Ordnung muss sein!

Boeken · Columns

Het boek van Judith Mair ‘Uit met de Pret’ mag zich in een grote belangstelling verheugen. Nu hebben we al vaker in de geschiedenis gezien dat in tijden van recessie reactionaire geluiden die hiërarchie en achterhaalde normen en waarden propageerden, te horen waren. Nu is dat op zich nog niet zo’n probleem, maar mijn zorg zit hierin dat net als eerder, mensen die angst hebben voor de toekomst, zich kritiekloos achter de demagogie scharen van hen die de goeie ouwe pruisische moraal herintroduceren. Ordnung muss sein! Er is er maar één de baas! En die waakt over jou!

“Mijn boek is een ‘fris geluid’” roept Mair in het interview met Annegreet van Bergen. Ik kan met de beste wil van de wereld de frisheid van haar ideeën niet inzien, behalve wanneer je ‘frisheid’ als naïef of kinderlijk beschouwt (“ik was sowieso al trots dat ik een boek had geschreven” zegt ze ook nog). Laten we het maar op deze kwalificaties houden, voor het gemak. En erg geletterd schijnt deze duitse geuniformeerde ook niet te zijn, als ze schaamteloos beweert dat veel managementliteratuur eenheidsworst is en nieuwe werelden belooft waarin de scheiding tussen privé en werk geleidelijk verdwijnt. Fascinerend hoe een volwassen vrouw iets dergelijks met droge ogen kan stellen!

Mair wil naar een wereld die het omgekeerde in zich heeft: scheiding van werk en privé. Natuurlijk zijn er mensen die moeite hebben om voldoende rust en afstand te nemen en teveel werken, al of niet door eigen toedoen. Er zijn ook mensen die in hun ambitie tegen zichzelf beschermd moeten worden. En er is niets op tegen als men elkaar aan afspraken (bij voorbeeld over werktijden) houdt. Maar het valt mij zelf vaak op dat er veel mensen zijn, vooral in grote organisaties, die om vijf uur alles uit hun handen laten vallen en naar huis gaan. Maar om 9 uur zitten over het algemeen diezelfde mensen weer achter hun bureau of de machine. Als ze niets uitvoeren heeft het niet zo’n zin om ze te verbieden met thuis te bellen, daar worden ze niet echt productiever van. Improductiviteit heeft over het algemeen andere oorzaken dan een gebrek aan tucht! En om hoeveel mensen gaat het? De meeste mensen lijken me hun dagen volgens contract vol te maken en naar behoren hun werk te doen.

De demagogie van Mair is gebaseerd is op aannamen, generalisaties en anekdotische voorbeelden. Het lijkt alsof de hele werkende wereld ten gronde wordt gericht door bazen die mensen uitbuiten onder het mom van vrijheid en verantwoordelijkheid. Het antwoord daarop zou zijn om personeel geen vrijheid en verantwoordelijkheid te geven. Zelfs in een uniform te laten lopen! Wat voor mensbeeld zit hier achter? We hoeven er niet naar te raden! En waarop baseert ze het idee dat werken niet leuk is? Misschien geldt dit voor haar drie medewerkers, maar het voert te ver om hier een generaliserende stelling van te maken. De anekdotische voorbeelden in haar boek lijken me verre van representatief (hoewel misschien voor de Duitse cultuur – daar kan ik niet over oordelen).

Het hele verhaal is een volstrekte ontkenning, een belediging zelfs voor de ontwikkeling in het denken en theoretiseren over organisaties. Begrippen als arbeidsmotivatie en –satisfactie zal Mair ongetwijfeld op één hoop gooien met de honderd en vijftig titels over change management, die naar voren komen als zij dit woord intikt (welke zoekmachine komt maar tot honderd en vijftig titels?), zoals ze in het interview met Annegreet van Bergen zegt. Verworven inzichten over organisatie en mens gaan volstrekt aan deze vrouw voorbij. Net als het feit dat we een cultuur hebben waarin werk en zelfontplooiing dicht bij elkaar liggen. En ook net als het feit dat mensen nu eenmaal graag in groeps(lees team)verband willen leven, de een wat meer dan de ander.

Dat we ons moeten beraden op de vraag hoe organisaties in de toekomst moeten worden ingericht en geleid, dat veel veranderinspanningen onvoldoende succesvol zijn, dat werk efficiënt moet gebeuren, dat innovatie nodig is, staat allemaal niet ter discussie. Maar sturen door de achteruitkijkspiegel en het oppoetsen van een reactionaire, mechanistische visie op mens en organisatie, op antieke machtsfilosofieën, op de mens als productiemiddel wel degelijk. Waar we geen behoefte aan hebben zijn eendimensionale pseudo filosofieën over mens en arbeid. Wanneer deze trend zich doorzet – helaas is Mair al in korte tijd niet de enige meer die stoere babbels verkondigt - zijn we terug bij af (i.c. een nieuw taylorisme) en zal er over een aantal jaren wel weer een nieuwe Karl Marx opstaan en kunnen we op school over de romantiek van de jaren ’90 doceren.

Als Willem Mastenbroek schrijft dat hij organisaties kent die gebaat zijn bij sturing, kan ik dat onderschrijven. Maar de valkuil van zo’n opmerking zit hierin dat er in gelezen zou kunnen worden dat het antwoord dan ook sturing zou moeten zijn. Het doet wat denken aan het doof-blinde meisje dat naar de psychiater wordt gestuurd omdat ze zo onzeker is. De psychiater komt er al snel achter dat de ouders alles waaraan het kind zich zou kunnen bezeren, uit de weg hebben geruimd. En zo moet je natuurlijk het kind de hele dag aan de hand houden. Het bewijs hiervan wordt iedere keer geleverd als het kind loslaat.

Rob de Wilde
Organisatie adviseur Geverink, de Wilde, Bosquet en Partners

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Joke van Galen
Opvallend hoeveel aandacht (en inkomsten) Judith Mair krijgt met haar boek. Kennelijk heeft ze een goede timing en dat ze maar wat roept: dat doen er meer. Het is gewoon crisis en in zo'n periode wordt er van alles geroepen. Alle zekerheden lijken niet zo zeker meer. Tot er weer een fase aanbreekt met een bepaalde ordening en dat is het dan voor een poosje. Bang voor nieuw Taylorisme? Dan is er toch te weinig vertrouwen in de bottom-up beweging. In Nederland is de medezeggenschap zo goed geregeld, daar is geen ruimte voor "Taylors" meer. Waarom zo somber? Fantaseer liever over wie er komend jaar opstaat met een boodschap, die wel inhoud heeft. Dan is Mair allang weer vergeten en wordt ze zelfs niet opgenomen als item in een wetenschapskwis.
Stel dat u de kans krijgt een boodschap te verkondigen (dat past wel in deze tijd rond Kerstmis): hoe zou die dan luiden?
Dat vind ik veel interessanter dan het weerspreken van mevrouw Mair.
Groeten van Joke van Galen
Jaap Heimans
Je moet dit boek niet vertalen omdat de Duitse cultuur teveel verschilt van de onze. Bovendien hebben onze Oosterburen nog een extra economisch probleem waardoor de dot-com-ballon daar veel eerder geklapt is dan hier.

Ik kan het verhaal van Mair goed plaatsen in het tijdsbeeld en -plaats van kleine bedrijfjes waar voor iedere klant en euro gevochten moet worden op de vierkante meter. Dat schrijft Maier ook: het gaat gewoon om kosten-efficient ondernemen. En dat moet je niet vertalen met "hou ze eronder" want dat past niet bij de Nederlandse cultuur. Wij zijn van nature al meer "doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg".

Overigens heeft Maier wel een makkelijk te lezen boek geschreven, dus in die opzet is ze geslaagd.
Pierre Pieterse
Het boek ‘Het is mooi geweest. Het kantoor is geen pretpark’ van de Duitse communicatiedeskundige Judith Mair is niets anders dan een pleidooi voor herwaardering van klassieke organisatieprincipes, zoals strikte regels, vaste werktijden, elkaar niet tutoyeren en onder werktijd niet het mistige jargon gebruiken met modewoorden als 'innovatief', 'creatief' en ander uitbundig communicatief zelfvertoon. (Zoals door mensen die de volgende zinsneden zonder een glimlach uit hun mond kunnen krijgen: We kunnen gerust spreken van 'onze community van highperformers', van wie we de 'involvement' en 'creatieve input' hebben vastgelegd in een uiterst transaparante 'mind-mapping-schets' op grond waarvan we in de volgende meeting of 'get-together' de 'benefits' zullen bepalen. Het identificeren van de 'belangrijkste essentials' die we tijdens deze groepsdynamiek kunnen opsnuiven, moeten we volgens the 'best practice' op elkaar afstemmen.)

Met haar provocerende boek wil Mair afrekenen met de pretcultuur in de speeltuin van quasi-gemotiveerd personeel en quasi-zelfbewuste teams die met hun emotionele intelligentie en sociale competentie één grote familie zouden vormen. De werkelijkheid is anders: werk is er echt niet voor de lol; flexibele werktijden betekenen dat je diep tot in de nacht overuren draait; en eigen verantwoordelijkheid is niet anders dan jezelf uitbuiten of laten uitbuiten.
Waar het om gaat is dat er gepresteerd moet moet worden, en daarbij zijn volgens Mair heldere regels, afspraken en verplichte omgangsvormen in het belang van organisatie èn medewerkers.

De zegetocht van de huidige bedrijfscultuur houdt het midden tussen kermis, kinderboerderij en psychologische doe-het-zelf cursus. Aan het eind van haar boek gekomen, vertelt Mair monter hoe in de zogenaamd werknemersvriendelijke bedrijfscultuur en binnen die quasi vrijzinnige en vertrouwensvolle relaties, tussen werkgever en werknemer werkelijk alle gevoelens geïnstrumentaliseerd zijn.

En zo beschouwd is de boodschap van Mair zo gek nog niet.

Het is overigens opvallend hoeveel organisatie-adviseurs zich in grote woorden tegen het boek van Mair keren. Dat geeft toch te denken.
Sjaam Mahabier
Mensen die zich bezig houden met communicatie stellen vaak dat alles communicatie is. In het algemeen is dat ook zo. De valkuil ligt dan zeer voor de hand door de lijn door te trekken dat communicatie ook van alles verstand heeft. Mevouw Mair bewijst dat weer eens. Op zich jammer dan veel "deskundigen" daarachter aan lopen. De indruk wordt dan gewekt dat deze mevrouw ook echt wat te vertellen heeft. Een eerste analyse van haar verhaal leert dan ook dan het amerikanisme ook in Duitsland heeft toegeslagen en dat holle vaten het hardst klinken. Ik blijf liever bij de klassieke organsiatieleer die gelukkig een wetenschappelijke basis heeft en ons langszaam maar zeker verder brengt in het ontwikkelen van een hoger bewustzijnsniveau.
Jos Scheffers
In de laatste alinea van de bijdrage van Rob de Wilde zet hij zijn opvattingen over sturing in organisaties naast die van Willem Mastenbroek. Dat lijkt een beetje op: Wie heeft de leukste theorie? Mijns inziens kun je beter een andere dialoog voeren. Begin met aan te geven welke doelen de organisatie wil bereiken. Beantwoord vervolgens de vraag: welke theorie helpt de organisatie het beste haar doelen te realiseren. Er wordt dan geen 'twee kolommen gesprek' meer gevoerd: de Wilde versus Mastenbroek. Van beide auteurs wordt verwacht dat ze (kunnen)laten zien hoe hun gedachtengoed er aan bijdraagt dat de organisatie haar doelen realiseert. Die doelen vormen een derde positie in de dialoog - de logische derde - die nodig is om er met elkaar uit te komen. De voorgestelde dialoog is niet gemakkelijk maar zal vermoedelijk opleveren dat de meeste organisatie een flinke portie sturing nodig hebben om hun doelen te bereiken.