Collegiale traumaopvang

Cover stories
Een brandweerman vertelde onlangs dat hij tijdelijk niet wilde uitrukken, omdat hij tevergeefs hulp had verleend bij een auto-ongeluk waarbij een 28-jarige vrouw overleed. Bij aankomst op de plaats van het ongeval was het vrouwelijke slachtoffer nog in leven maar zat bekneld in haar voertuig. Haar vierjarige dochtertje zat ongedeerd op de achterbank. Ondanks pogingen om de vrouw te bevrijden overleed zij alsnog ter plaatse. Het dochtertje werd gered. De brandweerman: “Ik hoor haar nog steeds kermen van de pijn en zie haar angstige gezicht voor me. Ik zit nog niet zo lang bij de brandweer, maar deze beelden staan op mijn netvlies gebrand”.
Ambulancemedewerkers zijn bij een reddingspoging van een baby belaagd door woedende omstanders. Tijdens hun poging om een baby van 15 maanden, die zich in een pinda had verslikt, te redden werden zij bedreigd door buurtbewoners die schreeuwden: “Jullie zijn te laat, moordenaars”. Zij werden vervolgens achtervolgd door de bewoners tot aan het ziekenhuis. De ambulance arriveerde twaalf minuten na de eerste melding ter plaatse en dat is binnen de norm van vijftien minuten. Twee van de betrokken ambulancemedewerkers hebben na dit schokkende incident tijdelijk niet gewerkt.

Schokkende ervaringen van frontlijnsoldaten

Veel medewerkers van hulpverlenerorganisaties krijgen door de aard van hun werkzaamheden regelmatig te maken met schokkende incidenten. Agenten, verpleegkundigen en brandweerlieden worden in hun dagelijkse werk bijvoorbeeld geconfronteerd met ernstig leed van slachtoffers, mislukte reddingspogingen of soms ernstig letsel of zelfs de dood van een collega.

Daarnaast krijgen deze ‘frontlijnsoldaten’, zoals deze medewerkers wel eens worden genoemd, in toenemende mate te maken met agressie uit de samenleving. Woedende omstanders die de agenten of brandweerlieden de geboden hulp onmogelijk maken of agressieve patiënten die het niet eens zijn met de hulp die door ziekenhuispersoneel wordt geboden.

Helaas zijn dergelijke incidenten een realiteit. Een realiteit die niet zonder gevolgen is voor de organisatie. Door confrontaties met schokkende gebeurtenissen hebben medewerkers van hulpverlenerorganisaties een verhoogde kans op het ontwikkelen van stressklachten en in een enkel geval het ontwikkelen van een Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS). Verhoogde stressklachten en PTSS kunnen leiden tot verminderde presentaties op het werk, ziekteverzuim of soms zelfs tot arbeidsongeschiktheid.

Hulpverlenerorganisaties zien zich genoodzaakt oplossingen te bedenken  voor deze problematiek. Een effectief traumanazorg beleid implementeren is de oplossing.

Goede eerste opvang is het halve werk

In veel gevallen blijkt een goede eerste opvang te zorgen voor een betere verwerking van de gebeurtenis. Om deze eerste opvang te realiseren kan rekening gehouden worden met de volgende twee aspecten:

  • Creëer een goed vangnet in organisaties. Dit vangnet moet snel en doeltreffend kunnen worden ingezet.
  • Creëer de mogelijkheid dat medewerkers over een schokkend incident kunnen praten. Hierbij geldt dat medewerkers na schokkende incidenten vooral met iemand willen praten die ze kennen, vertrouwen en die de aard van de werkzaamheden kent.

Voor een goede verwerking is ‘praten’ nodig. Na een schokkende gebeurtenis is men namelijk vaak in de war. De gebeurtenis past immers niet binnen de ‘normale’ verwachtingen die men van het leven heeft. Door te praten over de gebeurtenis worden allereerst de beelden, gedachten en gevoelens geordend. Door deze reconstructie zal de eerste verwarring verdwijnen. Door er vaker over te praten wordt de gebeurtenis ook ‘gewoner’ en worden de emoties minder heftig. Vervolgens dient de ervaring geïntegreerd te worden in het eigen leven. Ook deze verwerking wordt gestimuleerd door te praten over zaken als betekenisgeving en verwachtingen. Iemand moet de gebeurtenis zien in te passen in zijn bestaande schemata, zijn bestaande verwachtingen van het leven, of zal deze verwachtingen aan moeten passen. Tot slot kan besproken worden welke copingsmechanismen iemand geholpen hebben. Hierbij valt te denken aan zaken als het praten over de gebeurtenis, de ervaren sociale steun, het hebben van afleidende activiteiten en de acties die iemand kan nemen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Hierdoor krijgt iemand na een verwarrende periode weer het gevoel van controle terug.

Het ‘praten’ is daarom een wezenlijk onderdeel voor de verwerking van de schokkende gebeurtenis. Door te praten verdwijnen veelal de reacties en symptomen die met een schokkende gebeurtenis gepaard kunnen gaan dan in enkele weken vanzelf.

‘De ervaring integreren in het eigen leven’; hoe werkt het?
Nadat de ambulancemedewerker bij zijn reddingspoging door agressieve omstanders is bedreigd is hij behoorlijk in de war. Deze ervaring past niet in zijn wereldbeeld. De ambulancemedewerker zal de gebeurtenis moeten integreren in zijn wereldbeeld. Hij kan hiervoor de situatie proberen in te passen in zijn bestaande schemata. Een voorbeeld hiervan kan zijn: “Ach, het stelde eigenlijk niet zoveel voor, ik doe dit werk al twintig jaar en dit is me nog nooit overkomen. Het zal echt wel een uitzondering zijn”. Of hij kan zijn verwachtingen aanpassen. Een voorbeeld hiervan kan zijn: Dit kan tegenwoordig blijkbaar gebeuren en ik kan dus niet meer naar bepaalde wijken zonder politiebegeleiding, anders gebeurt dit vast nog een keer”.

Huidige opvang: onnodige drempels

In veel organisaties is traumaopvang nog onvoldoende onderdeel van het beleid. Hulpverlenerorganisaties hebben heel lang met de mythe geleefd “Het hoort nu eenmaal bij ons vak”. Zonder de bedrijfsculturen over een kam te scheren konden deze organisaties - weliswaar kort door de bocht - als machoculturen omschreven worden. Er was geen plaats om over de gevoelens ten gevolge van de werkzaamheden te praten. Binnen veel organisaties werd echter het signaal van het gemis van een luisterend oor steeds vaker gegeven. Bovendien werden er schrijnende gevallen in kaart gebracht die na een schokkend incident op het werk jarenlang aan hun lot werden overgelaten met ziekteverzuim als gevolg.

In veel hulpverlenerorganisaties heeft dat geleid tot de invoer van een Bedrijfsopvang Team (BOT). Afgevaardigden die een dwarsdoorsnede van de organisatie moesten vormen, namen hierin plaats. In de praktijk luidt de kritiek echter dat het BOT, met name in grote organisaties, niet effectief functioneert. Dit heeft een tweetal redenen.

Allereerst geldt dat door de invulling van het BOT de leden onmogelijk contact kunnen hebben met alle medewerkers van de organisatie. Dit heeft tot gevolg dat de signalering van eventuele problemen bij medewerkers wordt bemoeilijkt.

Tevens ervaren medewerkers een te hoge drempel om BOT-leden te benaderen. Hiervan is sprake wanneer het BOT-lid onvoldoende de aard van de werkzaamheden kent. Zo is bijvoorbeeld de hektiek van de verpleegkundige op de spoedeisende hulp veelal niet de dagelijkse realiteit van de BOT-leden uit een ziekenhuis. Daarnaast hebben medewerkers vaak het idee dat er écht iets mis met je moet zijn voor je het BOT benadert. Tevens blijkt dat medewerkers, ondanks alle richtlijnen die opgesteld worden voor het BOT, het vertrouwen missen om met iemand uit het BOT te praten. Medewerkers zijn huiverig dat de gedeelde informatie terecht komt bij hun leidinggevende. Dergelijke informatie zou bijvoorbeeld in een functioneringsgesprek tegen hen kunnen worden gebruikt.

Aan een goede eerste opvang kan dus veelal door de huidige invulling van het BOT niet worden voldaan. Daarom is opvang in de vorm van collegiale traumaopvang de oplossing.

Je collega’s als vangnet

Collegiale opvang is een laagdrempelige vorm van opvang door en voor collega’s. Binnen elke geleding van de organisatie wordt een aantal medewerkers opgeleid in het voeren van opvanggesprekken. Het aantal medewerkers dat wordt opgeleid is afhankelijk van het aantal en soort incidenten waarmee de organisatie te maken krijgt. Hierdoor wordt een breed vangnet gecreëerd dat snel en doeltreffend ingezet kan worden.

De collega’s die in aanmerking komen om binnen hun team voor medewerkers opvang te verzorgen worden gekozen door collega’s. In de praktijk betekent dit dat deze collega’s het vertrouwen genieten en geaccepteerd worden in hun rol van opvanger.

Wanneer een collega wordt opgevangen, gebeurt dit aan de hand van het drie gesprekkenmodel. Dit betekent dat er een drietal gesprekken worden gevoerd. Een eerste gesprek binnen 24 uur, een tweede na een week en een derde na vier weken. Het eerste gesprek is vooral bedoeld om stoom af te blazen. Hierbij wordt alleen ingegaan op de feiten zodat er een begin gemaakt kan worden met de reconstructie van het gebeurde. Tijdens dit eerste gesprek wordt ook voorlichting gegeven over mogelijke stressreacties. Tijdens het tweede gesprek wordt de gebeurtenis weer besproken en wordt er ingegaan op de ervaren emoties tijdens en na de gebeurtenis. Ook wordt er gesproken over hoe de getroffene de gebeurtenis verwerkt. Het derde gesprek is bedoeld om terug te kijken op de gebeurtenis en hoe de getroffene hiermee is omgegaan. Er wordt ook bekeken of iemand de gebeurtenis goed heeft verwerkt. Dit wordt gedaan door te letten op of de persoon in staat is het verhaal te vertellen zonder heftige emoties en door te vragen naar hoe het staat met de stressreacties. In het derde gesprek worden ook de copingstijlen, waar iemand veel aan heeft gehad, besproken.

Wanneer de collegiale opvanger tijdens de gesprekken merkt dat de symptomen, passend bij een normale stressreactie, te lang duren of te hevig van aard zijn zal, in overleg met de getroffene, doorverwezen worden naar professionele hulpverlening. Ook wanneer de collega na het derde gesprek nog klachten heeft zal doorverwezen worden. Er kan dan mogelijk sprake zijn van een PTSS. Het is namelijk wel van belang te beseffen dat de opvanger een collega is en geen professionele opvanger.

Door deze collegiale vorm van opvang wordt wel voldaan aan de twee aspecten van een goede eerste opvang; er is een goed vangnet dat snel en doeltreffend kan worden ingezet en de collega kan praten met iemand die ze kennen, vertrouwen en die de aard van de werkzaamheden kent. Kortom collega’s zijn bij uitstek geschikt om de rol van vangnet en eerste opvanger te vervullen. De ervaring leert dat collegiale opvang vaak afdoende is om ernstige stressklachten en PTSS te voorkomen. Professionele opvang blijkt vaak niet eens nodig.

Het drie gesprekkenmodel; hoe werkt het?
“Laatst bleek dat een collega van mij na een uitruk nogal ontdaan was over een ongeluk waarbij hij had geassisteerd. Toen deze collega in de kantine aankwam ging ik er op af. Hij was helemaal wit weggetrokken en een beetje in de war, alsof hij niet kon geloven wat er zich net aan zijn ogen had voltrokken. Ik hoefde alleen maar te zeggen; “Wat zie je wit” en het verhaal kwam er met horten en stoten uit. Doordat ik heb geleerd om iemand in een eerste gesprek alleen maar te laten ‘uitrazen’ en daarbij in te gaan op de feiten, is het me gelukt om met hem een reconstructie van zijn ervaring te maken. In het tweede gesprek, na een week, vertelde hij me dat hij slecht had geslapen en dat de beelden van het ongeluk op zijn netvlies stonden gebrand. Hij vertelde me dat hij zich hier niet heel erg druk over had gemaakt, omdat ik hem in het eerste gesprek al had voorgelicht dat dergelijke reacties heel normaal zijn. In dat tweede gesprek ben ik vooral ingegaan op zijn emoties en heb ik hem aangeraden eens met zijn vrouw hierover te praten. Na vier weken had ik het laatste gesprek met hem. Ik vroeg hem het hele verhaal nog eens te vertellen. Ik heb me vooral geconcentreerd op het feit of hij het hele verhaal zonder al te veel emoties kon vertellen. Dat lukte hem. Het ging heel goed met hem, hij zei wel dat hij nog wel eens aan het ongeluk moest denken, maar dat hij er niet meer wakker van lag. Het praten met zijn vrouw had hem ook erg geholpen. Door dit derde gesprek wist ik dat ik hem niet hoefde door te verwijzen naar een professionele opvanger.”

Bovenstaand voorbeeld geeft aan hoe het drie gesprekkenmodel ideaal gezien werkt in de praktijk. Natuurlijk zijn er ook valkuilen. Zo hebben opvangers vaak moeite met het ingaan op emoties. Zij ervaren het als onbeleefd om of voelen zich ongemakkelijk bij het doorvragen op emoties. Tevens heeft men vaak de neiging om adviezen te geven in plaats van te luisteren. Tot slot vinden opvangers het heel lastig om met zwijgzame types gesprekken te voeren. Deze valkuilen zijn te voorkomen door hier in intervisie aandacht aan te besteden. Al doende leert men.

Collegiale traumaopvang in de praktijk

Collegiale traumaopvang in de praktijk (1)
Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG), een ziekenhuis in Amsterdam met ruim 2000 medewerkers, heeft bovengenoemde vorm van collegiale opvang in haar organisatie ontwikkeld en geïmplementeerd. Hier is één op de tien medewerkers, en op sommige afdelingen één op de vijf medewerkers, opgeleid in het voeren van opvanggesprekken met collega’s. Uit registratie van de afgelopen twee jaar blijkt dat er gemiddeld 300 tot 500 gesprekken per jaar met medewerkers zijn gevoerd. Hierbij moet tevens vermeld worden dat het waarborgen van anonimiteit door sommige medewerkers wordt geprefereerd boven registratie. Het is daardoor niet onwaarschijnlijk dat er in de praktijk nog veel meer gesprekken worden gevoerd. Medewerkers geven aan de vorm van collegiale opvang een succes te vinden.

Collegiale traumaopvang in de praktijk (2)
De Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek is eind 2003 begonnen met het invoeren van collegiale traumaopvang. Ook hier is per korps één op de tien brandweerlieden opgeleid om hun naaste collega’s op te kunnen vangen na een schokkend incident. De eerste gesprekken zijn ook hier al door medewerkers gevoerd. De getroffenen die door hun collega’s zijn opgevangen reageren enthousiast. Reacties in de trant van “Het heeft me erg geholpen”,  “Ik vond het fijn om met je te praten” en “De gesprekken hebben me een houvast gegeven bij de verwerking van het incident”  zijn een eerste indicatie dat collegiale traumaopvang een positieve bijdrage levert aan de verwerking van een schokkend incident.

Samenvatting en conclusies

Hulpverlenerorganisaties zullen schokkende incidenten zoveel mogelijk dienen te voorkomen. Hiertoe zullen zij goede voorzorgsmaatregelen moeten treffen. Zo is het bijvoorbeeld van groot belang dat medewerkers bij de uitvoer van hun werkzaamheden de beschikking hebben over een goede uitrusting en deugdelijk materiaal. Hiermee kunnen bepaalde incidenten voorkomen worden. Daarnaast is het, met het oog op de toenemende agressie, van belang dat medewerkers in staat zijn om op een effectieve manier met dergelijke situaties om te gaan. Immers voorkomen blijft beter dan genezen.

Dat medewerkers van hulpverlenerorganisaties, door de aard van hun werkzaamheden, geconfronteerd worden met schokkende incidenten is echter helaas een vaststaand feit. Om de negatieve gevolgen van schokkende incidenten te beperken zullen organisaties voor een effectief traumanazorg beleid moeten zorgen.

Traumanazorg in de vorm van collegiale opvang kan hierbij uitkomst bieden. Hierdoor kunnen verhoogde stressklachten en PTSS en de negatieve effecten hiervan, in de vorm van verminderde presentaties op het werk, ziekteverzuim en soms zelfs arbeidsongeschiktheid, beperkt worden.

Helaas kunnen, door de toenemende agressie in de maatschappij, tegenwoordig ook andere beroepen min of meer aangeduid worden als risicoberoep; de onderwijzer die bedreigd wordt door een leerling, de conducteur die geïntimideerd wordt door een passagier en de winkelier die overvallen wordt. Ook dergelijke organisaties zullen zich de vraag moeten stellen of collegiale opvang ook voor hun organisatie nodig is.

Curriculum Vitae

Het bureau Van de Geer & Jacobs is gespecialiseerd in het ontwikkelen en implementeren van traumanazorg trajecten in de vorm van collegiale opvang en werkt hierbij samen met het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.

Lees ook het interview met Bowen Paulle over agressie op scholen:
Helpen normen en waarden?

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

c.currie
Ik ben zelf lid van het opvang- en waarschuwingsdienst van Corus staalbedrijf in ijmuiden . bij dit bedrijf gebeuren er nog wel eens ongevallen. het is dan belangrijk om de slachtoffer en de getuigen op te vangen. wij doe dit in een vier gesprekken protacol.

Als het slachtoffer niet zelf naar huis kan bellen of nog erger hij is overleden, dan gaan wij het de thuisfront op de hoogte brengen.

ik vind het heel belangrijk werk en heel dankbaar.

groetjes
S. van de Geer en J. Jacobs
Wat goed om te horen dat er in uw bedrijf aandacht is voor opvang van collega's.
Wij herkennen uw reactie dat het belangrijk en dankbaar werk is.
U bent een aanwinst voor uw bedrijf en collega's!

Vriendelijke groet,
Sibylle van de Geer en Jesse Jacobs
john van der Zwan
Traumaopvang dient een onderdeel te zijn van het beleid van een brandweerkorps. Indien hier geen aandacht voor is zal het percentage brandweermensen dat eerder stopt of een verhoogd ziekteverzuim heeft aanzienlijk hoger zijn.
Vanuit eigen onderzoek is gebleken dat de aandacht voor de mens achter de brandweerman/vrouw essentieel is om het vak te kunnen blijven uitvoeren. Met name de oudere brandweermensen hebben te maken met 'mentale' wonden die onbehandeld zijn in het verleden. Op hogere leeftijd raakt de emmer vol met alle gevolgen van dien. Deze gegevens zijn niet gebaseerd op een wetenschappelijk onderzoek, maar op mijn ervaringen in brandweerkorpsen waar ik gewerkt heb.

John van der Zwan
plv commandant brandweer Hilversum
S. van de Geer en J. Jacobs
Beste John,

Allereerst dank voor je reactie op het artikel.

Zoals je zelf ook al noemt dient traumaopvang een onderdeel te zijn van het beleid. Dit zijn wij helemaal met je eens. Helaas is dit belang nog niet overal doorgedrongen. Er zijn nog veel organisaties waarbij traumaopvang geen of onvoldoende onderdeel is van het beleid.

Wij vinden het dan ook een zeer kwalijke zaak als mensen doordat er onvoldoende aandacht is voor een goede opvang ziek worden of moeten stoppen met hun werk.

Er zijn veel mensen in risicovolle beroepen die iedere dag voor hun medemens klaar staan. Ook brandweermannen en vrouwen vervullen hierin dagelijks een belangrijke taak. Zij krijgen hierin helaas ook te maken met schokkende gebeurtenissen. Zij verdienen het om hierbij steun te krijgen. Het is een verantwoordelijkheid van de werkgever om hier zorg voor te dragen.

Wetenschappelijk onderzoek kan hierbij ondersteuning bieden. Maar eigen ervaringen, zoals jij die in je reactie beschrijft, zijn van groot belang om de noodzaak van een goede opvang aan te tonen.

Met vriendelijke groet,
Sibylle van de Geer en Jesse Jacobs
R.T. van den Dungen
Goed artikel, maar met de goede wil van collega's zit het wel goed.
Graag zou ik mijn persoonlijke ervaring bij Shell in willen brengen om de gebrekkige traumaopvang van grote ondernemingen te doorbreken.
In mijn ervaring kan een slechte opvang door de werkgever juist bijdragen aan verergeren van de negatieve gevolgen van een trauma.
Tijdens een uitzending is een einde gekomen aan mijn internationale staf carrière door een zeer ernstige traumatische ervaring.
Voor mij is duidelijk geworden dat er een vertrouwensman moet worden toegewezen waarmee het "klikt"en dat hoog in de organisatie iemand de verantwoording en mandaat krijgt om kosten en risico's van opvang en re-integratie te kunnen dragen.
Pas vele jaren na het gebeurde werd PTSS vastgesteld en de inzage van mijn medisch dossier leverde een veelheid aan huiveringwekkende spelletjes op.
Shell daarop aanspreken stuitte op ontkenning en onwil erover te praten, duidelijk ingegeven door de juridische afdeling om aansprakelijkheid te ontlopen.
Tot aan de CEO werden waarschuwingsmails gestuurd.
Vreemd dat een firma die personeel uitzendt naar zeer onveilige oorden in Rusland, Afrika en Zuid-Amerika, niet van zijn fouten wil leren. Zelfs binnen mijn kennissenkring ben ik al gelijke overvallen met ernstige mishandelingen tegengekomen, zelf in de zelfde stad als waar het mij is overkomen.
Het leger staat er, onder de druk van de media voor open, maar andere uitzenders laden liever de slachtoffers met de schade op.
Graag wil ik mijn ervaringen delen met de auteur om te komen tot gedragsregels voor werkgevers.