersteunende activiteiten (servicing) hadden dan wat gemeenlijk onder adviseren wordt verstaan. Een belangrijke impuls hiervoor was dat organisaties zich steeds meer gingen concentreren op hun "core-business" en het niet bij die kern behorende stafwerk gingen afstoten.

Is aan dat type werk op een gegeven moment toch behoefte dan kan het voordeliger zijn deze vorm van ondersteuning van buiten in te huren. De groei van het "advieswerk" is dan ook voor een belangrijk deel omzetting in externe management services, uitgevoerd door medewerkers van bureaus die gedetacheerd worden. De schaarste op de arbeidsmarkt versterkt die tendens. Externen nestelen zich dan ook, vaak langdurig, langs die weg in het hart van de organisatie.

In een artikel onder de titel "De zesde macht" gepubliceerd in Vrij Nederland van april 2000 wordt beschreven hoe de overheid met een tekort aan personeel worstelt, als gevolg daarvan extern menskracht gaat inhuren en, - niet voor de eerste keer - constateert dat daar grenzen aan moeten worden gesteld. Adviesbureaus op hun beurt zien daar geen problemen in, maar een gezonde maatschappelijke ontwikkeling. "Er is een mooie symbiose ontstaan tussen de overheid en de adviesbureaus" aldus René Kottmann, voormalig voorzitter van Bureau Berenschot in datzelfde artikel. Maar niet iedere beleidsmaker bij de overheid zal daar even gelukkig mee zijn.

Het voorgaande maakt deel uit van een ontwikkeling die te typeren is als een geleidelijke verschuiving van professionele naar zakelijke dienstverlening. De essentie van die ontwikkeling is dat professionele eigenheid wordt ingeleverd ten faveure van zakelijk gewin. Onder het motto van "de klant is koning" ontstaat eigenlijk een cultuur van "U vraagt, wij draaien".

Adviseren als recycling van kennis

Een andere lijn in die ontwikkeling is dat adviesbureaus zich steeds meer ontwikkelen tot kennisleveranciers. Met name de ICT is een krachtige motor voor dat proces. Daarbij wordt uitgegaan van de gedachte dat organisaties alle benodigde kennis niet zèlf behoeven te vergaren. Als adviesbureaus hun kennisvoorsprong handhaven blijven organisaties hen nodig hebben, is daarbij een leidende en verleidelijke gedachte. In het hiervoor genoemde artikel formuleert een partner van een der bureaus het als volgt: …"natuurlijk krijgen wij een kennisvoorsprong. Juist daardoor kunnen wij onze adviesfunctie waarmaken. De overheid abonneert zich op onze gegevens, die we bij dezelfde overheid hebben verkregen. Je zou kunnen zeggen dat we de gemeenten leeg zuigen en die kennis vervolgens aan ze terug verkopen. Maar je zou ook kunnen zeggen dat wij iets voor ze doen dat ze zelf niet kunnen…" Het leveren van (kennis)-producten wordt aldus een kernactiviteit van bureaus. De cliënt - adviseursrelatie wordt een relatie van afnemer - leverancier.

Het adviesvak is daarmee in snel tempo vercommercialiseerd en een ondernemingsbranche geworden als alle andere.We vinden dat ook terug in het grote aantal fusies tussen bureaus dat in de afgelopen jaren tot stand is gekomen en wellicht nog zal plaatsvinden. Overwegingen van schaalvergroting en omzetvermeerdering geven daarbij eerder de doorslag dan professioneel-inhoudelijke overwegingen. In deze ontwikkeling past ook, dat adviesbureaus investeren en een financieel belang gaan nemen in startende ondernemingen. Blijft men die activiteiten allemaal onder de noemer advisering uitoefenen dan komt dat in spanning te staan met de gedragscode in welke het beginsel van onafhankelijkheid een centrale plaats inneemt.

Alle specialismen in huis hebben

De geleidelijke ombouw van extern adviseurschap naar gedetacheerde management services en de verschuiving in de richting van zakelijke dienstverlening is gepaard gegaan met een sterke toename van de diversiteit van specialismen. Waren het voorheen vooral de ingenieurs en economen (en vanaf de zeventiger jaren ook de gedragwetenschappers) die de dienst uitmaakten in adviesland, bij het aanbieden van "integral solutions" kan niet meer worden volstaan met zo'n smal aanbod. Een indrukwekkende rij specialismen staat tegenwoordig dan ook ter beschikking van de opdrachtgever: van ICT-experts tot public relations deskundigen, van interimmanagers tot milieu-adviseurs, van acquisitie- en overnamespecialisten tot integriteitsadviseurs, van forensic accountants tot human relation adviseurs etc. En dat allemaal onder de parapluie van management concultancy, een term die geleidelijk in het spraakgebruik is opgenomen. Die term leent zich wellicht makkelijker voor zo een parapluie-functie dan de term organisatie-advisering, die in elk geval wel duidelijker het gebied markeert waarmee organisatie-adviseurs zich bezig houden. Ons beeld is dat in de hier geschetste ontwikkeling een handvol -overwegend multinationale- adviesconcerns in sterke mate het beeld van de adviesbranche bepalen.

Hebben beroepsverenigingen nog een functie?

Hierboven zijn een aantal factoren geschetst die tot een vervaging van het beroepsbeeld hebben bijgedragen. Dat is natuurlijk ook de beroepsverenigingen van adviseurs niet ontgaan. De Orde van Organisatiekundigen en -Adviseurs (OOA) worstelt al lang met het gegeven van die vervaging. De bureauvereniging Raad van Organisatie-Adviesbureaus (ROA) leidt al jaren een bijna slapend bestaan. Kennelijk betreurt de ROA die vervaging niet. Het lijkt alsof de belangrijkste reden om niet tot opheffing van de ROA over te gaan is dat men hiervan een negatief effect in de media vreest.

De OOA is het tot nu toe niet gelukt tot één alles overkoepelend beroepsbeeld te komen. Op dit moment onderneemt men wel nieuwe pogingen hiertoe. Wij zijn pessimistisch over de slaagkansen daarvan. Simpelweg omdat het uitgangspunt van de OOA toch blijft: wel alle differentiaties in het vak binnenboord houden maar tegelijk pretenderen dat men voor één profiel en één kwaliteitsgarantie staat. Men blijft daarbij zoeken naar een antwoord op de vraag wat de identiteit van de organisatieadviseur is. De oplossing wordt (niet voor de eerste keer) gezocht in het formuleren van een "body of knowledge", een soort minimaal vereist pakket van beroepskennis en vaardigheden. Men spiegelt zich daarbij graag aan het beeld van de klassieke professionele beroepen zoals medicus, jurist of, -moderner- psycholoog. Dus aan beroepen die in hun professionele status door de samenleving zijn erkend, waarbij een erkende vooropleiding tevens toegang geeft tot de beroepsuitoefening, en die stevige systemen voor kwaliteitsbewaking kennen.

Van beroepsvereniging naar platform

Maar bij een volkomen gediversifieerd en vercommercialiseerd beroep als dat van organisatieadviseur is zo'n terugkeer naar de klassieke uitgangspositie niet (meer) mogelijk. Bovendien, als het definiëren van beroepsgrenzen of van kwaliteitsniveaus ook maar het geringste risico zou inhouden van belemmering van de toegang tot de markt voor bepaalde disciplines, specialismen of werkwijzen, dan zullen de divergerende belangen binnen de branche dat ongetwijfeld verhinderen. Tekenend in dit opzicht zijn de huidige discussies over de gedragscode. De daarin omschreven onafhankelijkheid van de adviseur wordt door de meeste grote bureaus als commercieel belemmerend ervaren, reden om de gedragscode op dit punt te willen oprekken dan wel af te schaffen. Bij een klassiek beroep als dat van de accountant - met bovendien een wettelijke basis- heeft een dergelijke ontwikkeling van professionele naar commerciële dienstverlening zeer recent ertoe geleid dat de overheid de kwaliteitsbewaking uit handen van de beroepsvereniging gaat nemen en zelf gaat organiseren.

Is er dan geen functie meer voor een beroepsvereniging als de OOA? Wij vinden van wel. De OOA kan zeer wel een platform zijn voor in organisatie en organisatieverandering geïnteresseerden en in dit opzicht educatieve activiteiten ontplooien. Maar zij kan niet als een beroepsvereniging functioneren die de belangen van hét beroep vertegenwoordigt, die de toegang tot het beroep reguleert en bovenal die de kwaliteit van de beroepsuitoefening bewaakt. Een vorig jaar georganiseerde discussie (het zogenaamde "Ottonedebat") over de stand van zaken in het advieswerk trok onder beroepsbeoefenaren ongewoon veel belangstelling. Blijkbaar beseft men wel degelijk dat er iets aan de hand is met het adviseren als beroep. Maar kritische geluiden in lezingen en artikelen over beroepsverenigingen en het adviesvak krijgen steevast een geringe respons. Alsof een openlijk debat over zin en onzin van het adviesvak wordt gevreesd. In de wandelgangen hoort men echter vooral de overtuiging dat de geïnstitutionaliseerde regulering van het vak allang een gepasseerd station is. Blijkbaar is het nog te gevoelig om dit publiekelijk te erkennen.

Beroepsopvattingen verschuiven ook

Door de differentiatie en vervaging van het beroepsbeeld zijn ook de onderliggende beroepsopvattingen, waarden en normen van adviseurs geleidelijk verschoven. Zij gaan steeds meer in de richting van de opvattingen van zakelijke dienstverleners:

  • Wij hebben er al eerder op gewezen dat in de huidige beroepspraktijk de oorspronkelijke norm van onafhankelijkheid als achterhaald wordt beleefd. Men spiegelt zich liever aan het concept van klantgerichtheid uit de dienstverlening door uit te gaan van expliciete loyaliteit aan het management (wij denken met U mee, wij zijn partners in management, management-consultancy). Ook het begrip "no cure no pay" wordt steeds meer geïmporteerd uit de dienstverlening. Met risiconemend participeren zet men de ultieme stap richting ondernemerschap en verlaat men definitief het idee van onafhankelijke advisering.
  • Daarmee ontstaat ook een andere verhouding naar de organisatie. Het partnership wordt beleefd naar de topleiding, de organisatie wordt in deze denktrant meer object van doorlichting, van interventie (opleiding, herstructurering ed).
  • Wat ook opvalt bij de vele vormen van dienstverlening is de nadruk op allerlei "unieke" concepten en methoden. Ook methodologisch betekent dit een vorm van partijdigheid, immers in elke aanpak en methode zit een aanname verborgen over wat belangrijk is en wat niet.
  • Bekend van de zakelijke dienstverlening is ook de zware nadruk op het halen van omzet- en groeitargets, zozeer zelfs dat soms ruimte voor professionalisering in de knel komt. Vanuit de geïndustrialiseerde aard van dienstverlening is er wel veel aandacht voor opleiding (1e orde leren) maar veel minder voor persoonlijke reflectie (2e orde leren).
  • Het proces van verzakelijking lijkt ook een grotere afstand tussen persoon van de adviseur en het advieswerk te creëren. Advieswerk is ook steeds meer iets wat je kort in je carrière doet om daarna snel de overstap te maken naar een managementfunctie binnen het eigen bureau of in een klantenorganisatie.

Op zich passen deze verschuivingen in de beroepsopvatting heel wel in het proces van verzakelijking en industrialisering van het vak. Wij zelf voelen ons door deze verschuivingen niet aangetrokken. Om aan te geven hoe wij zelf het adviesvak vanuit een professionele optiek invullen en beleven hebben wij een tweede deel van dit artikel geschreven. Hierin verantwoorden wij onze eigen werkwijze. Dit tweede deel zal over enkele weken worden gepubliceerd.

Variëteit als uitgangspunt

Wij zijn dit eerste artikel begonnen met de stelling: er is geen eenduidig beroepsbeeld meer van dé organisatieadviseur en het heeft ook weinig zin om daar nog naar te streven. Wij hebben geprobeerd deze stelling te onderbouwen door te laten zien welke vervaging en verschuivingen in beroepsbeeld en beroepsopvattingen in de loop der tijd zijn opgetreden. Daarom vragen we ons af: wat is momenteel nog het belang van het (krampachtig) hooghouden van een gezamenlijk beroepsbeeld van al diegenen die onder de noemer organisatie-adviseur of management consultant opereren? De wereld wordt transparanter als je niet probeert alles onder één hoed te vangen. Variëteit is een gegeven waar bovendien niets mis mee is. Ook mogelijke cliënten liggen er niet wakker van en vinden wel het bureau of de adviseur die qua ervaringen, opvattingen en werkstijl bij hen past. Een doorslaggevend keuzemotief is nog nooit geweest of de persoon of het bureau lid is van een beroepsvereniging (een uitzondering moet misschien gemaakt worden voor opdrachten via inschrijving van internationale instituties). Uitgaan van de gegevenheid van variëteit betekent dat de verantwoordelijkheid voor hun gedrag en professioneel handelen niet meer op collectief niveau kan worden bepaald maar sterker komt te liggen bij individuen en samenwerkingsverbanden die zich door dezelfde opvattingen over hun werk laten leiden.

Stelling

  • Er is geen eenduidig beroepsbeeld meer van dé organisatieadviseur en het heeft ook weinig zin om daar nog naar te streven.

Meer informatie

In de afgelopen maanden zijn er in M@n@gement diverse bijdragen gepubliceerd over de stand van zaken binnen het adviesvak, zoals 'Bent u ook al consultant. Ja, ja ...' van Arend Ardon en 'Wil de echte consultant opstaan?' van Pierre Pieterse. De reacties in de interactieve ruimte bij deze artikelen zijn vaak nogal kritisch. Ze geven een indruk van wat er kennelijk in de advieswereld leeft. Zie ook de volgende bijdragen:

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

a.n. oniem
Het is jammer, maar door de enorme diversivicatie van het aanbod is de naam 'organisatieadviseur' in het gedrang gekomen. Niet dat ik alles van organisatie-advies af weet, maar toen ik mijn scriptie schreef voor een organisatieadviesbureau in '97 toen luidde de aanbeveling => groei snel en wordt groot in veschillende disciplines, of blijf klein en specialiseer je.
Groeien deden ze, maar het is jammer om te zien dat door mis-management 23 mensen hun baan kwijt raakten en de managers weer terug bij af waren. Door de te snelle groei (die men intern niet goed kon organiseren) werden de steken die laten vallen werden, steeds groter. Het resulteerde in een grote modderpoel (intern) en verlies van bijna alle klanten (extern).
Door je eigen geplantte bomen het bos niet meer kunnen zien. Niet meer in de gaten hebben wat je core-business is. Niet meer weten hoe je je eigen toko moet runnen. NIet meer weten waar je ECHT goed in bent.
Ik ben het met het artikel geheel eens en hoop dat de doldwaze zakkenvullers, plaats maken voor de echte organisatie-advies deskundigen, die hun va verstaan en ook duidelijke kunnen maken (bijvoorbeeld door een ISO-certificering) waar het nou in werkelijkheid om gaat. KPN is niet voor Jan L.L naar de ...... gegaan. Hier hebben een aantal adviseurs behoorlijk de plank misgeslagen. Laten we weer opnieuw proberen met iets op te bouwen. Dit keer moet geld een ondergeschikt belang vormen t.o.. goed werk.

Afzender: Iemand die nog veel moet leren
Bert van der Neut
Prima artikel.


Het zal echter nog wel een tijd duren voordat opdrachtgevers de relatie met hun favoriete adviseur/adviesbureau openlijk durven te beschouwen als zakelijke dienstverlening (hetgeen het in de meeste gevallen inmiddels is geworden).

Veel klanten zijn afhankelijk geworden van hun adviseur/adviesbureau, met name door de veiligheid die deze lijkt te bieden "in een tijd van toenemende complexiteit". Voor adviesbureaus zijn dit soort klanten een prettig zekerheidje als het om de jaarlijkse omzet gaat. Veel adviesbureaus leveren in die zin vaak meer emotionele waarde (angstreductie, status e.a.) voor de klant, dan economische of spirituele waarde.

Sprekend over angst en status: voor de OOA en de ROA zie ik een geheel nieuwe uitdaging in het bijhouden van rankings. Een lekker veilige activiteit met cijfers, dat geeft de klant zekerheid en de ordes enige 'objectieve waarde'.

Zo zou er jaarlijks een ranking vastgesteld kunnen worden van bureaus die het snelst een geheel nieuwe structuur geïmplementeerd hebben bij een klant. Beetje leuke formule op basis van aantal medewerkers X soort markt, gedeeld door het aantal adviesdagen, of zo...

Ik kijk ook al uit naar een ranking met jaarlijkse prijs (tijdens een groot gala) voor het adviesbureau met de langstlopende relatie met een klant. Een extra prijs moet cachet geven aan het bureau dat het langst probeert om bij een klant één en hetzelfde probleem op te lossen. Bij sommige ministeries en multinationals zie je sommige bureaus al jarenlang rond hetzelfde thema ronddarren.

P Linssen
Als ex-organisatieadviseur heb ik met veel belangstelling het artikel van Frans en Max gelegen. Vanuit verschillende perspectieven valt er veel over te zeggen, maar dat zal ik hier niet doen. Ik houd het kort en pak er een element (en dat is altijd te beperkt zoals een “echte” adviseur zal beamen) uit. De vraagstelling Adviseren: Handel of professie? vind ik met alle waardering en respect voor de schrijvers, geen interessante stelling (meer). Sinds ik als hoofd van een afdeling P&O bij mag dragen aan veranderingsprocessen in een organisatie, ben ik anders tegen adviseurs (of degenen die zich zo noemen) aan gaan kijken. Het gaat er niet zo zeer om, denk ik, hoe de adviseurs of adviesbranche zichzelf ziet, maar veel meer is van belang wat ik als klant van een adviseur/adviesbedrijf eigenlijk zoek en wil hebben. De stelling zoals nu geformuleerd is voer voor wetenschappers en scriptieschrijvers, maar voor mij (thans in de rol als medeopdrachtgever) niet zo’n interessante meer. Ik vind namelijk dat de klanten, de opdrachtgevers de verantwoordelijkheid hebben goed na te gaan aan welk vakmanschap (naar inhoud en competenties) zij behoefte hebben bij een bepaalde probleemsituatie. Dit betekent naar mijn mening dat de verantwoordelijkheid voor de keuze van het type adviseur niet bepaald wordt door de adviesbranche zelf, maar door de opdrachtgevers. En als de opdrachtgever een goede analyse maken van wat ze nodig komt in principe altijd de juiste adviseur, op de juiste plek en werkend aan de klus die bij hem/haar past. Dat betekent in het ene geval een “boardroomconsultant” en in het andere geval een “gewone” kennisdrager die vanuit zijn expertbenadering vertelt hoe een informatiesysteem opgebouwd kan worden. Wat ik wil duidelijk wil maken is dat mij persoonlijk de discussie over de “echte” adviseur niet zo raakt. Elke opdrachtgever krijgt de adviseur die hij verdient. Door schade en schande wordt hij wijs en op basis van mindere ervaringen zal de opdrachtgever beter zijn werkelijke adviesvragen gaan definiëren. Mijn stelling zou dan ook eerder luiden: Laten adviseren: eerst denken en dan inschakelen of eerst inschakelen en dan denken? Als dat eerste zou gebeuren, zou het “zelfreinigend” vermogen van de adviesbranche vanzelf toenemen.
Ondanks bovenstaande zal ik dediscussie hier met interesse blijven volgen.
Gegroet,
P. Linssen
A.M.A. Goossens
Pro-lid
Een aardig artikel, maar na twee eerdere stukken van Arend Ardon en Pierre Pieterse weinig nieuws onder de zon in dit stuk. Ik wil wel opmerken dat ik totaal niets zie in branchorganisaties, laat staan ranking (zoals een reactie vermeldde). Ranking is een subjectief iets, waarbij meestal meetpunten worden ingebracht die voor de een wel van toepassing zijn en de ander niet. Meest markante over- c.q. onderwaardering is opleiding. Ik kom regelmatig niet-academici tegen die een sterke en onderlegde indruk maken, net als ik academici ontmoet die weinig indruk op me maken. Moet dus bijvoorbeeld opleiding dan een meetpunt vormen? We vragen in Nederland niet eens een minimum opleiding voor een minister!

Branchorganisaties zijn zelden toch nooit een gewin, alleen maar een must om voor vol te worden aangezien door leken in de markt. Ze streven vaak meer naar eigen continuiteit dan dat ze een kwaliteitsfunctie nastreven.

Ik ben het roerend met een reactie eens dat de klant moet bepalen wat de kwaliteit is van de adviseur, en of die kwaliteit iets toevoegt. Een klant die dat nalaat verdient eigenlijk niet beter dan een minder product te krijgen. Het is aan de adviseurs zelf om zich te profileren als een kwaliteitsimpuls of verlengstuk van een klant. Doen ze dit niet dan zullen ze vanzelf met de kruimels van tafel rond moeten zien komen. Economisch principe.

Wij zijn een klein bureau, met vier man; allen meer dan tien jaar ervaring in het bedrijfsleven. Als wij niet een kwaliteits en complementair element in onze strategie zouden hebben aangebracht dan waren we allang uit de markt gedrukt. Eerlijkheid duurt het langst, en doet je klanten behouden. Onze klanten blijven voor het grootste deel trouw aan ons bureau, omdat we ze niet belazeren, en omdat we eerlijk een beker laten passeren als die beker niet door ons kan worden leeggedronken. Is soms een lastige keuze, maar een investering in geloofwaardigheid en dus in de continuiteit van je bedrijf.
Bert v.d. Neut, Corporate Fool
Meneer (?) Goossens, een rol voor OOA of ROA op het gebied van ranking ? De nar knipoogde hier slechts.

Martijn en Michiel
De pijn van Max en Frans is maar al te herkenbaar. Twee topadviseurs met liefde voor hun vak die met pijn in het hart de vervlakking van het vakgebied aanzien. Adviseren is onze stelling is een van de moeilijkste vakken die er bestaat en zou alleen uitgevoerd mogen worden door een zeer onafhankelijke, zeer sensitieve, zeer innoverende en een zeer intelligentie elite. De rest doet niks anders dan parasiteren op die vijf in Nederland die er wat van kunnen. De rest doet meer van hetzelfde. De rest is deel van het systeem waar ze als adviseur op natuurlijke wijze buiten geplaatst zouden behoren te worden. De rest is overbodig! Laat in hemelsnaam jullie ambitie varen en ga iets anders doen! Laat mensen zoals Max en Frans hun vak uitoefenen en verdwijn!
p.s. Wat doen max en frans in hemelsnaam in zo'n onbenullig blad. (Onze en jullie bijdrage verhoogt de kwaliteit natuurlijk wel 100 voudig)
Willem Mastenbroek
Aan Martijn en Michiel van oplichterij@yahoo.nl. Een wat apart Email adres! Het adres bestaat kennelijk niet gegeven de reactie "Unsupported mail destination". Kunt u zich bekend maken dan kan er normaal gecommuniceerd worden.
Martijn en Michiel
Beste meneer mastenbroek, het ontbreken van de mogelijkheid tot een interactiepatroon ligt volledig aan het geheel digibeet zijn van uw kritikasters. Deze hype ontgaat ons volkomen en gaat ongetwijfeld voorbij. Er is ons nog niet gebrleken dat de kwaliteit van schrifturen drastisch verbeterd is, zijnde het belletrie, danwel meer serieuze bijdragen. Wel de hoeveelheid!! Bijgaand ontvangt u een adres van een van ons, de ander is michiel@. Verder vroegen we ons af wat u met het woord "normaal" bedoelt. Is dit in algemeen geldende normatieve zin? Of bestaat de mogelijkheid dat hier sprake is van een idiosyncratische behoefte? En wat betekent normaal dan nog?
Arend Ardon
Gelukkig zijn er steeds meer adviseurs die in alle openheid hun visie willen delen met anderen, om daarmee aan een openbare gedachtewisseling bij te dragen. Helaas gaan sommigen nogal eigenaardig om met deze openheid blijkend uit de 'anonieme reacties', zoals die van 'martijn en michiel'
('oplichterij@yahoo.nl'), michiel@ en a.n. oniem. Kritische geluiden zijn meer dan welkom, maar met anonimiteit en 'modder gooien' schieten we niet veel op.

Meer over Organisatieadvies en consultancy