Barst in Nederlandse exportklomp

Er zit in de Nederlandse exportklomp een nogal lelijke en in het oog springende barst. De staatssecretaris van Economische Zaken, Van Dok-Van Weele, zet sinds enige tijd regelmatig de loftrompet aan de mond. We worden door haar voortdurend via uiteenlopende media met onze exportsuccessen geconfronteerd. De werkelijkheid loopt volgens Pieter Klaas Jagersma niet in de pas met het door de loftrompet aangegeven ritme.

Vaar een eigen koers

Als surfliefhebber spreekt de zinssnede surf niet mee op de golven van trends, maar vaar je eigen koers me bijzonder aan. Kijkend naar de situatie in Nederland valt in dit verband op dat de Nederlandse overheid geen herkenbare identiteit aan het exportbeleid heeft meegegeven. Het is onduidelijk welke koers er wordt gevaren, laat staan of er een eigen koers wordt gevaren. Er gebeurt op het gebied van het ontwikkelen van een constructief exportbeleid opmerkelijk weinig. Exportbeleid moet ten dienste staan van het Nederlandse bedrijfsleven, maar lijkt ondertussen meer op een politieke zandbak waar uiteenlopende ministeries met verschillende vormpjes en schepjes in de weer zijn.

Meer initiatiefkracht

Een kwalitatief hoogwaardig exportbeleid begint niet buiten maar binnen Nederland. Een overheid die in dit kader geen risicos durft te nemen neemt naar mijn stellige overtuiging een groot risico. Het huidige exportbeleid is het politieke resultaat van veelvuldig signaleren en reageren in plaats van initiëren en in nauwe samenwerking met het Nederlandse
bedrijfsleven implementeren van initiatieven. Tegen deze achtergrond is het niet opvallend dat het Nederlandse exportbeleid veel te veel aan één bewindspersoon wordt opgehangen. Er
is geen visie en geen strategie voor een wat langere termijn. Individuele bewindslieden vullen dan met hun persoonlijkheid al snel de witte vlekken op. Het daadkrachtige en zelfverzekerde optreden van de vorige staatssecretaris Van Rooy maakte in dat opzicht nog het nodige goed. Het wat minder zelfverzekerde optreden van Van Dok-Van Weele laat zien dat de exportvlag eigenlijk geen lading dekt. Het breken en voortdurend bekend maken van exportrecords lijkt na het voornoemde begrijpelijkerwijs wel eens een doel op zich te zijn.

Kwetsbaar

De jubelstemming rondom Nederland Exportland is niet terecht. De gematigde loonontwikkeling, de inkrimpende winstmarges, de voortdurende groei van de wereldhandel en een structurele verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van de productiecapaciteit hebben tot nog toe het beeld van de almaar opgaande exportstromen bepaald. Veel Nederlandse
internationaliserende ondernemingen vragen zich vandaag de dag echter terecht af of ze niet een aanzienlijk deel van hun productie naar andere, en in het bijzonder goedkooptelanden moeten overhevelen of zich versneld moeten concentreren op de productie van hoogwaardiger, minder prijsgevoelige producten waar ook in mondiaal opzicht de meeste groei in zit.

Het feit dat de Nederlandse exportgroei van kapitaalgoederen (momenteel 24 procent van het exporttotaal) en fabrikaten (12 procent van het exporttotaal) niet in de pas loopt met de groei van de wereldhandel moet ons in dit verband aan het denken zetten. Juist in deze productcategorieën valt immers meer toegevoegde waarde te bieden en zal de internationale concurrentiestrijd pas in tweede instantie op de factor prijs worden beslecht. Het Nederlandse exportsucces bestaat verder in sterke mate uit wederuitvoer. Het Nederlandse exportvolume - in het bijzonder de industriële export - wordt daar significant door beïnvloed. In de periode 1995-1997 ging het bijvoorbeeld om een aandeel van ongeveer 15 procent op jaarbasis. We moeten de spin-off effecten hiervan - in het bijzonder voor Nederland Distributieland - overigens niet onderschatten. Wat echter precies het maatschappelijk rendement van de factor wederuitvoer is weten we niet.

Met het elkaar schouderklopjes geven schieten we niets op. Export- en internationalisatiekansen kunnen aanzienlijk beter benut worden. Van cruciaal belang is dat de kennis van en ervaring met het exporteren en internationaliseren ontsloten en gemobiliseerd wordt, want een gebrek aan kennis van en ervaring met buitenlandse markten is nog steeds de primaire bottleneck van ondernemingen die internationaal de vleugels voor het eerst c.q. verder wensen uit te slaan. Juist op dit vlak heeft de Nederlandse overheid de nodige inspanningsverplichtingen.

Conclusie

Er zal naar mening een systematische en structurele dialoog tussen het bedrijfsleven en de Nederlandse overheid gevoerd moeten worden, waarbij een visie voor een langetermijn exportbeleid wordt ontwikkeld. Die visie is thans niet aanwezig. Let wel, we spreken over omzetten van ongeveer f 350 miljard (1997) op jaarbasis (grofweg de helft van ons Bruto Nationaal Produkt wordt over de grens verdiend). Het is moeilijk voor te stellen wat een strategisch exportbeleid voor een wat langere termijn voor Nederland kan betekenen. In de periode 1967/1972 wisten we de export te verdubbelen. In de daaropvolgende vijf jaar wisten we dit huzarenstukje - ondanks de gure economische tegenwind - te
herhalen. Waarom zou dat anno 1998 niet meer mogelijk zijn? Prof. dr. Pieter Klaas Jagersma is ondernemer, auteur en hoogleraar aan Universiteit Nyenrode. Hij is voorts directeur van het Center for International Business (CIB) van Universiteit Nyenrode. Voor meer artikelen van Jagersma, klik hier.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Meer over Globalisering