Zet tien mensen op een rij en vraag ze wie de leider is. Meestal is dat degene die het meeste praat, knopen doorhakt en nooit te beroerd is om ergens een mening over te hebben. In iedere groep steekt er vroeg of laat iemand boven het maaiveld uit. De één stuurt op overtuiging, de ander op tempo – en soms is het gewoon degene die het geduld verliest en besluit dat er nu écht iets moet gebeuren.
We herkennen leiders snel, maar goed leiderschap is minder eenvoudig te zien. Het verschil merk je vooral in de groep zelf. Want in het nieuwe leiderschap draait het niet meer om wie formeel de baas is, maar om samen optrekken. Je rol mag dan wel op papier anders zijn – in de praktijk ben je vooral onderdeel van het geheel. Je doet mee, je denkt mee, je loopt soms voorop en net zo vaak sluit je gewoon aan in het midden.
Die houding zie ik steeds vaker om me heen. In moderne teams, bij collega-bestuurders, maar vooral in het dagelijks werk. De tijd dat gezag vanzelf kwam met een titel of een streep op je schouder is voorbij. Je krijgt geen respect op basis van je functie, maar door wat je toevoegt aan de groep. Soms ben je degene die het voortouw neemt, vaker nog ben je degene die het gesprek op gang houdt, vragen stelt of anderen uitnodigt om het beter te weten dan jij.
Dat vraagt wel wat. Het vraagt om het vermogen om jezelf als één van de mensen te blijven zien. Niet meer, niet minder. De formele verantwoordelijkheid is er natuurlijk – uiteindelijk verwachten mensen wel dat je knopen doorhakt als het nodig is – maar het uitgangspunt is gelijkwaardigheid. Je neemt je eigen rol serieus, maar niet jezelf. Die nuchterheid voorkomt dat je in de valkuil trapt om alles zelf te willen bepalen.
In de praktijk werkt dat verrassend goed. Ik merk dat teams het beste draaien als niemand zich groter hoeft te maken dan hij is. Als het veilig genoeg is om te zeggen dat je iets niet weet, en als het logisch voelt dat iedereen een vraag mag stellen. Ook als je formeel de leiding hebt, kun je prima laten zien dat je nog steeds onderdeel van de groep bent. Je hoeft niet vooraan te staan om sturing te geven. Soms is het krachtiger om juist even niet het hoogste woord te voeren.
Ik heb zelf ervaren dat je als leider niet alles hoeft te kunnen of te weten. Het helpt als je nieuwsgierig blijft naar de ideeën en zorgen van anderen. Soms betekent dat het gesprek open houden, soms is het gewoon een kwestie van geduld: niet invullen, maar ruimte geven. Niet trekken of duwen, maar het samen laten ontstaan.
Het vraagt ook om een portie zelfspot. Je kunt leidinggeven prima combineren met toegeven dat je net zo vaak twijfelt als de rest. Dat relativeert, haalt de spanning uit de lucht en maakt dat mensen je niet alleen als ‘de baas’ zien, maar vooral als collega, teamlid, medemens.
Het mooiste is misschien nog wel dat je als groep samen groeit. De formele rollen doen er dan minder toe; het gaat om het resultaat dat je als geheel boekt. En dat lukt vooral als niemand zich meer of minder voelt dan een ander.
Als ik later terugkijk op mijn tijd als bestuurder, hoop ik vooral dat ik onderdeel was van de groep. Niet als iemand met het laatste woord, maar als iemand die het gesprek op gang hield en samen verder kwam.
Goed leiderschap is jezelf niet boven, maar tussen de mensen plaatsen – want alleen zo kom je samen echt vooruit.
Deel uw ervaringen op ManagementSite
Wij zijn altijd op zoek naar ervaringen uit de praktijk, wat werkt wel, wat niet.
SCHRIJF MEE >>
Als u 3 of meer artikelen per jaar schrijft, ontvangt u een gratis pro-abonnement twv €200,--