Samenwerken aan ontwikkeling

Wat zijn de verschillen tussen de overheid en de wereld daarbuiten? En welke verschillen zien mensen die van een topfunctie bij de rijksoverheid naar een positie daarbuiten verhuisden, of van buiten de rijksoverheid juist naar een topfunctie erbinnen? Dat is het vertrekpunt voor een serie interviews met oud-topambtenaren over trends en ontwikkelingen binnen het openbaar bestuur. In dit deel van de serie: Jos van Gennip, voormalig plaatsvervangend DG bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en huidig lid van de Eerste Kamer.

In dit interview geeft Jos van Gennip zijn visie op de 21ste eeuw. Vanuit zijn uitgebreide internationale ervaring formuleert hij zijn ideeën over de rol van Nederland in internationaal verband. De passie van Van Gennip ligt bij de ontwikkelingssamenwerking, waarvan we de komende ontwikkelingen uitgebreid aan de orde hebben. Tegelijkertijd gaan we op zoek naar de burger, die helemaal dreigt te verdwijnen achter veel te grote instellingen zoals scholen en waterschappen. Op zoek naar nieuw burgerschap.

Jos van Gennip was van 1984 tot 1990 plaatsvervangend DG Internationale Samenwerking op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Pas rond zijn 50ste ging hij de politiek in. “Dan heb je vrijheid en veel ervaring”, zo zegt hij. “Je weet hoe het systeem werkt”.  Hij pleit voor meer politici van dit slag. Jongere politici zijn misschien wat teveel carrièregericht. In plaats van een Andere Overheid, zou Van Gennip ook een pleidooi voor ‘andere politici’ best zien zitten.

De rode draad van de carrière van Van Gennip wordt gevormd door internationale en ontwikkelingshulp. Zo was hij in de jaren ’70 directeur van het Centraal Missie Commissariaat dat was belast met de belangenbehartiging 8.000 Nederlandse missionarissen. Momenteel is hij bijvoorbeeld nog voorzitter van Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling. Hij is vooral ook senator voor het CDA.

De politiek heeft alle tijd

“In de politiek wordt nogal oneconomisch omgegaan met tijd, vind ik. Van A naar B werken is er vaak niet bij”. Dat is toch wel even anders dan binnen de overheid zelf. En dat verschilt trouwens ook niet echt tussen de eerste en de tweede kamer. “Maar, het is wel heerlijk, dat je je in de eerste kamer met de lange termijn bezig kan houden.”  In dat opzicht is trouwens het directeurschap van het wetenschappelijk bureau van het CDA, dat Van Gennip bekleedde in de jaren ’90, wel heerlijk. Dat vindt hij een echt ‘toekomstgerichte’ functie.

Een van de uitdagingen die Van Gennip voor zich ziet is het behouden van de invloed van de Christen-democratie in de 21ste eeuw. “Zij moet een nieuwe rol krijgen”. En dat geldt ook voor Nederland. “Wij moeten ons heroriënteren op de rol die Nederland inneemt in de EU en andere internationale verbanden”. Dat heeft ook te maken met de passie van Van Gennip, de ontwikkelingssamenwerking.

Toekomst van ontwikkelingssamenwerking

In de politiek zien we een duidelijke generatiewisseling, die we ook terug zien in de ontwikkelingssamenwerking. “De afgelopen 50 jaar werden vooral gedomineerd door drie thema’s. Dat zijn de hulp aan armen, het in stand houden van het multilaterale systeem en de globalisering”, zo blikt Van Gennip terug. “Dat tijdvak werd gedomineerd door een postkoloniaal schuldsyndroom en een daaraan verbonden missie- en zendingscultuur. Daarnaast kenden we ook een sterk maakbaarheidsgeloof.” Die uitgangspunten tellen steeds minder.

We staan voor nieuwe uitdagingen. “De nieuwe generatie maakt zich vooral druk over veiligheid en duurzaamheid.” Daarbij is de opbouw van een internationaal rechtssysteem trouwens nog steeds een belangrijk punt. “Veiligheid en migratie zijn ook thema’s die steeds meer aan elkaar verbonden raken en daar hoort ook armoede bij.” In een polariserende wereld moet je juist dat soort zaken aanpakken. “Tegelijkertijd lijkt polarisatie wel het nieuwe kenmerk van de wereld. Sinds 11 september wordt de conflict-visie steeds dominanter, en dat leidt in mijn visie tot toenemende problemen.”
 

De EU: op weg naar een sociale super power

En dat terwijl de zogenaamde soft power heel belangrijk is. “Ook het communisme is uiteindelijk meer met behulp van soft power door het westen en dan met name economische groei op de knieën gedwongen en niet door hard power”. Een mix tussen hard en soft power is nodig om te komen tot internationale vrede. Dat moet de EU zich ook realiseren. “Als andere Afrikaanse landen dwarsliggen bij ingrijpen in Darfur, dan kan dat gewoon niet. Dan moet je juist wel ingrijpen.” Er liggen voor de EU ook kansen. “Zij is immers gebouwd op het Rijnlandse model, waarin ruimte is voor sociale zekerheid en de civil society.”

We moeten ons als Nederland daar ook nooit van afkeren. “Geen ‘I want my money back’ acties”, is het devies  van Van Gennip. Als handelsnatie profiteren we sterk van de EU, zo vindt hij. “We hebben ongelooflijk veel verdiend aan de EU. Wel moet er natuurlijk worden gesneden in de structuurfondsen die B.V. naar Spanje gaan, die zijn niet meer van deze tijd.”

Tegelijkertijd mist Europa ook nog iets. “Europa heeft geen idee over haar finaliteit, terwijl dat volgens mij wel goed zou zijn.” Nu al zien we de EU van meerdere snelheden en zijn haar grenzen vaag.

Hulp helpt!

Het is volgens Jos van Gennip een fabeltje dat hulp niet helpt. “Kijk naar India, Zuid-Korea of Hongkong. Daar heeft de hulp wel degelijk landen op weg geholpen. En op lange termijn heeft het aanleggen van havens in ontwikkelingslanden zeker een positief effect”. Met dat argument spoort Van Gennip ook andere EU-landen aan om iets te doen aan hun hulpbudget. Dat is nu veel te laag (slechts 0,3% van het bruto binnenlands product), waardoor allerlei internationale doelstellingen in het gedrang komen.

Tegelijkertijd betekent hulp eigenlijk gewoon beginnen bij jezelf. “Wij moeten alle handelsbarrières en exportsubsidies zo snel mogelijk afschaffen.” Vindt Van Gennip dat zijn eigen partij (het CDA) hier wel voldoende achteraan zit? “Zeker wel. Minister Veerman is sterk voorstander van de afbouw van exportsubsidies en handelsbelemmeringen. Vooral andere EU-landen liggen daarbij dwars, zoals Griekenland, Frankrijk en Spanje.”

Een veranderende overheid - geen valse verwachtingen

Natuurlijk verandert ook de overheid zelf. Er is een bepaald onbehagen over de overheid, dat volgens Van Gennip aan een aantal zaken te wijten is. “Ten eerste zijn de topsalarissen in het bedrijfsleven te hoog en daardoor staat ons Rijnlandse model onder druk. En daarnaast is de overheid zelf ook niet sober genoeg.” Dat laatste hebben we volgens Van Gennip bijvoorbeeld gezien bij de HSL, toen er voor niets een hele dure tunnel door het groene hart werd aangelegd.

De overheid mag ook wel wat terughoudender zijn in de verwachtingen die ze wekt. “Nu creëert ze in mijn visie nogal wat mythes over wat ze allemaal wel niet voor de burger gaat regelen. We kunnen niet meer met klassieke beelden zoals ‘de boeren’ of “de werknemers”’ werken.”  Verder moet de overheid op zoek naar de plekken waar mensen tegenwoordig samenkomen. “Dat vinden we in delen van de milieubeweging, maar soms ook in de nieuwe jeugdcultuur.” Dat soort dingen is niet meer voorgegeven, maar de overheid moet daar steeds actief naar op zoek.

Op zoek naar de burger

“De overheid moet, vind ik, ook oprecht aandacht besteden aan initiatieven van burgers”. En daar hoort bij dat je het een eigenstandige rol laat hebben, waarbij het zich ook zelf staande houdt. “De paradox van met middenveld is dat het weg is als je het helemaal subsidieert, dus dat moet je nooit doen.”

De overheid moet ook vooral stoppen met het grootschalige denken en de privatiseringsdrift. “Burgers willen een overheid die hen zelf raakt. Door al die grote scholen of gefuseerde waterschappen verdwijnt dat contact helemaal.” Zulke grote instellingen raken in zichzelf gekeerd. Daardoor krijgt volgens Van Gennip “de geëmancipeerde burger die de afgelopen decennia is ontstaan helemaal geen kans meer.” In plaats van verantwoording naar beneden, gaan dat soort instellingen zich alleen nog maar aan de overheid verantwoorden. “Scholen zouden zich vooral aan de ouders moeten verantwoorden, niet aan de overheid”.
 

Drie eerdere interviews in deze serie
Verschanst in de polder
Interview met Eelco Brinkman
“Het is niet voor niets dat we in Nederland zoveel zelfstandigen zonder personeel hebben. Dat zijn de mensen die zich hebben ontworsteld aan de ‘stroop’ van het systeem.”
In de voetsporen van Johan van Oldenbarnevelt
Een gesprek met Rein Jan Hoekstra over de ontwikkeling van een Islamitische zuil en over een nieuwe tegenstelling tussen liberalen en confessionelen. Ontstaat er weer een nieuwe zuilen- en stammenstrijd?
De overheid dreigt instabiel te worden
Een gesprek met Gerrit Blom over de stabiliserende rol van de overheid in de samenleving en de gebreken van de huidige overheid.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Ruben Jongkind
Het is volgens Jos van Gennip een fabeltje dat hulp niet helpt. “Kijk naar India, Zuid-Korea of Hongkong. Daar heeft de hulp wel degelijk landen op weg geholpen. En op lange termijn heeft het aanleggen van havens in ontwikkelingslanden zeker een positief effect”. Met dat argument spoort Van Gennip ook andere EU-landen aan om iets te doen aan hun hulpbudget. Dat is nu veel te laag (slechts 0,3% van het bruto binnenlands product), waardoor allerlei internationale doelstellingen in het gedrang komen.

- In Afrika hebben de vele miljarden die de afgelopen jaren uit de zakken van ondernemend Nederland zijn geklopt erg weinig opgeleverd. Alleen ondernemers die produceren en aldus zorgen voor kapitaalaccumulatie kunnen de welvaart in een land op lange termijn garanderen. Hulp en i.h.a. subsidie (los van de vraag bij wie deze subsidie uiteindelijk belandt) zorgen juist voor een verstoring van de marktwerking, waardoor de hulpontvangers op de lange termijn slechter af zijn. Alleen indien er een continue geldstroom gegarandeerd blijft, kan de hulp effect hebben. De individuen in die landen leren m.a.w. niet op eigen benen staan. Logisch want stop je met de subsidies, dan zijn er geen levensvatbare ondernemingen en is er geen gezond kapitaal om de zaak draaiende te houden. Dan nog de vraag hoeveel van het BNP genoeg is voor hulp. Als 0,3% niet genoeg is waarom is 0,4% dan wel genoeg? Is het dan niet ethischer 80% van het BNP af te staan, als hulp helpt?

Nee, alleen afschaffen van protectionisme en het terugdringen van de totalitaire staten in de arme landen die een verwoestende werking hebben op de welvaartstoename, zal (langs de wet van Ricardo) leiden tot verhoging van zowel 'onze'als hun welvaart.

Verder zegt dhr van Gennip: "“Ten eerste zijn de topsalarissen in het bedrijfsleven te hoog en daardoor staat ons Rijnlandse model onder druk. "

- Los van wat deze abstractie concreet inhoudt, is het weer veelzeggend dat juist een politicus, die zijn geld verdient door het afhandig maken van geld van het bedrijfsleven onder dreiging van geweld, durft te zeggen dat men juist in het bedrijfsleven te veel geld verdient. Op zich om 1 reden vreemd: hoe meer men in het bedrijfsleven verdient, hoe hoger de belastingopbrengst en dus de salarissen en macht van politici kunnen zijn (hoewel daar gegeven de Laffer curve een grens aan zit), maar om belangrijkere redenen verklaarbaar: vooral het simpele volk kwijlt bij het aanscherpen van horen van rijk-arm tegenstellingen. Van gennip werpt zich uiteraard graag op als de barmhartige die de rijken verfoeit. Omdat er meer stemmers zijn die arm zijn dan extreem rijk, is dat een slimme zet.

Mijn vraag aan Van Gennip: hoeveel verdienen de topmanagers te veel? Wie bepaalt hoeveel ze te veel verdienen? Nog steeds zijn er blijkbaar politici die de simpele axioma's van de economie niet willen of kunnen doorgronden. Loon is gewoon een prijs. Net zoals suiker, pannenkoekenmix, truien en auto's niet te duur of te goedkoop zijn, zijn ook lonen dat niet. Als 1 van de partijen de transactie niet satisfactory acht, gaan zij deze (als er tebnminste sprake is van vrijwilligheid) niet aan. Blijkbaar is de manager het loon waard. Het zou me niets verbazen als de grens van hoeveel een topmanager mag verdienen meeontwikkelt met het salaris van dhr van Gennip zelf ;)