‘Geen geld, geen Zwitsers’ is een oud spreekwoord. ‘Het dragen der wapenen is bij den Zwitser een beroep, en van daar, dat hij bij elken Europeeschen monarch in dienst treedt, zoo deze hem zijne soldij geeft. Wordt de soldij niet voldaan, dan acht hij zich ontslagen.’ Vervang het woord Zwitser door leider en je hebt de kern van deze column al aardig te pakken. Nu is er een subtiel verschil. De Zwitsers waren het voetvolk, onze moderne topmanagers zijn echter de monarchen. Maar wel monarchen die zich heden ten dage gedragen als de Zwitserse soldaten in het jaar 1500. Maar de overeenkomst is weer dat die Zwitserse soldaten als ze geen soldij kregen gewoon wegliepen tijdens een veldslag.
Dé manager van de vorige eeuw, Jack Welch van General Electric, was in mei 2004 in Nederland (zelf goed voor een salaris van 900 miljoen dollar in 20 jaar). Onderdeel van zijn succesformule is dat zijn chefs ieder jaar de 10 procent van de werknemers aanwijzen die het minst presteren. Dat vindt hij helemaal niet hard, je krijgt tenminste eerlijk te horen wat men van je vindt’. De 20 procent hoogvliegers daarentegen krijgen aandelenopties en daarmee maakte hij 19.000 managers miljonair bij GE. ‘Als je mensen niet vier keer per jaar vertelt wat je van ze verwacht, is dat een daad van valse vriendelijkheid. Zo werkt de markt. Als ik als bestuursvoorzitter elders twee keer zoveel had kunnen verdienen, was ik daar naartoe gegaan. Zo werkt ons systeem nou eenmaal en zo zal het over 100 jaar nog werken’. Werknemers die zeuren moeten gewoon elders solliciteren, zodat ze het beter krijgen. Jack weet hoe de wereld werkt en in elkaar steekt, dat is duidelijk. Geen greintje twijfel, je zou van een ‘oude baas’ misschien een beetje relativering, mededogen of wijsheid verwachten. Maar niets van dat alles: ‘zo werkt de markt’, houdt hij een zaal vol mompelende managers voor.
Alle recente artikelen over topmanagers hebben gemeen dat managers hun referentiekader leggen bij de buurman. Omdat hij zoveel verdient, mag ik toch zeker niet achterblijven (keep up with the Joneses). Op zich merkwaardig deze externe oriëntatie, omdat topmanagers (lees Manfred Kets de Vries) nogal sterk intern refererend zijn. En de commissarissen zijn zo bang dat ze de beste topmanager missen dat ze grif 10 miljoen Euro per jaar betalen (Ahold aan Anders Moberg). Moberg beloofde bij zijn aantreden zijn stinkende best te doen voor de aandeelhouders. Er is kennelijk sprake van een soort Champions League waarbij topmanagers vergelijkbaar zijn met topvoetballers. Ook zij gedragen zich als huurlingen voor een tijdelijke klus. ‘De hoogst biedende is mijn club’. Jack Welch zegt het immers zelf. Kennelijk is dus de aandeelhouder de monarch, de topmanager zijn Zwitser.
Bij mij voelt het toch wel wat ongemakkelijk, hoewel ik Welch op een groot aantal punten groot gelijk geef. Werknemers zien vaak weinig binding tussen hun eigen presteren en dat van de onderneming als totaliteit. Dat moet je inderdaad eindeloos herhalen: ‘vraag niet steeds wat de organisatie voor jou kan betekenen, maar wat jij voor je organisatie betekent’ of ‘leg me niet steeds uit waarom het niet kan, kom met suggesties hoe het wel kan’. Een keten is zo sterk als de zwakste schakel, als je teveel vluchtheuvels creëert binnen het bedrijf krijg je enclaves en subculturen van medewerkers die los staan van de bedrijfswerkelijkheid (lees: de jaarrekening). Als mensen anderen aansteken met hun cynisme is het je taak dat te stoppen; rotte appels moet je op tijd uit de mand halen. Die mensen zitten niet goed in hun vel en hebben vaak externe druk nodig om te verdwijnen naar elders, om daar weer op te bloeien. Dat lijkt hard maar is vaak, ook in sociaal opzicht, een win-win situatie voor alle partijen. De zachtsten blijken de hardsten.
Het ongemakkelijke zit in het feit dat ik weinig hoor over binding creëren, over visie, over loyaliteit of over samen een klus klaren. Het is de maximale zelfinteresse die me tegenstaat, het afwijzen van verantwoordelijkheid voor de ander, competitie vooral zien als eigen belang en niet vanuit een noodzakelijk complementariteit, je stelt als leider immers niets voor als die anderen hun dagelijkse ‘laaggekwalificeerde werk’ niet prima doen. Bij deze Welch (maar misschien heeft hij meerdere gezichten) proef ik geen innerlijke wijsheid of een bewustzijn over de wereld om hem heen. Jack was dan ook niet de leider van de eeuw, hij was de manager van de eeuw (volgens Fortune). Ik hoor gewoon de pragmatische taal van een Zwitserse huurling. Jammer. En dat voor zoveel geld. Maar ja, eigenlijk is dat wel zo logisch als het blad Fortune heet.
Deze column verschijnt in het komende themanummer van de NVOA ter gelegenheid van de studiedag “Vraagstuk zoekt leider”, die op 24 juni 2004 in De Baak wordt gehouden. Zie www.nvoa.nl
Krijg toegang tot alle toepasbare kennis en gedeelde ervaringen met een Pro-abonnement
Upgrade nu voor €200,—
Managementsite, kritisch, wars van hypes, interactief en altijd op zoek naar wat wél werkt.
Word een PRO
Netwerken is geen bijzaak, maar hoofdzaak!
Een organisatie is geen kerstboom, maar een netwerk. Alles kan met alles verbonden worden. Vanuit de visie dat organiseren een non-zero-game is, kun je zamen de klus klaren. Ook kennisproductie komt hier om de hoekkijken. Netwerken is immers grensdoorbrekend en door te netwerken vergaren wij kennis waarmee wij onze eigen kennis kunnen veredelen.
En inderdaad, Fortune moeten we met een korrel zout nemen.
Doe vooral veel gratis, dat werkt drempel verlagend.
Het gaat om de organisatie als werkgemeenschap als uitgangspunt, vertrouwen als basiswaarde en de mens als maat der dingen. Dat staat tegenover de organisatie als economische eenheid, efficiëntie als basiswaarde en geld als maat der dingen.
Jaap had scherper en harder op de kop van die spijker kunnen slaan.