Bach, Boogie Woogie & de kunst van het beoordelen van praktijkonderzoek

Columns

In de beroepspraktijk van organisaties gaat het om de optimalisering van productie en dienstverlening. Gelukkig is dat ook doorgedrongen tot HBO-land: bij de afstudeerprojecten is de focus komen te liggen op beroepsproducten om die optimalisering te ondersteunen.  Denk daarbij aan bijvoorbeeld adviezen en implementatieplannen. En onderzoek is een middel om zo’n beroepsproduct te vervaardigen. Niet meer en niet minder. Helaas is de beoordeling van het praktijkonderzoek blijven steken in het nabootsen van wetenschappelijk onderzoek; een  tijdrovende, frustrerende en onbevredigende klus. In deze column –via een kunstzinnig  ommetje- een voorstel voor een andere beoordelingsaanpak.

Zelfs als je niet  ‘in den Heeren’  bent opgegroeid, zal de Matthaüs Passion je bekoren. Heb je dit werk van Bach eenmaal ervaren en ondergaan dan ben je verkocht. Hoe is die hype rond de Matthaüs te verklaren?  Je zou je daarvoor kunnen verdiepen  in de partituur om te beseffen hoe geniaal de compositie is opgebouwd. Maar ‘the proof of the pudding is in the eating’: je drie-en-een-half-uur laten onderdompelen in de complete Passie!

Wat zijn de ingrediënten  voor  praktijkonderzoek ten behoeve van een beroepsproduct? Praktijkonderzoek doe je door de onderzoeksaanleiding, probleemanalyse en probleemstelling samenhangend te formuleren, de onderzoeksvragen te operationaliseren en te koppelen aan  passende onderzoeksmethoden. Deze onderzoeksopzet vormt het vertrekpunt  voor de uitvoering van het onderzoek, het veldwerk waarin je de data verzamelt die de basis vormen voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Een  heldere rapportage tenslotte en deze vervolgens gebruiken voor het beroepsproduct. Voilà, de partituur voor degelijk en deugdelijk praktijkonderzoek.

Maar het onderzoeksrapport moet ook nog beoordeeld worden. En daar doen we alsof praktijkonderzoek nog  een doel op zich is. We beoordelen met minstens ‘vier ogen’ en met een lijvig beoordelingsdocument. In dat document worden de verschillende onderzoeksstappen afzonderlijk en breed uitgemeten in beoordelingsrubrieken met specifieke beoordelingscriteria die op hun beurt nog eens ondersteund worden door zogeheten ‘rubrics’. Rubrics  beschrijven de oplopende beoordelingscriteria die aan een bepaald  beoordelingsaspect gekoppeld zijn. Ga er maar aan staan: De onderzoeksvraag sluit niet/ een beetje/redelijk/goed/zeer goed aan bij de probleemanalyse.

En dergelijke interpretatieklus geldt voor ieder beoordelingsaspect! En als je dan ook nog weet dat elk beoordelingsonderdeel minimaal een voldoende moet zijn, is het niet moeilijk in te zien dat het  gezamenlijke beoordelingsfeestje behoorlijk verstierd kan worden door verschil van inzicht. Om een lang verhaal kort te houden: deze aanpak houdt de beoordelaars van de straat want op vele punten zijn zij het vaak oneens. Terwijl we al lang weten: beoordelen is mensenwerk, dus uiteindelijk subjectief. Dat was zo, is zo en zal zo blijven, ook al kalibreren we –op zich nuttig hoor!- tot we een ons wegen.

Hoe dan wel

Maar we hoeven niet bij de pakken neerzitten. We kunnen stappen zetten door ons niet langer in de beoordeling van afzonderlijke onderzoeksaspecten vast te bijten, in de theorie, methodologie of wat toevallig je stokpaardje is.

Praktijkonderzoek is een middel om beroepsproducten voor de beroepspraktijk te maken

Hoe dan wel? Beoordeel het onderzoek door het als geheel te nemen en te waarderen. Noem dit voor mijn part holistisch of integraal. En als we eerlijk zijn:  de meesten van ons doen dat al zo. Om vervolgens braaf het beoordelingsformulier nog in- te- vullen. En natuurlijk kun je zo nodig altijd nog inzoomen op een specifiek onderdeel van het verslag. En wie moet beoordelen? Hier kunnen we iets leren van Piet Mondriaan, de schilder van het  bekende en abstracte Victory Boogie Woogie. Sommigen beweren dat hun dochtertje van vijf dat ook kan. Oei, wat een misvatting. Ze zijn vast niet  bekend met het vroegere werk van Mondriaan, zijn  figuratieve schilderijen met molens, boerderijen en dorpsgezichten. Uit die schilderijen blijkt zijn ambachtelijk talent:  zijn kleur- en materiaalgebruik, zijn gevoel voor vorm en perspectief.  En juist dat  artistieke vakmanschap vormde de basis voor zijn  succes met  latere abstracte werken. En zo zit dat ook met beoordeling  van praktijkonderzoek: deskundigheid stelt je in staat tot abstraheren en te focussen op de essentie.

De moraal van het verhaal ? Van Bach leren we: blijf in de opleiding aan studenten aandacht besteden  aan de ‘partituur’ van praktijkonderzoek: zonder grondige kennis van toonladders (methodologie) en beheersing van instrumenten (researchtools) kun je geen mooie muziek maken.

Maar je beoordeelt de finale uitvoering.  Van Mondriaan leren we:  laat niet iedere docent beoordelen –ook niet die nog wat uren overheeft (!)-maar alleen vaklui. Op basis van hun methodologische expertise kunnen onderzoeksdocenten op verantwoorde wijze tot een holistische (abstracte) beoordeling komen zonder in details verzand te raken.

En tot slot: stop met de fixatie op de afzonderlijke onderzoeksonderdelen in de beoordeling . Het geheel is meer dan de som der delen!

Met deze aanpak erken je dat de beoordeling van praktijkonderzoek een ambacht is. En je benadrukt dat praktijkonderzoek een middel is  om beroepsproducten voor de beroepspraktijk te maken. Niets meer, niets minder.

dr. Sjaak Toonen, docent/onderzoeker Hogeschool Inholland

 

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Meer over Management modellen