Sociale klasse: een blinde vlek in organisaties

Cover stories · Boeken

Klasse is in de context van werk en organisatie een blinde vlek. We hebben het wel over de kloof tussen werkvloer en boardroom maar niet over de maatschappelijke ongelijkheid. 

Een groep chauffeurs in het gehandicaptenvervoer staat bij de koffieautomaat. Een blinkend witte Tesla draait het parkeerterrein op. ‘Ah daar heb je de baas,’ zegt een van hen. ‘Die kan zich dat veroorloven,’ zegt een ander. ‘Met zijn tienduizend in de maand’, vult een derde aan.

Is hier sprake van de gebruikelijke kloof tussen managers en de werkvloer? Of is hier meer aan de hand? Hoe groot is de kans dat een van deze chauffeurs ooit de positie van directeur zal bekleden?

Scheidslijnen in de organisatie

De overgrote meerderheid van medewerkers in organisaties is afko...

Ir. Jan G.M. van der Zanden
Lid sinds 2019
Naar mijn ervaring zijn sociale stijgers de beste werknemers, omdat ze geleerd hebben om aan te pakken.
Inmiddels zijn er ook vele sociale dalers: academische ouders met MBO of HBO opgeleide kinderen. Die hebben het moeilijker, omdat ze niet geleerd hebben om van een lager inkomen te leven.
Gelukkig kunnen kinderen uit de lagere sociale klassen via scholing gewoon naar de universiteit. Daar zijn nauwelijks drempels voor, zoals vooral Marokkaanse meisjes massaal bewijzen. Die doen het beter dan autochtone Nederlandse jongens.
Ik vind het standpunt van "lage sociale mobiliteit" van Lenette dan ook zeer aanvechtbaar......
Theo van Houten
Pro-lid
Ik moet toch wel wat vraagtekens bij de juistheid van het artikel zetten. Zo stelt Schuijt: 'Het dédain van mensen in managementfuncties ten aanzien van hun uitvoerende medewerkers valt samen (...)'. Maar komt dat dedain echt vaak voor? Zijn er bronnen voor die uitspraak?
En ze stelt: 'Niemand uit de boardroom kent het uitvoerende werk uit eigen ervaring, en niemand van de werkvloer koestert de verwachting ooit in de bestuurskamer plaats te nemen.' Later geeft ze voorbeelden van uitvoerend werk en mijn vakgebied - onderwijs - wordt ook genoemd. Nou, ik ken toch heel wat directieleden binnen het onderwijs die het via een docentschap tot het management schopten. Sterker nog, het is vrijwel altijd een voorwaarde om een managementfunctie te vervullen binnen deze sector.
Maar bovenal het volgende. Ik ben geboren in de jaren'60 en studeerde in de jaren '80. Veel van mijn studiegenoten waren, net als ik, de eerste generatie die hoger onderwijs volgden in de familie. Enerzijds was dat wennen, want je had geen voorbeeld en het verwachtingspatroon van je eigen sociale omgeving was 'gespannen', maar voor velen stond dat succes niet in de weg. Het diploma gaf een enorme kans op sociale mobiliteit. Ik vraag me af of het nu zoveel slechter is gesteld met de kansen om op te klimmen - of in dezelfde klasse te blijven. Terecht wijst Van der Zanden hieronder op dit verschijnsel en tevens op de grotere kans op 'sociaal dalen'. Dat die kans groter is geworden, is natuurlijk het gevolg van de groei van de hogere middenklasse. Meer mensen groeien daarin op dan vroeger en niet iedereen lukt of ambieert het om de prestaties te leveren die het salaris rechtvaardigen om in die klasse te kunnen blijven. Is dat erg?
Lenette Schuijt
Auteur
Beste Jan, inderdaad is sociale mobiliteit in Nederland nog relatief hoog in vergelijking met andere landen, al is die de laatste jaren wat gedaald. Hier kunnen kinderen uit de lagere sociale klassen in principe via scholing naar de universiteit. Maar om nu te zeggen dat daar geen drempels zijn, is wat te optimistisch. Talloze onderzoeken en ook de HUMAN serie Klassen laten zien dat kinderen uit achterstandswijken en kinderen met migratie-achtergrond op de lagere school al een achterstand hebben en dat ze vaker een lager schooladvies krijgen. (Met 1-2 jaar langer op de basisschool halen velen het wel dus het ligt niet aan hun intelligentie.) Ook op de universiteit ervaren ze een gebrek aan culturele bagage. Daarom is er nu gelukkig meer aandacht voor eerstegeneratiestudenten. En als ze eenmaal een baan op academisch niveau hebben zullen niet veel van de hoogopgeleide Marokkaanse meisjes (of kinderen afkomstig uit een lager sociaaleconomisch milieu) een plek verwerven in de boordroom. Daarvoor kennen ze onvoldoende de codes en mores en bewegen zich te weinig in de netwerken die bijdragen aan dat soort functies, zoals Mick Mathys in zijn proefschrift liet zien. Dat de uitsluitingsmechanismen dikwijls onzichtbaar zijn, wil niet zeggen dat ze niet bestaan.
Lenette Schuijt
Auteur
Beste Theo, dank voor je bijdrage. Je wijst me op een belangrijk aspect waar ik niet op ingegaan ben in mijn artikel. Je spreekt over het onderwijs waar mensen werkzaam zijn met een hogere opleiding (HBO of academisch). Professionals dus. Dat geldt ook voor psychiaters in de GGZ, artsen in een ziekenhuis of juristen in een advocatenkantoor. Met een hogere opleiding wordt doorstroming naar een managementfunctie een stuk bereikbaarder. Ook dan zien we dat mensen uit een lagere sociaaleconomische klasse dikwijls niet verkeren in de juiste netwerken om te worden benoemd, ze kennen de codes niet. Of zij ambiëren niet de top, maar willen vooral inhoudelijk excelleren, zoals Mick Matthys in zijn promotieonderzoek liet zien. Natuurlijk zijn er sociale stijgers in de bestuurskamers, maar zij blijven vaak uitzonderingen. Voor de niet-professionals in de (onderwijs- of zorg)organisatie is de kloof echter meestal te groot.
Het dédain van management komt tot uiting in een houding die medewerkers beschouwt als lui of onverantwoordelijk, en niet in staat zelfstandig goede keuzes te maken. McGregor noemde dit in de 60er jaren al Theory X. Daarom kennen zoveel organisaties zoveel controlemechanismen, stafdiensten en beslissingen over het uitvoerende werk die aan de top worden genomen.
U vraagt zich af of het zoveel slechter is gesteld, welnu: sociale mobiliteit neemt af en sociale daling neemt toe. Ondanks alle investeringen in onderwijs is er nog altijd geen sprake van kansengelijkheid. https://research.rug.nl/en/publications/naar-een-open-samenleving-recente-ontwikkelingen-in-sociale-stijg
Theo van Houten
Pro-lid
Beste Lenette, bedankt voor je toelichting. Toch een aanvullende reactie van mij. Je schrijft: "sociale mobiliteit neemt af en sociale daling neemt toe." Volgens mij zit in die uitspraak een innerlijke tegenstelling. sociale mobiliteit heeft immers niet alleen een opwaarts effect; daling van klasse hoort er ook bij. Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sociale_mobiliteit
Ten tweede: als advies wordt gegeven minder controlemechanismen binnen organisaties in te zetten. In mijn woorden: van controle naar vertrouwen. Die oproep wordt vaker gedaan, maar vergeet niet welke wettelijke verplichtingen organisaties hebben juist scherp te controleren. Banken zijn miljarden kwijt aan controles op 'dubieuze geldstromen', grote beursgenoteerde organisaties moeten in veel gevallen voldoen aan de SOx wetgeving en het hoger onderwijs moet aantonen dat examens (zoals afstudeeropdrachten) van goed niveau zijn. Dat hebben die sectoren overigens aan zichzelf te danken: banken sluisden makkelijk geld door, bedrijven als Enron (en Baan en...) stelden valse jaarrekeningen op en in het hoger onderwijs knepen we wel erg vaak een oogje dicht. En natuurlijk accepteert de maatschappij dat op een gegeven moment niet meer, dus zijn transparante interne controles verplicht.
Ik begrijp overigens dat je belangrijkste punt om 'klassediscriminatie' tegen te gaan een verandering van leiderschapsvisie is; beschouw werknemers niet als een 'x' maar als een 'y'. Dat lijkt me een logisch voorstel en sluit ook aan bij het Rosenthal/ 'pygmalion'-effect: https://nl.wikipedia.org/wiki/Pygmalion-effect
Willem Mastenbroek
Pro-lid
Best Theo

Een baan in onderwijs is van oudsher een belangrijke factor voor sociale stijging geweest. Bestuurders in de onderwijssector hebben voor een deel ervaring in het onderwijs. Jammer genoeg heeft dat niet geholpen om de kloof tussen bestuurders, toezicht-houders, inspecties & ambtelijke bemoeienis enerzijds en de uitvoerders voor de klas anderzijds, te dichten. Ik vind het een sterk voorbeeld van de afstand tussen de uitvoerende klasse en een bestuurlijke kaste. De DOOMLOOP van regelgeving, instructies, nieuwe onderwijsvormen, verplichtingen en maatregelen verziekt het onderwijs. Maar de bestuurlijke kaste draait door. Als je er wat aan wilt doen creëer je al gauw een onveilige werksfeer. Kortom
een 'pervers werkend systeem'. Een term die ik in dit verband jat uit een van de columns van Aleid Truijens over het onderwijs in de Volkskrant,
Theo van Houten
Pro-lid
Beste Willem, helemaal eens met wat je schrijft. Maar aan het verschijnsel dat jij als 'pervers werkend systeem' karakteriseert, ligt volgens mij geen sociaaleconomisch klassenverschil ten grondslag. Ook het opleidingsniveau of de deskundigheid verschilt niet per se tussen uitvoerende en bestuurlijke laag. En in die richting zoekt Schuijt de verklaring voor veel problemen.
Zelf denk ik dat er drie oorzaken zijn: de grootte van organisaties (in het onderwijs) waardoor het bestuurlijke deel wordt losgezongen van de dagelijkse praktijk. Ten tweede de doelen die gesteld worden: die zijn eerder kwantitatief van aard (studentenaantallen, personeelsomvang, derdegeldstromen) dan kwalitatief (tevredenheid stakeholders over prestaties onderwijsinstelling). En als derde de 'dadendrang' van bestuur en staf, die fiks is wellicht omdat ze teveel tijd hebben nu operationele, tactische en vakinhoudelijke aspecten niet meer tot hun portefeuille behoren. Zo werk ik in een organisatie die in een vast tempo een nieuwe strategie bedenkt. Dus niet na vier of zeven jaar als dat zo uit zou komen of continu een kleine bijstelling van de huidige strategie als dat nodig is, maar met een ijzeren ritme. De reden laat zich raden.
Willem Mastenbroek
Pro-lid
Beste Theo

Sociale klasse vind ik een breed begrip. De afstand tussen tussen top en uitvoering is een belangrijk kenmerk en als die afstand tot het door Lenette beschreven gedrag leidt dan wordt die afstand voortdurend bevestigd.
Of we dat nu een kwestie van klasse, stand, bestuurlijke elite, kloof tussen bestuurders en werkvloer of de arrogantie van de macht noemen, maakt mij niet uit. Ik denk dat de relatie tussen bestuurders en werkvloer telkens dezelfde kenmerken dreigt te vertonen. Dat patroon heb ik ooit beschreven als het ‘oerconflict’.
https://www.managementsite.nl/oerconflict-organisaties

De 3 kenmerken die jij noemt passen moeiteloos in dat patroon: "het bestuurlijke deel wordt losgezongen van de dagelijkse praktijk. Ten tweede de doelen die gesteld worden zijn eerder kwantitatief van aard (studentenaantallen, personeelsomvang, derdegeldstromen) dan kwalitatief (tevredenheid stakeholders over prestaties onderwijsinstelling). En als derde de 'dadendrang' van bestuur en staf, die fiks is wellicht omdat ze teveel tijd hebben nu operationele, tactische en vakinhoudelijke aspecten niet meer tot hun portefeuille behoren."

Kortom; de afstand tussen top en uitvoering wordt aldus vanzelf benadrukt. Met een streep onder 'vanzelf' want dat is het geniepige van zo’n patroon. Bestuurders zouden dit moeten beseffen en ernaar moet handelen. Maar de kracht van het relatie-patroon is zo groot dat het spel van 'Blame the Other’ hun handelen bepaalt. Bijvoorbeeld door met grote ijver door te gaan met de DOOMLOOP van regelgeving en systeemdwang. Hoe blind en onnozel kan je zijn? Maar zo gaat het. Telkens weer! En er is zeker wat aan te doen! Het begint met je bewust zijn van het patroon.
https://www.managementsite.nl/regelzucht-systeemdwang-maken-publieke-sector-kapot

Meer over Diversiteit in organisaties