Wanneer is er sprake van ‘soortgelijkheid’ van waren en/of diensten?

Dat hangt af van de mate waarin het relevante publiek de waren of diensten verwant aan elkaar beschouwt. Er wordt daarbij gekeken naar hun aard, bestemming en gebruik, maar ook het eventuele concurrerend of complementair karakter speelt een rol. Voorbeelden van soortgelijke waren en diensten zijn kleding en kledingwinkels, printers en cartridges, afslankmiddelen en voeding. Hoe sterker of bekender het oudere merk, hoe eerder de soortgelijkheid wordt aangenomen. Betreft het juist een zwak merk, dan is er een grotere samenhang tussen de producten vereist om soortgelijkheid aan te nemen. Het merk GRAMMY (tv award show) kreeg een normaal onderscheidend vermogen toegekend, zodat het Nederlandse merk GLAMMIES (voor de beoordeling van schoonheidsproducten en -behandelingen) onderuit ging, ook al was er geen sprake van identieke diensten.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 133 vragen en antwoorden over Merken en handelsnamen.