Wanneer heeft de werkgever recht op het jeugd-LIV?

De werkgever heeft recht op het jeugd-LIV voor elke werknemer die voldoet aan deze voorwaarden:
  1. De werknemer is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen;
  2. De werknemer geniet loon uit tegenwoordige arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet;
  3. De werknemer heeft een gemiddeld uurloon dat hoort bij het wettelijke minimumjeugdloon voor zijn leeftijd;
  4. De werknemer is op 31 december van het jaar t-1: 18, 19, 20 of 21 jaar. Het gemiddelde uurloon van de werknemer is zijn jaarloon gedeeld door het aantal verloonde uren.
Het jaarloon is het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat de werkgever in een kalenderjaar aan de werknemer betaalt zolang hij bij de werkgever in dienst is en is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen. Dat betekent dat géén onderdeel van het jaarloon zijn:
  • WGA-uitkeringen die de werkgever als eigenrisicodrager aan de werknemer betaalt en de WAO-, WIA- en WW-uitkeringen die de werkgever aan de werknemer namens UWV betaalt. Deze uitkeringen zijn immers geen loon uit tegenwoordige arbeid;
  • ZW-uitkeringen die de werkgever als eigenrisicodrager na afloop van de dienstbetrekking betaalt aan een ex-werknemer;
  • Nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet. De werknemer is dan immers niet meer verzekerd voor een van de werknemersverzekeringen.
Kolom 8 van de loonstaat dient als uitgangspunt voor het jaarloon. 
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 75 vragen en antwoorden over Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl).