- Achtergrond
- Het object
- De architectuur
- Kwaliteiten en bevoegdheden
- Hypothese
- Oplossingsrichting
- Epiloog
achtergrond
Na dertig jaar veel strategie en besturingsdiscussies te hebbengehad met bedrijfsleven en overheid heb ik met mezelf afgesprokendat ik af en toe wat ervaring op papier ga zetten voor hen die datwillen lezen.
het object
Grote organisaties hanteren het besturingsprincipe:"decentralisatie, tenzij &"
Dat betekent dat hiërarchisch hogere niveaus constantmoeten bewijzen aan lagere niveaus dat het zinvol is om bepaaldebeslissingen niet aan het lagere niveau over te laten. Alsdemocratisch, ruim denkend mens heb je dan snel de neiging om eenorganisatie-onderdeel "een kans te geven".
de architectuur
In het spraakgebruik hanteert men bij decentralisatie de termendelegatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden. In de praktijkheeft niemand moeite met de tekst dat verantwoordelijkhedengedelegeerd worden ("we moeten er iets aan doen", betekent dat delagere niveaus iets moeten doen).
Als de lagere niveaus dit serieus nemen, wordt dezeverantwoordelijkheid geaccepteerd en gaat men er onmiddellijk vanuit dat de bij deze verantwoordelijkheid noodzakelijke bevoegdhedenook gedelegeerd zijn. Meestal wordt de discussie daarover tot eenlater tijdstip verschoven en komt deze er nooit.
Binnen de overheid heeft men een eigen woord verzonnen, namelijkmandatering . Dat wil feitelijk zeggen dat hogere niveausniets te zeggen hebben. Alleen als het mandaat wordt ingetrokken(te beschouwen als een motie van wantrouwen) hebben de hogereniveaus de mogelijkheid dit "terug te nemen". Bij veel onderdelenbinnen het publieke domein zien we deze bestuurlijke constructie.Het gedrag van lagere organen "ontkent" de hiërarchie engedraagt zich als het hoogste gezag.
Naarmate de organisatie een eenduidiger functie heeft (hetzij inde markt, hetzij binnen het publieke domein) zal deze neiging vanvermeende "integrale" verantwoordelijkheden en bevoegdheden sterkerspelen. Een manager van een werkmaatschappij of organisatie-eenheidwil het gevoel hebben zelf het hoogste gezagscentrum te zijn. Datgeldt vooral ten opzichte van de lagere niveaus, maar ook voor debuitenwereld.
Het sterkste machogedrag ("ik ben nu eenmaal verantwoordelijk")komt tot uitdrukking op het niveau van de managers van geografischverre werkmaatschappij en/of op afstand geplaatsteorganisatie-eenheden. Daar bestaat dan ook de grootste discrepantietussen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zonder schroom wordtde niet ontvangen bevoegdheid verder in de organisatie gedelegeerd,want het maakt de manager intern een stuk sympathieker.
Bij de overheid ben ik regelmatig tegengekomen dat eenbeleidsafdeling zich integraal verantwoordelijk noemde en werkelijkdacht dat dit het geval was. Voorbij wordt gegaan aan het feit datde minister, de SG, de DG, Financiën en BiZa bevoegdhedenhebben die tot gevolg hebben dat integrale verantwoordelijkheidniet kan bestaan. Ook in het bedrijfsleven wordt dit vaak zo gezegdof zelfs beschreven.
Op lagere niveaus komen meer integraal verantwoordelijkemanagers voor dan in de top van een organisatie. Ach, zullensommigen zeggen, dat is toch niet meer dan semantiek. Iedereen weetdat het niet waar is. Dat is, op grond van mijn ervaring, gewoonniet waar. Wanneer iedereen dagelijks zegt dat een horloge eenscheerapparaat is, blijkt dat na verloop van tijd een heleboelmensen zich scheren met dat horloge. De verwarring in deorganisatie neemt toe en de toeleveranciers of afnemers wordengeconfronteerd met organisatie-onderdelen (en daarbinnen mensen)die een eigen beeld van de werkelijkheid hebben gecreëerd.
Dit geldt eveneens op het bestuursniveau. De discussie overcollectieve verantwoordelijkheden en bevoegdheden (statutair) enindividuele bevoegdheden blijkt ook regelmatig boeiend. Op debestuursvergadering (maandag) streeft men naar gezamenlijkheid(vooral in tekst). Op dinsdag heeft men dit ten opzichte van deeigen organisatie-onderdelen vergeten.
kwaliteit en bevoegdheden
Zowel extern als intern zou er een relatie moeten bestaan tussende verleende bevoegdheden en de kwaliteit. Als klant/toeleveranciervan een organisatie merk je vaak de incompetentie over een bepaaldonderwerp. Toch blijkt dat zo een afdeling (of persoon) in debesluitvorming materieel grote invloed heeft. De besluiten(bevoegdheden) worden soms wel op hogere niveaus genomen, maar inde praktijk zal de gedecentraliseerde entiteit de besluitvormingernstig manipuleren. Mocht je als derde direct naar debesluitvormers willen, worden alle instrumenten ingezet om dit tevoorkomen.
hypothese
Er is een onbalans tussen kwaliteit en de gedecentraliseerdeverantwoordelijkheden en bevoegdheden (Omgekeerd Peters'principle).
oplossingsrichting
Decentralisatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeftiets met kwaliteit te maken en niet met eenorganisatieprincipes.
epiloog
Decentralisatie van verantwoordelijkheden alleen dan wanneer dekwaliteiten aanwezig zijn en ook bepaalde bevoegdheden gedelegeerdkunnen worden. Anders gewoon afspreken welke taken door welkeorganisatie-eenheid worden uitgevoerd en de verantwoordelijkhedenen bevoegdheden in hogere organisatieniveaus vastleggen (binnen hetkader van de niveaus daarboven).
Dr. M. Simon is oprichter van Ikon Beleidsconsulenten,Amsterdam
Deel uw ervaringen op ManagementSite
Wij zijn altijd op zoek naar ervaringen uit de praktijk, wat werkt wel, wat niet.
SCHRIJF MEE, word een pro! >>
Met vriendelijke groet,
Jeroen van Ineveld
Ik zie uit naar uw volgende bijdrage.
Jan Pels
Ik denk dat de heer Simons in zijn betoog precies aangeeft waarom de overheid in het algemeen en Min V&W in het bijzonder wordt ervaren als een onbetrouwbare gesprekspartner. De benodigde kwaliteit van het management is op veel niveaus volstrekt niet aanwezig, terwijl daar wel de wereld wordt verteld dat iedereen zich met het horloge moet scheren. En tenslotte zegt de minister zelf dat haar afdelingen gelijk hebben. Misschien scheert zij zich niet...
Zelf werk ik in een "gekantelde" organisatie met
zogenaamd zelfsturende team. Er gaan stemmen op die alsmaar verder willen doorkantelen alleen vanwege het kantelen.
Dat zorgt er dan inderdaan voor dat we ons niveau van incompetentie snel zullen bereiken.
Het uitgangspunt dat verantwoordelijkheden (met bijbehorende bevoegdheden) zo laag mogelijk gelegd moeten worden zo lang zij nog hanteerbaar zijn, zorgt er mijns inziens voor dat ieder individu maximale sturingskracht en ontplooiingsmogelijkheden heeft. Dat heeft enorme consequenties op het gebied van motivatie (positieve wel te verstaan). Een "mits" die ik dus aan het besturingsprincipe zou willen toevoegen is "het past in de persoonlijke ambities van de werknemers in kwestie.
Op deze manier heeft decentralisatie niet alleen met organisatie én(!) kwaliteit, maar ook met bewuste zingeving op individueel niveau (motivatie) te maken.
Mijn stelling is, dat outsouircing veronderstelt, dat er in de focus organisatie een uiteramte bekwame én vakdeskundige ínkoper' mo9et zijn, iemand die in feite intelligenter en bewkamer is als de toeleverancier.
Bij gebrek aan dergelijk bekwame mensen, krijgt de toeleverancier veel te veel macht en kan het zich veroorloven om onbekwame mensen in te zetten en daarveel geld voor te vragen. Hoe meer je en SLA wilt, hoe beter je als focusorganistaie moet zijn!
Het werkelijke probleem ligt echter op een hoger abstractieniveau - een meta-niveau zo u wilt - nl. het ontbrekende verband tussen inhoud en uitvoering; het 'wat' versus het 'hoe'.
Wat ; wat is geschikt om te worden gedelegeerd vs. wat mag worden gedelegeerd; dwz. effectiviteit en efficiency vs. legaliteit;
Hoe ; hoe blijft e.e.a. binnen de grenzen van de delegatie vs. hoe blijft het beheersbaar; dwz. legaliteit vs. 'checks&balances'
Onvoldoende kennis van het 'wat' leidt onvermijdelijk tot zwevend management en tot uitschakeling van het zelfregulerend vermogen van de organisatie.
Onbekendheid met het onderscheid tussen decentralisatie en deconcentratie en tussen attributie/delegatie/mandaat leidt er onvermijdelijk toe dat 'managers' van divers soortelijk gewicht dit vacuum vullen. Het meest pregnant komt dit naar voren bij de privatisering van overheidstaken; vooral bij openbaar vervoer en stadsreiniging
Van nabij heb ik gezien hoe overheden zaken regelden waartoe hen de bevoegheid ontbrak.
Twee decennia overheidsinformatievoorziening en privatisering kenmerken zich door de constatering 'de overheid kent zijn eigen regels en normen niet'. Hetgeen meer een kwestie van onbekendheid dan van onwil is.
Kijk bijv. eens bij
<http://www.biodiversity.nl/staatsrecht.htm>
en bij
<http://cwis.kub.nl/~frw/people/nouwt/RECHTSIN/1ECOLL98/sld022.htm>