Bert Overbeek is trainer, coach en interim manager, maar tegenwoordig kan je ook zeggen: organisatiedokter en -innovator. Opgeleid door NS en Schouten en Nelissen, besloot Jongebazen-oprichter Bert Overbeek na 25 jaar loondienst om voor zichzelf te gaan werken. Hij wilde zijn klanten meer op maat bedienen, de basis van zijn werk verdiepen en de kwaliteit van zijn werk vergroten en had het gevoel dat hij daarvoor onafhankelijk moest kunnen opereren. Hij is er gelukkig van geworden. (Website met filmpje: www.pitchersupport.jimdo.com)
Prof. dr. Mastenbroek van Managementsite ‘ontdekte’ dat Overbeek meer kon dan bedrijven helpen met verbeteringen van resultaat en sfeer. Hij vroeg de schrijvende organisatieontwikkelaar of hij een weblog voor jonge managers wilde bijhouden, als partnerlink van het grote ManagementSite. Dat was tien jaar geleden. Sindsdien schreef Overbeek bijna 1500 artikelen en zes boeken. Ze werden uitgegeven door Haystack en door Futuro Uitgevers. Twee boeken werden bestsellers en eindigden in de top 10 (‘Het Flitsbrein’ en ‘Mannen en/of vrouwen’).
Overbeek vindt kosteloze kennisdeling en informatie-uitwisseling zo belangrijk, dat hij hier op jongebazen.nl nu 10 jaar de finesses van het managementvak deelt met vakbroeders en collega’s. Daarmee liep hij voor op de moderne social media trends waarin het ‘geven’ van gratis informatie een marketing tool is geworden.
Meer dan 100 000 mensen bezoeken Jongebazen per jaar. En het heeft hem veel respect opgeleverd in managementland. Alles wat te maken heeft met het verbeteren van organisaties, teams en mensen boeit hem. 21 jaar ervaring en intensieve studies helpen hem daarbij. Zijn humor leidt er toe dat mensen hem graag inhuren als spreker en inspirator, en zijn veelzijdigheid heeft hem het compliment van een topvrouw opgeleverd, dat hij altijd een eigen gezichtspunt kiest en je daardoor aan het denken zet.
Organisaties weten de weg naar hem te vinden. Hij zei daarover in een interview: ‘Het is niet altijd makkelijk om mijn werk te combineren met jongebazen, omdat je op zo’n blog wel eens inzichten los wilt maken die strijdig zijn met wat gangbaar is in mijn vak. Wat zegt hij daar nu weer?, denken opdrachtgevers dan. Maar ik kan ze gerust stellen. In mijn werk kan ik me goed op een opdracht richten.’
Bert twittert op Goeroetweets, een titel die is afgeleid van zijn boek ‘Goeroegetwitter’. Het woord ‘goeroe’ is duidelijk met een knipoog. Want hij is wars van goeroeneigingen, en prefereert laagdrempeligheid. Jongebazen heeft een eigen groep op Linkedin.
Correspondentie met Bert Overbeek via pitcher.support@hetnet.nl Zijn website is www.pitchersupport.jimdo.com
Om het stuk nog krachtiger te maken zou ik graag de tien suggesties als concrete verbeterstappen beschreven hebben gezien. Wat zou er dan wél kunnen worden gedaan als een klas al vóór het einde van het schooljaar "al door de methode" heen is of hoe een "plusklas" wel effectief (waarde toevoegend) kan functioneren.
Hoe nemen we deze waste in de praktijk weg? Bij procesverbetering kijk je naar het versnellen van het processtappen: minder wachttijd, minder onnodige bewerkingsactiviteiten (non value adding, hooguit value enabling) en verlagen van foutief resultaat (e.g. first time right) waarvoor een controle in een eerdere processtap soms nodig is.
In het stuk wordt "bijspijkeren" en "vooruit helpen" genoemd, kan ik daaruit opmaken dat het gaat om "herhalen", "automatiseren" en "uitbreiden"? Want het lijkt mij niet de bedoeling om de verspilde lestijd uit het proces te halen door de lestijd te verkorten (minder lesuren), maar juist om de verspilde lestijd in te zetten voor productie-verhoging (meer kennis opbouwen).
Want de analyse klopt, nu nog concrete verbeterstappen.
Wat betreft de overproductie (geïsoleerde leerdoelen) wordt overigens wel de vraag gesteld waarom deze niet gecombineerd worden. Dat kan als een concrete verbeterstap gelezen worden.
Hopelijk komt de uitwerking in deel 5 aan de orde!
Ik kijk er naar uit.
Wellicht is het al een goed idee als op elke school in het PO bij de eerstvolgende studie-dag een sessie plaatsvindt om concrete verbeterstappen te formuleren. Vaak kun je het antwoord bij de professionals zelf op de werkvloer vinden.
Vriendelijke groet,
Jeroen de Lange
Ik zie locatiemanagers enorm hun best doen om de resultaten van de kinderen en dus school te verbeteren. En ja, ze hebben luisterend oor voor de ouders (niet in de klassen en buiten de lessen!) en ja, ze signaleren elk signaal waarbij ze in gesprek willen gaan met de ouder van het kind. Maar zij hebben enorme last van regelgeving (allemaal van bovenop geregelde papieren werkzaamheden), grote klassen, kinderen met een achterstand (achterstandswijken, allochtone afkomst, kinderen met een rugzakje), ouders die slecht of soms helemaal niet te bereiken zijn ...), bezuinigingen op ondersteunend personeel: geen conciërge of secretariaatsmedewerker mee zodat de directeur telefoon aanneemt, deur opent voor bezoek, de eigen financiën moet bijhouden, de website (je moet toch meegaan met je tijd) bijhouden etc.
En dan ... is er een zieke docent, ad hoc of langdurig. Omdat de bezuinigingen hier al hebben toegeslagen is er geen vaste invalkracht meer. Sterker nog er was een invalkracht en die mag van het bestuur wegens financiële regelingen niet meer mag blijven.
Ondanks alles blijf ik mij verbazen over de enorme elasticiteit van de leerkrachten die dit alles moeten opvangen en zeker over de wijze waarop. Een kanttekening wil ik daarbij kwijt, het team bestaat nu nog uit voornamelijk oudere, ervaren leerkrachten. Over 10 jaar zijn zij met pensioen en ik vraag mij af of de nieuwe leerkrachten nog steeds voor ditzelfde karretje te spannen zijn.
Kinderen zijn allemaal uniek en (veel) ouders weten dat. Elk kind zou gepast onderwijs moeten krijgen. Ik begrijp wel dat dat niet te organiseren is, maar wel een uitdaging. Plusgroepjes en "Extra aandacht" groepjes vind ik zelf wel heel zinvol. Bij mijn kinderen zie ik dat het werkt, daar wordt het dus op een goede manier aangepakt.
Ik ben het niet eens met de stelling dat alle niet educatieve activiteiten niet binnen schooltijd mogen vallen. Dat kan prima. Zorgt voor een andere inspanning/ontspanning en groepsdynamiek. Ze zouden dan wel een meerwaarde moeten krijgen door kinderen in de organisatie mee te laten doen, iedereen op zijn/haar aandeel te wijzen (ik ben ook belangrijk) en de sociale aspecten ervan te benutten.
Ik ben het met de voorgaande reactie van Anki eens dat scholen veel meer moeten flexibiliseren en samenwerken met al die andere voorzieningen die het nu ook moeilijk hebben. Daar zitten voor scholen, gemeenten, sporten, muziekscholen, theaters en noem maar op, ontelbare mogelijkheden!
Dat gold voor al die anderen echter ook ... en daar is het ook aan de gang. De slimme jongens daar begonnen als eerste ... en zijn nu het meeste waard. Zo zal het in het onderwijs ook zijn. Snooze ... you lose. Wake up ... you win.
Gewoon doorgaan dus ... een goede zaak.
Wanneer komt deel 5 uit?
De geschetste situatie herken ik zeker niet als ik kijk naar de gemiddelde basisschool in omgeving waar ik zelf als schoolleider werk. Zeker in Rotterdam en omgeving/ randstad zijn veel basisscholen aan de slag gegaan met opbrengstgericht werken waarbij het juist van belang is dat de leertijd efficient wordt gebruikt en de leerstof op niveau wordt aangeboden.
Verantwoordelijkheden worden meer en meer diep in de organisatie gelegd, leerkrachten voelen zich verantwoordelijk voor leerprestaties en juiste inzet van didactiek en methodieken.
Daarbij is compensatieverlof op veel scholen teruggebracht tot een minimum en bieden steeds meer scholen een verlengd dagprogramma aan zodat leerlingen meer dan 30 contact uren hebben.
Weliswaar denk ik dat een nauwere samenwerking tussen buitenschoolse opvang en school kan leiden tot een flexibeler en effectiever leerprogramma en daardoor tot betere schoolprestaties. Hierin is nog een wereld te winnen.
Verder beacht ik me dat de onderwijsinspectie wel ageert tegen het volgen van logopedie, fysio e.d. tijdens lesuren (mijn zoontje die in groep 2 zit moet zijn logopedie buiten schooltijd gaan doen, logopedie die notabene is aangevraagd door de school zelf om zijn taalontwikkeling op peil te krijgen) maar dus blijkbaar niet let op andere zaken in het onderwijs zelf die onderwijsuren kosten en -in tegenstelling tot logopedie bijvoorbeeld- niet bijdragen aan het beheersen van lesstof.
Zoals altijd staan er altijd wel goede dingen in een artikel maar door de grote ongeloofwaardigheid op voorgenoemde punten heb ik de neiging om het hele artikel niet serieus te nemen. Op basis van welk onderzoek onder basisscholen is dit artikel gebaseerd? En hoe groot was de steekproef? Geldig is de steekproef zeker niet.
Liever zie ik een artikel dat samen met minstens 10 basisscholen is geschreven, na een grondige analyse van de basisscholen en een top tien lijst waarvan de scholen samen met managers zeggen: 'en dit kan beter'.
In alinea 'Verspiller 1' wordt beweerd dat scholen twee weken voordat de zomervakantie begint de schriften mee naar huis geven en dat er nauwelijks nog les wordt gegeven. Waar halen deze onderzoekers deze informatie vandaan? Het lijkt mij dat zij geen enkele ervaring als leerkracht hebben, gezien hun beschrijvingen en veralgemenisering van de bovenstaande incidenten. In het artikel staan nog meer scheve vergelijkingen. Als leerkracht kan ik een artikel als dit niet serieus nemen.
Het onderwijs zit niet te wachten op nog meer onderzoekers die langs de zijlijn staan en ongefundeerd hun mening geven om zo carrière te maken. Over verspilling gesproken!
Onderwijs is geen *productie*proces.
Het is het proces van ontwikkeling van mensen en overdracht van cultureel erfgoed.
Schoolleiders, management-adviseurs en onderwijskundigen die onderwijs beschouwen als productieproces met alle managementtheorieën die daarbij horen neem ik niet serieus en dienen door niemand serieus genomen te worden.
Feiten en meningen worden door elkaar gehaald.
Bronnen ontbreken, het betreft waarschijnlijk hersenspinsels van de auteurs, die helaas niet de moeite genomen hebben deze te checken op waarheid. Wat toch les 1 is op de school voor journalistiek.
Het betreft dan ook geen journalisten, een van de auteurs is onderwijskundige. Daar zou je dan toch wat meer kennis verwachten van pedagogisch-didactische, vakinhoudelijke, en organisatorische onderwijsprocessen, de eisen die het ministerie en de inspectie daaraan stellen en de wijze waarop scholen daar invulling aan geven.
Er staan in dit artikel te veel eenvoudig te checken fouten, om het geheel als geloofwaardig aan te merken.
Wat mij betreft een populistisch schoolkrantstukje en dat is jammer. Er kan namelijk wel degelijk veel verbeteren in het onderwijs.
Ik vraag mij af wanneer de auteurs voor het laatst een gezonde en moderne basisschool bezocht hebben.
Computergebrek ( computers -3- in aantallen ten opzichte van het aantal leerlingen-29-) maakt het noodzakelijk om bepaalde opdrachten op papier op te zetten en na correctie van de leerkracht pas op de computer te laten uitwerken. Er zijn zeer snelle en ook zeer langzame leerlingen en dit maakt het haalbaar dat ieder kind de kans en gelegenheid krijgt de computer te benutten. Bovendien vraagt dit veel van het plannend vermogen van de leerkracht.
Spelling is in zowel werkstukken als opstellen een zeer belangrijk onderdeel = toepassen van de spellingsregels. Scholen waar dit niet van toepassing is, zijn wellicht eerder uitzondering dan regel. Bij topotoetsen wordt minder rekening gehouden met de correcte spelling van de namen van steden. Fonetisch opschrijven wordt wel geaccepteerd.
Werkstukken kunnen per mail naar de leerkracht worden verzonden. Correctie vindt ook op deze manier plaats en ook feedback wordt in het werkstuk per computer gegeven. Dit scheelt de leerling en de leerkracht enorm veel werk ( lees tijd) en vergroot de computervaardigheden van de leerlingen.
Spreekbeurten zijn absoluut belangrijk. Het gaat niet om het verhaal van de cavia dat je al honderd keer hebt gehoord. Presentatietechnieken van de leerlingen zijn belangrijk. Hoe breng je informatie over? Kun je dit ondersteunen met powerpoint? Hoe voeg je de juiste illustraties toe? Hoe voeg je geluid, tekst en bewegende beelden in? Hoe communiceer je met een groep die je tegenover je hebt. Je leert leerlingen vaardigheden waar ze straks, in de beroepspraktijk, van kunnen profiteren.
Tja, de sponsorloop. De overheid verplichtte de scholen tot invoering van actief burgerschap. De overheid stimuleert ook het bewegen op de scholen. Kinderen werden te dik en men sprak over de achterbankgeneratie. ( Auto in en auto uit.)
Hoe voed je kinderen op tot correcte deelname aan het maatschappelijke leven. Het stimuleren van betrokkenheid met anderen hoort daarbij. Een sponsorloop is een prettig voorbeeld van geintegreerd onderwijs. Je hebt een maatschappelijk doel en je stimuleert de beweging. Bijzonder creatief bedacht toch? Wat is daar mis mee?
Vergeet dan ook niet het rekenkundig doel. Wat hebben we opgehaald met hoeveel leerlingen in hoeveel dagen?
Plusklassen hebben absoluut een funtie en een doel. Wij leven in een kennismaatschappij en de overheid is zich bewust van de economische waarde die creatieve denkers hebben.
Leerlingen leren vanuit top-down denken problemen op te lossen in een plusklas. Het is geen bezigheidstherapie maar een andere manier van leren. Niet eerst de informatie en dan de opdracht maar de vraagstelling en het zoeken naar een passend antwoord is hier aan de orde. Het stimuleert het onderzoekend denkvermogen bij leerlingen. Je leert hen wederom vaardigheden aan.
De auteurs van dit stuk hebben wel bereikt dat er wordt nagedacht over waar wij mee bezig zijn. Laten ons nadenken over de waarde van onderwijs. Onderwijzen is meer dan het stampen van kennis. Onderwijzen houdt in dat je kinderen kennis bijbrengt in de pure zin van het woord maar ook: het aanleren vaardigheden om deze kennis te benutten en om over deze kennis en vaardigheden te kunnen communiceren.
Op veel gebieden kan er absoluut effectiever met tijd worden omgesprongen. Die studiedagen kunnen inderdaad op andere momenten. Laat dit maar ten koste gaan van de tijd die het zeer onefficiente vergaderen inneemt op de agenda's van leerkrachten. Ik pleit daarom voor een studiemiddag effectief vergaderen.
Ik pleit voor een vermindering van de verplichte administratie die de inspectie scholen oplegt, zodat leerkrachten meer tijd kunnen besteden aan een gedegen lesvoorbereiding. Ik pleit voor een vermindering van het aantal beleidsplannen welke steeds weer moeten worden doorgevoerd en vaak na een periode van twee jaar weer worden herzien of afgeschaft.
Ik pleit voor specialisatie ( dus vakleerkrachten) die de kwaliteit van het onderwijs ten goede komen. Ooit een mens tegengekomen die rekenspecialist, leesspecialist, spellingspecialist, musicus, artiest, kunstenaar, sportman, psycholoog, theoloog, specialist wereldorientatie, communicatiespecialist en opleider tegelijk is? Een mens dat daarbij flexibel is, humor heeft, geduldig is en met jong en oud kan omgaan? Vaak als maatschappelijk werker de rapportbesprekingen voert?
Effectiviteit wordt minder door de veelheid aan taken en zaken en op sommige terreinen is ook echt winst te behalen maar..... deze taken en zaken kunnen misschien wel eens belangrijker en waardevoller zijn op de lange termijn dan kostenbesparende effectiviteit op de korte termijn.
De stijl is denigrerend, met dedain voor iedereen die onderwijs maakt
De feiten onwaar,
De voorbeelden gezocht
Ik ga uit van jullie goede bedoelingen, maar wat zijn die dan? En hoe hopen jullie dat dit stuk daaraan bijdraagt?
Ik lees alleen maar over productiviteit en effectiviteit. Leren terugbrengen tot een tayloriaans productieproces (jullie maken de vergelijking met een autofabriek!) en leerlingen wegzetten als producten die zo snel effectief en goedkoop mogelijk in elkaar gezet moeten worden op een lopende band... Het is een schrikbeeld.
Ik ben oprecht benieuwd welke visie op mensen, leerlingen en leren jullie aanhangen. Hoe jullie denken dat deze maatregelen zouden bijdragen aan kwalitatief goed onderwijs, klaar voor de maatschappij van morgen. Sterker nog, ik zou er graag over in discussie gaan. Tot het zover is, ben ik van mening dat jullie in het artikel een advies hebben gegeven dat als een spiegel, heel groot, in het kantoor kan worden opgehangen.
"In beginsel kunnen we alles wat geen waarde toevoegt beter achterwege laten"
(en ja, ook die is makkelijk, maar dit maakt me echt boos, ik begrijp gewoon echt niet hoe je hoog opgeleid kunt zijn en dit soort onzin op kunt schrijven. Alsjeblieft, leg het me uit)
Het artikel getuigt verder van weinig inzicht in het leren van kinderen en het functioneren van mensen in het algemeen. Het getuigt wel van de kille wind van, in mijn ogen, vernietigende veranderingen die op dit moment door onderwijsland gaat. Het gaat allemaal om geld. Er zou op het niveau van besturen en dure interimmanagers eens flink gesneden en gereorganiseerd moeten worden. Waarom wordt er in het artikel bijvoorbeeld niet gesproken over de bedroevend slechte finnaciering van het onderwijs als 1 van de redenen van het disfunctioneren van scholen?
De uren die een leerkracht nog buiten schooltijd steekt in zijn werk, dat zou eens vergoed moeten worden.Ook een leerkracht werkt gemiddeld meer dan 40 uur per week . Een extra paar handen in de klas,daar zou het over moeten gaan.
De school als het organische middelpunt van de samenleving, een leer, groei en ontwikkelplek, dat is waar m.i aan gewerkt moet worden.
Er wordt gesproken van verspilling door wachttijd. Zo levert de plusgroep voor de snelle en slimme leerling geen toegevoegde waarde op. Ze leren er niets bij, het is in economische termen voorraadvorming, kinderen worden geparkeerd, onttrokken aan de ontwikkeling van hun eigen productieve kennis. Deze verspilling zal zeker voorkomen, de vraag is echter of dit algemeen opgaat. Daarbij geldt dat de intentie van de plusgroep niet hetzelfde is als het geconstateerde resultaat. Anders gezegd, als de plusgroep niet het gewenste effect sorteert, dan blijft de vraag nog overeind op welke andere wijze deze kinderen in kennis en vaardigheden zich verder kunnen verdiepen of verbreden? Het opheffen van de plusgroep om de verspilling tegen te gaan is ontoereikend, als deze vraag onbeantwoord blijft. Dit betekent een andere insteek voor de discussie.
Het tweede argument voor de verspilling door wachttijd betreft de afbouw van de lesstof vanaf mei in verband met allerlei feestelijkheden en de Cito-toetsen. In termen van economische productiviteit kost een feestdag voor een bedrijf, ook als deze mean en lean is, geld. Voor de school zou dit een verlies zijn van kennisopbouw. Door echter enkel in economische termen te waarderen en normeren, beperken de auteurs hun kijk op de (school)realiteit. Zoals een bedrijf hieraan ook waarde hecht, is de aanwezigheid van rituelen belangrijk voor de betekenis en identiteit van een school. Een schoolreisje is een dergelijk ritueel. Het moge niet direct productief zijn, omdat op die dag de tafels van 10 niet worden geleerd, of omdat een zin taalkundig niet wordt ontleed. Het is niettemin net zo zinvol omdat gewenst gedrag, communicatie, samenspel, saamhorigheid – zie het als de ontwikkeling van de sociale vaardigheden – hierbij aan de orde zijn en net zo van belang zijn. En het schoolreisje krijgt een vervolg in tekeningen en verhalen van kinderen in bijvoorbeeld de schoolkrant, waarbij onder andere taal en creativiteit op een voor de kinderen betekenisvolle wijze een plek krijgt. Scholing is meer dan alleen de economische kennisopbouw.
En hoe zit het met de Cito toets? De Cito is steeds minder een zaak van de scholen alleen. Ouders, gemeentelijk beleid, landelijk beleid, hebben allen min of meer hun belangen. En ook het vervolgonderwijs stelt haar toelatingseisen. Maar los daarvan. Een (goede) leerkracht kent zijn/haar leerling. In wezen levert de uitslag van de Cito toets niet echt een verrassing op of zou dit niet moeten zijn. Maar waarom dan toch afnemen? Los van de commerciële doeleinden en normatieve discussies die achter dergelijke metingen schuilgaan, zou je hiervoor kunnen pleiten als enige mate van objectiviteit. En ook een leerkracht kan nog niet helemaal zeker zijn. De Cito kán een hulpmiddel zijn om het voorlopig advies bij te stellen. En let wel, dit hoeft niet perse de Cito-toets te zijn. Er waren en zijn bedenkingen in het gebruik van de Cito-toets. Voor die kinderen bij wie bekend is dat ze heel laag zullen scoren en voor wie het advies voor het vervolgonderwijs hierdoor niet zal veranderen, wordt dit inderdaad gezien als verspilling (eigenlijk meer dan dat: het kan een negatieve impact hebben op hun zelfvertrouwen). Maar in het artikel gaat het niet om de betekenis van toetsen.
Het toetsen zelf wordt als onwenselijk gezien omdat het als onrendabele wachttijd ten koste gaat van het leerlingen bij te spijkeren of vooruit te helpen. Er wordt dan geen lesgegeven. Ik begrijp niet waarom deze twee zaken tegenover elkaar gepositioneerd worden. Het resultaat van de extra instructie, de extra begeleiding aan het kind wil je graag terugzien. Anders wordt het vrijblijvend. De vorm waarin de terugkoppeling plaatsvindt, heeft altijd iets van toetsing of een evaluatie in zich. Maar misschien gaat het de auteurs om de mate waarin. In dat geval is elke suggestie waarmee de administratieve last van meten en toetsen sterk kan worden gereduceerd, uiterst welkom.
Er wordt ook een inhoudelijk argument gegeven: de toetsing levert alleen overdrachtsinformatie op met een bevestiging van het achterstandsniveau van de leerling. Bij dit perspectief komt bij mij de eerder gesteld vraag van terugkoppeling weer boven drijven.
Er is niets mis mee om de leerkracht van de volgende groep zo volledig en juist mogelijk informatie te geven van elk individueel kind dat hij of zij volgend jaar in zijn klas krijgt. Dat dit tijd kost is niet te vermijden. Deze investering moet echter zo minimaal mogelijk. Leerkrachten vinden het zelf vervelend als zij veel tijd moeten spenderen aan de administratie en hierdoor minder tijd hebben voor het primaire proces. Als er verspilling gereduceerd kan worden, dan loont het de moeite na te gaan op welke wijze leerkrachten ondersteund kunnen worden in het reduceren van de administratieve lasten. Het gebruik van ICT (steeds meer), standaarden, een projectbureau, OOP voor dit secundaire en tertiaire proces kan hier fundamentele veranderingen inbrengen.
Het volgende argument voor de geconstateerde ‘wachttijd’ betreft, volgens de auteurs, de studiedagen en de lange vakanties. Een studiedag, het woord zegt het al, kost veelal een dag. Je zou het kunnen opsplitsen in 2 dagdelen en deze op de woensdagmiddagen, als er geen school is (ofschoon tegenwoordig ook experimenten zijn met flexibele schooluren), inplannen. Een studiedag is geen cursus, of niet alleen maar. Een studiedag is bedoeld voor het hele schoolteam, net zoals het hele management van een bedrijf op “heidag” gaat (hoe duur zal dat niet zijn?). En hier komt dan het logistieke probleem waar menig schooldirecteur mee te maken heeft. Het merendeel van de leerkrachten zijn parttimers. De woensdag is dan vaak geen optie, want velen zijn vrij. Goed, je zou ze kunnen ‘dwingen’, want je hebt toch hart voor de zaak. Of laat dit een dag in de vakantieperiode gebeuren, of wie weet desnoods op een zaterdag. We komen dan bij de elementaire rechten en plichten zoals die zijn vastgelegd in de onderwijs-cao. Dit wordt dan weer een ander discussiepunt.
Het logistieke probleem in de personele bezetting op te lossen door minder parttimers aan te nemen is wat menig schooldirectie graag wil. Maar het blijft bij de vader van de gedachte, want het aanbod van fulltime leerkrachten is heel laag. Misschien loont het de moeite om het salaris van leerkrachten in het primair onderwijs significant (dus niet met een paar tientjes) te verhogen, zodanig dat ook meer mannen meer gemotiveerd zijn om het onderwijs in te gaan. Natuurlijk gaat het ook om betrokkenheid, en niet alleen maar om het economisch principe. Vooralsnog zijn de meeste leerkrachten vrouwen die misschien ook dán, met een beter salaris, meer bereid zijn om fulltime te werken. Een betere salariëring zou wellicht kunnen leiden tot een evenwichtiger samenstelling van mannen en vrouwen, fulltime en parttime in het onderwijs.
Hoe zit het met de studiedag na schooltijd? Een studiedag is geen cursus, maar soit, het zou kunnen, een paar uurtjes informatie over een specifieke thema. Maar het is niet echt van toepassing om een studiedag met grote beleidsonderwerpen te houden. Dus dan toch maar, inderdaad onder schooltijd, zoals een werknemer in het bedrijf ook meerdere dagen in het jaar overdag nodig heeft om op cursus te kunnen gaan.
De lange vakanties? Ik teken ervoor. Dat er bedrijven zijn die hun relatief jonge werknemers 25, soms ook minder met 20, verlofdagen beschikbaar stellen, is nog geen argument dat de school met minder kan. Sterker, bij de meeste bedrijven bestaat het zogenaamde cafetaria-model als onderdeel van het human-resource beleid, dat de werknemer in de gelegenheid stelt om verlofdagen te kopen. En zodra dit financieel gedragen kan worden, wordt hier dankbaar gebruik van gemaakt. Anders gezegd, dit aantal van 20-25 dagen is meer een economische norm, dan een sociale norm. Ik zeg niet dat het aantal verlofweken in het onderwijs niet met minder zou kunnen: persoonlijk vind ik dat dit met minder kan en dat de ingeleverde tijd dan voor studiedagen benut kan worden. Ik zeg alleen dat de gestelde norm uit het bedrijfsleven als argument niets toevoegt en veeleer misleidt. Er zijn genoeg leerkrachten die hun administratie dan bijwerken, of werk mee naar huis nemen om na te kijken.
Dit geldt ook voor de uren na lestijd. Het feit dat een de school voor een kind om 15.00 uur eindigt, wil nog niet zeggen, dat de leerkracht ook klaar is. Een school is geen fabriek met een op keten geschoeide productie. Als het laatste fluitsignaal afgaat, kunnen alle arbeiders met hun lege broodtrommel naar huis. Lessen moeten worden voorbereid. En graag ook nog momenten voor onderling overleg, want we willen toch niet terug naar de cultuur dat elke leerkracht in zijn eigen klas maar autonoom volledig zijn gang gaat. En kwaliteitszorg is ook je eigen gedrag en opvatting toetsen met die van je collega’s. Dat hierin nog veel te winnen valt, wil ik graag toegeven.
Dat vakanties (in de zomer) voor kinderen wel eens lang kan duren, wil ik nog wel geloven. Als kinderen, na 3 weken met pa en ma weg te zijn geweest, zich dan nog eens 3 weken thuis stierlijk zouden vervelen, dan is het huis te klein. Graag naar school alsjeblieft. Kinderen zijn echter heel flexibel. Als ze met vriendjes en vriendinnetjes kunnen afspreken, weten ze zich uitstekend te vermaken. Maar hebben ze dan zoveel tijd nodig om de batterij op te laden? Ze zijn echt niet meer nodig om te helpen op het land. Vanuit de optiek van het kind zou wellicht de (zomer)vakantie korter kunnen. Kinderen zijn voortdurend aan het ontdekken en dit maakt school voor hen in principe minder stressvol, omdat de school met leren en ontwikkelen in het verlengde van dit ontdekken ligt
Overigens kan de lengte van de zomervakantie voor kinderen van gescheiden ouders, een bijkomend logistiek probleem, en daarmee ook sociaal-emotioneel, oplossing betekenen. In plaats van dat vader en moeder ruziën wie dit jaar nu het recht heeft om met hun kroost op vakantie te gaan, kunnen beiden nu met het kind onderweg. Ofschoon de regeling van de zomervakantie hierop niet gericht was, is de samenleving op dit punt wel veranderd en is dit feit, zeker in de grote steden, voor de ouders een belangrijk niet te onderschatten aandachtspunt.
Het argument van terugval en herstel in opstarttijd na de lange zomervakantie zou ervoor pleiten, dat ook ouders en niet de school alleen, net zo een belangrijke taak hebben in het scherp houden van de ontwikkeling van hun kind(eren). Voorlezen, stimuleren van lezen, leren met geld om te gaan (rekenen), aantrekkelijke computerspelletjes om ook die momenten van stierlijke verveling te verdrijven, kunnen leerzaam zijn in rekenen en taal, ruimtelijk inzicht en wereldoriëntatie om maar wat te noemen. Educatie is niet alleen scholing op school.
De genoemde argumenten van verspilling die moeten spreken voor een verkorting van de vakantieperiode zijn niet overtuigend.
Het wordt echter pas kwalijk als de vermeende verspilling ook nog als economisch onverantwoord en ontoelaatbaar wordt genormeerd. Het voorbeeld van Robin om hem een jaartje over te laten doen, waardoor hij een jaartje minder van zijn hoogste salaris kan genieten – is moeilijk serieus te nemen. Wat nu, als Robin toch maar overgaat, en in plaats van te willen spelen, nu anders moet gaan presteren, de druk hiervan voelt, faalangst ontwikkelt en later in datzelfde jaar van zijn topsalaris last krijgt van stress en met een burn-out thuis uit de roulatie ligt? Ik roep maar wat, als tegenvoorbeeld. Zeker, de juf moet Robin natuurlijk wel begrijpen en een te hoge druk moet worden vermeden. Ik ben het eens, dat kinderen door de leerkracht meer kunnen worden uitgedaagd; dat dit voor de leerkracht inderdaad betekent dat zij of hij uit de comfortzone moet stappen. Dat hij of zij de lat pas hoger kan leggen, als de leerkracht zelf over voldoende bagage beschikt niet alleen qua eigen kennis en kunde, maar ook over de vaardigheid vaak nog verborgen potentie en onvermoede capaciteiten bij het kind te herkennen. Dit is inderdaad de essentie van het verhaal, dat hierin verspilling kan worden tegengegaan. Dit vraagt echter om scholing (en studiedagen), besef en vertrouwen en goed leiderschap en begeleiding.
Overproductie dan? Voor de argumenten bij het voorbeeld van de deelmethode is veel te zeggen. Als het toepassen van een rekenmethode verwordt tot het toepassen van een truc, een stappenplan zonder dat er sprake is van enig begrip, dan zal het kind het nooit snappen. Het bieden van herhalingsstof zal daar ook niets aan veranderen, hooguit de laatste motivatie bij het kind om nog iets te willen opsteken volledig weghalen. Er is dan inderdaad sprake van verspilling: enerzijds van uitleg en instructie door de leerkracht en anderzijds van inzet en motivatie van het kind.
Van verspilling is ook sprake als de leerkracht zich vastklampt aan terugkerende thema’s die in methoden zijn vastgelegd. Ook dit is voor de leerkracht een comfortzone, als hij voorbijgaat aan de vrijwillige en spontane input van de kinderen, want de structuur uit de methode is bekend en voorspelbaar. Het kost minder energie en er wordt minder een beroep gedaan op zijn creatieve vermogen en het inregelen van de balans tussen structuur en de spontane inbreng. Laat dit vaak genoeg gebeuren, en het kind zal het voortaan wel laten om initiatiefrijk, creatief en spontaan te reageren en te acteren, zich te laten zien.
Ook in creatieve vakken, zoals handvaardigheid waar de vakleerkracht voordoet hoe een boom bijvoorbeeld geknipt wordt, onderdrukt hiermee de verassende uitkomsten die elk kind met een dergelijke opdracht vanuit zijn voorstellingsvermogen kan demonstreren. Dit kan inderdaad anders, meer gedurfd, meer uitdagend.
Het artikel eindigt met een tiental suggesties, verbeter-ideeën, om de werkdrukspiraal te doorbreken. Ik spreek liever over initiatieven omdat de relatie met de afname van de werkdruk niet zo duidelijk is als hier wordt gesuggereerd. Het zijn op zich goede initiatieven want het raakt de kwaliteit van het onderwijs. De meesten zullen niet nieuw zijn. Zo zal bij het eerste punt de schoolleiding de inspectie op de stoep van de school vinden als de school niet stipt begint en onderwijstijd verspild wordt. De initiatieven ten aanzien van parttime inzet en vervanging worden niet zozeer op relevantie maar eerder op haalbaarheid beoordeeld. Er is namelijk geen sprake van een luxeprobleem, want de spoeling is dun. Ten aanzien van de overige initiatieven: elk zichzelf respecterende school neemt dit ter harte. De mate waarin deze initiatieven worden toegepast, is wellicht niet overal voldoende. En soms moet het vuur weer worden aangewakkerd.
Zo ook kan een artikel waarin gepleit wordt dat een school bedacht moet zijn op verspilling (in tijd en inzet) wenselijk zijn. Want het is zeker zo, dat ook leerkrachten onzeker zijn en kunnen falen, opereren vanuit hun comfortzone, dat de werkdruk hoog is ten koste van het gewenste onderwijs(kwaliteit). En dat schoolleiders meer afstand moeten durven nemen van de waan van de dag en meer leiderschap hebben te tonen.
De argumenten en voorbeelden die in dit artikel genoemd zijn, zijn echter onvoldoende, ontoereikend en soms misplaatst. De aanleiding is te verklaren, maar maakt het daarmee nog niet acceptabel en begrijpelijk. De context van verspilling is ontleend aan het bedrijfsleven, begonnen in Japan in de Toyotafabriek. Deze lean-manufacturing filosofie heeft betrekking op het tegengaan van verspilling in de keten-productie van goederen. De auteurs hebben dit doorgetrokken naar het onderwijs. Het onderwijs is echter niet te vergelijken met een op keten-georiënteerde productiebedrijf. Scholing is niet alleen te waarderen met economische normen, ofschoon het gehanteerde begrip van verspilling daartoe wel uitnodigt. Scholing is meer dan alleen het kind omvormen tot een homo economicus. In dat geval zou pas echt sprake zijn van verspilling, namelijk van ons volledig mens-zijn.
Een jaar langer kleuteren: fantastisch voor de kinderen die nog wat tijd nodig hebben. Daar hebben ze de rest van hun leven profijt van. Ik heb heel wat te vroeg overgegane leerlingen de hele verdere basisschool zien knokken om er bij te blijven. Je kunt niet alles hebben als je wel leerrijp bent maar sociaal nog niet.
De vele vakanties: goed voor iedereen. Wie wil dat nou niet. Ik zeg het met een knipoog maar toch. Regelmatig afstand mogen nemen van je werk is heel gezond. Zou in het bedrijfsleven wel eens anders ingericht mogen worden. Dan waren er ook geen opvangproblemen meer ;) Minder geld verdienen een probleem? Dan doe je toch vakantiewerk?
Opstarttijd nodig: juist goed. Steeds maar in de volle vaart doorgaan doet een sporter ook niet. Eerst een warming-up toch? En een cooling-down na afloop.
Werkdruk in het onderwijs komt toch echt van de vele regeltjes, de hoge prestatiedruk en het maar blijven hameren op efficiëntie tot op de minuut. Ja, tot op de minuut. Want als ik echt al mijn 29 leerlingen goed zou willen helpen in mijn eentje dan wordt het een minutenschema tijdens een rekenles van 30 minuten. En dan moet er niet iemand tussendoor iets vragen hoor.
Wat lijkt me dat erg als je terugkijkt op je kinderjaren en je had nooit eens lol in de klas, hield nooit met elkaar de meester aan de praat over vroeger zodat hij de rekenles vergat, je mocht nooit uitgebreid vertellen over je doodgereden poesje, je had altijd een leerkracht die zenuwachtig op de klok keek en dat jij prachtig kon tekenen was wel leuk maar je kwam er niet aan toe onder schooltijd want je moest alle tijd besteden aan het rekenen waar je zo mee worstelde.
Thuis ben ik ook wel eens inefficient. Zit ik een artikel over onderwijs te becommentariëren terijl ik eigenlijk een klusje in de tuin had. Jammer dan. Morgen weer een dag. O ja, ik zie nu dat ik ook nog een was heb liggen...heu.... Ik zette het juist vandaag op Twitter: "Het beste dat je kunt doen in een drukke week is rustif aan doen. Je bent een mens, geen machine. Wat je wel doet doe je goed"
Met dit doorgeschoten en kille artikel schieten auteurs doel voorbij. Ik deel nl. wel conclusie uit ook eerdere artikelen uit serie dat ik scherpe(re) keuze mis in welke stof wel/niet wordt aangeboden binnen schooltijd.
Klopt onze analyse wel, een aantal inzenders zegt daar niets van te geloven. Het is allemaal maar onzin wat wij beweren. Om te beginnen: onze voorbeelden zijn niet fictief. Het zijn korte beschrijvingen van wat waar gebeurd is; geen fake verhalen. Dit soort zaken komt allemaal voor niet alleen op onze ‘Julianaschool’ maar op ook op andere scholen in Nederland. De wetenschappelijke onderbouwing dan, de representativiteit van onze steekproef? De inzender heeft een punt; het is ons niet precies bekend hoeveel tijd er nu precies aan wat wordt besteed. Zo’n onderzoek bestaat niet. Maar wij menen niettemin aannemelijk gemaakt te hebben dat de tijd voor onderwijs niet goed wordt besteed, en dat er tijd wordt vermorst. Steun hiervoor vinden we in de voorbeelden die wij mochten ontvangen. Maar mocht dit voor u niet overtuigend zijn, vraagt u zich dan eens af of het terecht is dat het aantal niet-productieve dagen op alle basisscholen maar liefst 75 (!) bedraagt. Voor de volledigheid: exclusief de weekenden. Natuurlijk dit is historisch gegroeid maar waarom zou het eeuwig zo moeten blijven? Daar horen wij in de felle, afwijzende reacties niet veel over. Er wordt gewezen naar de rol van de vakbonden, ons onbegrip van de regelgeving. Soms wordt er met geen woord over gerept, soms wordt het zelfs verdedigd met het belang ervan voor de logistiek bij gezinnen met gescheiden ouders en… kinderen kunnen zich best prima vermaken met vriendjes en vriendinnetjes, daar zouden ze ook van leren, net als op school (Sadko Ismangil).
Er blijken ook mensen die er gewoon van genieten en die vinden dat het onderwijs zich niet aan het bedrijfsleven hoeft te spiegelen (Hetty van Rijn). Daar kunnen we nog het best in komen. Maar het punt blijft toch staan dat als leerkrachten méér tijd aan onderwijs besteden zij simpelweg méér kunnen bereiken? Om heel duidelijk te zijn: nog los van de vraag wat de school of leerkracht dan zou willen of moeten bereiken. Wij zouden zo graag zien dat de potentieel beschikbare extra tijd wordt gebruikt voor de vergroting van de professionele bijdrage van de school in het leer- en ontwikkelproces van de leerling. Dat is toch giga belangrijk. Niet alleen voor de leerling maar ook voor de toekomstige samenleving. Onderwijs, opvoeding en ook cultuuroverdracht zijn daarin vitale factoren. En ja, natuurlijk is er ook tijd om in de klas te vertellen over het doodgereden poesje, of om een schoolreisje te organiseren. Veel inzenders schuiven ons vlotjes in de schoenen dat wij enge adviseurs zijn die niets anders zouden willen dan ‘kille kennisoverdracht’ of ‘eenzijdig cognitieve lesstof’ of woorden van dezelfde strekking. Onderwijs en opvoeding gaan toch ook over andere vaardigheden en de brede ontwikkeling van het kind. Natuurlijk! Maar dat is niet het enige! Je kunt toch niet zonder consequenties het cognitieve aandeel in de tijdsbesteding naar believen terugschroeven? Alle leerkrachten/inzenders weten toch dat CITO, in zeer nauwe samenwerking met de scholen (!), kinderen keihard toetst op hun kennis van harde vakken zoals rekenen en taal. Wie kinderen hiervan (te) weinig kennis overdraagt zorgt er dus zelf voor dat het kind minder mogelijkheden heeft voor zijn of haar de toekomstige schoolkeuze. Het is de leerkracht die hier feitelijk de beslissing neemt terwijl de leerling het kind van de cito-afrekening wordt.
Bauke van de Laan smeekt ons uit te leggen wat wij met onze bijdrage beogen. Hij leest alleen maar over productiviteit en effectiviteit. Het leren wordt in zijn ogen door ons teruggebracht tot een tayloriaans productieproces. De vergelijking met een autofabriek ontgaat hem helemaal. Het is in zijn ogen een schrikbeeld… Hij wil er graag met ons over in discussie. Maar er zijn er meer die het woord ‘fabriek’ lieten vallen. Zij zouden eens moeten ophalen wat ook al weer de kenmerken zijn van industriële fabricage en de Tayloriaanse organisatie. Wij vermoeden dat ze daarna ons standpunt kunnen delen dat het basisonderwijs zélf meer fabrieksmatig en Tayloriaans is georganiseerd dan ze hadden gedacht. Stel dat een fabrieksdirecteur geadviseerd door Taylor het basisonderwijs in ons land zou hebben ingericht. Hoe zou dat er uit zien? Hij zou ervoor hebben gekozen dat elk kind in het zelfde tempo dezelfde klassen met dezelfde leerstof met gestandaardiseerde lesmethoden met geprécodeerde oefeningen doorloopt. Inderdaad, een schrikbeeld dat werkelijkheid geworden is. Waarom vinden wij dat een schrikbeeld? Omdat niet valt in te zien hoe die onderwijsinrichting a. de maximale ontwikkeling van de talenten van het kind bereikt en b. de individuele verschillen tussen leerlingen volledig accepteert, respecteert en waardeert. En juist daarom kijken wij naar de inrichting van het schoolproces. Het gaat om het identificeren van die factoren die het toevoegen van waarde door de school daarbij ondersteunt dan wel belemmert. O ja, en hoe zat dat ook al weer met die autofabriek? Heel simpel: daar is het begrippenapparaat ontwikkeld waarmee je de verschillende soorten tijdsbesteding helder in beeld kunt brengen (en afwegen).
Tenslotte. We hebben veel defensieve reacties genoteerd. We hebben de opmerkingen gelezen over zin maar vooral over onze onzin, statements over de ‘kille’ blik. Het zij zo. Wij willen de aandacht vestigen op zaken die hoewel ze ‘normaal’ worden gevonden toch anders en beter moeten. Dan krijg je afwijzende reacties maar gelukkig ook discussie. De tijdsbesteding in het onderwijs is typisch zo’n onderwerp. Daar zult u in de komende jaren nog veel over horen. Tot degenen die het allemaal onzin vinden zouden we willen zeggen…denk er toch nog eens over na. Moeten we echt zo tevreden zijn met ons onderwijs? Waarom wordt de werkdruk dan door 60% van de leerkrachten als zeer hoog ervaren? Zelfs al meent u dat de tijdsbesteding ‘best goed’ is, zou het niet nog beter kunnen of moeten? Er waarom zouden steeds meer ‘buitenstaanders’ zich met het onderwijs gaan bemoeien of zich er zorgen over maken? Als het onderwijs een closed shop is en uitsluitend intern de discussie blijft voeren dan blijft de buitenwacht aanhoudend vragen om transparantie, verantwoording, geleverde prestaties en kwaliteitssystemen. Het onderwijs zelf houdt de voedingsbodem in tact voor een ‘low trust benadering’ door andere partijen. Het gevolg is meer wet- en regelgeving, meer administratieve druk. We dagen het onderwijs uit de comfortzone te verlaten en te laten zien wat er wordt gepresteerd. Maar voor al ook om te reflecteren op het eigen doen en laten. Want een succesvolle verandering van het onderwijs begint immers bij het onderwijs zelf. Daar zullen onderwijsmanagers nog een zware dobber aan krijgen want ‘It isn’t easy to teach smart people how to learn’.
“Wij willen de aandacht vestigen op zaken die hoewel ze ‘normaal’ worden gevonden toch anders en beter moeten(…)De tijdsbesteding in het onderwijs is typisch zo’n onderwerp.”
De inhoud komt niet over als de verpakking zoals ik heb duidelijk willen maken, ondeugdelijk is; vandaar de vele voorbeelden en argumenten waar het wél om gaat en de tegenwerpingen op veronderstelde oorzaak-gevolg verbanden uit de reacties.
“Maar het punt blijft toch staan dat als leerkrachten méér tijd aan onderwijs besteden zij simpelweg méér kunnen bereiken? (…)Wij zouden zo graag zien dat de potentieel beschikbare extra tijd wordt gebruikt voor de vergroting van de professionele bijdrage van de school in het leer- en ontwikkelproces van de leerling”
Een appèl hiertoe, zowel van binnenuit als van buitenaf is toe te juichen als dit leidt tot een dialoog over effectieve lestijd en over de effectiviteit van die lestijd - want dit zijn twee verschillende dingen. Ik heb het echter niet uit het artikel kunnen halen en daarbij, de reacties hebben dit niet bestreden, maar met de voorbeelden en argumenten het juist onderstreept.
Het antwoord met betrekking tot het tayloriaans georganiseerd onderwijs maakt het verhaal er niet duidelijker op. Moeten we het terugschroeven van het cognitieve aandeel in de tijdsbesteding in dit kader beschouwen? Namelijk dat het meer (tayloriaans) efficiënt mag zijn? Toch lijkt dit tayloriaanse principe in het onderwijs ook voor de auteurs een schrikbeeld te zijn. Dus hebben we het nu over de nadelen van traditioneel klassikaal onderwijs? Enigszins boos geschreven:
“Zij zouden eens moeten ophalen wat ook al weer de kenmerken zijn van industriële fabricage en de Tayloriaanse organisatie. Wij vermoeden dat ze daarna ons standpunt kunnen delen dat het basisonderwijs zélf meer fabrieksmatig en Tayloriaans is georganiseerd dan ze hadden gedacht. (…)En juist daarom kijken wij naar de inrichting van het schoolproces. Het gaat om het identificeren van die factoren die het toevoegen van waarde door de school daarbij ondersteunt dan wel belemmert.”
Het komt op mij alles verwarrend over.
Tenslotte, ik wil positief besluiten met het onderschrijven van de intentie die ik uit de reactie van de auteurs meen te begrijpen:
“(…)om te reflecteren op het eigen doen en laten. Want een succesvolle verandering van het onderwijs begint immers bij het onderwijs zelf.”
want, It will be easier if smart people themselves learn how to teach.
In de rest van de EU krijgen leerlingen van 9 tot 11 jaar: 800 uur les. In Nederland is dat 940 uur (cijfers OESO).
Kortom: uit de feiten blijkt dat Nederlandse leerlingen al extreem veel les krijgen. We besteden al buitensporig veel geld aan lestijd.
Het verband tussen hoeveelheid lestijd en bijvoorbeeld PISA-scores blijkt - in tegenstelling tot wat de auteurs van bovenstaand artikel lijken te verwachten - sterk negatief (zie http://bit.ly/ycUYmw).
Het heeft er dus alle schijn van dat hoe meer lestijd een land aan de leerlingen oplegt, hoe lager de PISA-resultaten. Dat zou de auteurs bekend moeten zijn, maar ze gaan er niet op in. Ze houden kortzichtig vast aan de evident onbewezen of zelfs onjuiste aanname 'hoe meer, hoe beter'.
Het is de houding van de middeleeuwse arts die vaststelt dat zijn aderlaten niet heeft geleid tot herstel van de patiënt, en daarom adviseert 'meer aderlaten'.
Wie zijn interesse laat uitgaan naar meer 'evidence based onderwijs', kan redelijkerwijs niet heen om de evidentie die Finland biedt voor de effectiviteit van hun onderwijssysteem. Dat systeem is niet gebaseerd op 'meer tijd' maar op 'meer kwaliteit'. Niet gebaseerd op 'meer sturen op output' maar op 'zorgen voor input'. Niet gebaseerd op 'afrekenen op resultaten' maar op 'vertrouwen in verantwoordelijkheid'. Niet gebaseerd op prestatieloon, maar op aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden die de beste, meest ambitieuze studenten naar het onderwijs lokt.
In de VS, het land van de kwantiteit, sturen op output, afrekenen op resultaten, structurele externe high-stakes testing, vallen de onderwijsresultaten nogal tegen, en is intussen het hele publieke onderwijs in oorlog met de boven hen geschikten. Met weinig belovende gevolgen voor de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep, en dientengevolge voor de kwaliteit van de instroom. En van wie krijgen de kinderen les?
Trek je evidence-based conclusies.
Voor dit schooljaar heb ik de nu reeds bekende activiteiten voor de maand juni erbij gepakt. Let wel het is nog maart.
Op 7 juni vieren de kleuterjuffen hun verjaardag.
Op 11 juni vieren de leerkrachten van groep 7 en 8 hun verjaardag
Op 14 juni is er een creamiddag voor groep 5 t/m 8
Op 16 juni is het vaderdag, de kinderen maken in aanloop hiernaar toe tijdens lestijd, de vaderdagcadeautjes
Op 17 juni gaan de rapporten mee naar huis en kunnen ouders zich inschrijven voor de rapportgesprekken op 19, 20 en 21 juni.
Op 19 juni vieren de juffen van groep 3 en 4 hun verjaardag
Op 21 juni hebben de groepen 1 t / m 4 hun creamiddag , de club die in aanloop op vaderdag tijdens lestijd de cadeautjes in elkaar geknutseld heeft.
Op 26 juni is er de musical van groep 8
Op 27 juni gaat de hele school een dag naar de speeltuin
Op 28 juni zijn wij als ouders van harte welkom voor een kop koffie/thee op het schoolplein en begint de vakantie.
En u als leerkrachten wil mij als ouder vertellen, dat u deze voorbeelden niet kent? Als een ouder 3 dagen eerder op vakantie wil is Leiden in last..... Maar wat is de toegevoegde waarde op de kennisverschaffing aan mijn kinderen in groep 5 en 6 deze maand?
Ik heb nog nooit zo'n onzinnig stuk gelezen. Zelf werkzaam in het onderwijs en herken het absoluut niet. Misschien hier en daar een tip gelezen maar voor de rest is het een belachelijk stuk. Misschien moet de auteur echt eens een school binnengaan en een weekje rondlopen. Verdiep je eens in het onderwerp voordat je er over gaat schrijven.
Leo en Carien, dit is absolute verspilde moeite en zonde van tijd en energie! Tip: terug naar de schoolbankjes!
En zo hollen wij van hype naar hype. Zonder feiten, zonder evidence. Op voorspraak van de niet-lesgevenden die zich verbeelden te weten hoe scholen het zouden moeten doen. En die voor hun te goedbetaalde consultancy, met uurtarieven die de uurlonen van echte leraren vele malen overstijgen, worden ingehuurd door schoolleiders en bestuurders die een steeds dikkere zak met belastinggeld te besteden hebben, waarvan een steeds kleiner deel naar lesgeven gaat en een steeds groter deel naar niet-lesgeven.
Kortom, als het om efficiëntie van middelen gaat, dan heb ik nog wel wat ideetjes.